Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een vrouw als een gedicht (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een vrouw als een gedicht
Afbeelding van Een vrouw als een gedichtToon afbeelding van titelpagina van Een vrouw als een gedicht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (4.08 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lisa Couwenbergh



Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een vrouw als een gedicht

(1980)–Rudolf Geel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Een vrouw als een gedicht

1.

Op een dag keek een schrijver naar een vrouw en raakte verrukt over haar. ‘Zij was zo mooi,’ schreef hij in zijn dagboek, ‘zo mooi als een roos.’ Later gebruikte hij die vergelijking in een boek. Een andere schrijver las hem en vond hem geslaagd. Hij gebruikte de vergelijking ook, die daardoor al minder origineel werd. Op het laatst hadden zoveel schrijvers en via hen weer lezers die vergelijking met de roos gebruikt, dat de beeldspraak versleten was geraakt: ‘zo mooi als een roos’ was van een vondst gedegradeerd tot een cliché.

Toen de vergelijking een cliché was geworden, besloten op een dag alle schrijvers ter wereld dat zij hem niet meer zouden gebruiken. En toen de schrijvers hem niet meer gebruikten, volgden de overige taalgebruikers. Zo gaat dat met versleten beeldspraak.

Gaat het zo werkelijk? Helaas niet. De werkelijkheid is veel ingewikkelder. Want terwijl veel taalgebruikers inderdaad dooddoeners en clichés proberen te vermijden, zijn er andere die er geen been in zien te pas en te onpas met diezelfde dooddoeners uit de hoek te komen. Waarschijnlijk denken toch nog heel wat mensen dat ‘zo mooi als een roos’ een uitzonderlijk dichterlijk en romantisch beeld is, dat veel uitdrukt. Of ze proberen gewoon iets dat ze aantrekkelijk vinden op deze manier te preciseren, zonder dat zij begrip hebben voor het feit dat je met versleten beeldspraak nooit iets in een nieuw en verrassend licht plaatst.

En nu is er nog iets: sommige mensen lijken helemaal niet gediend te zijn van originele, verrassende beelden. Die willen gewoon over een vrouw lezen dat ze zo mooi is als een roos. Dan weten zij tenminste dat het wel goed zit. Misschien staan cliché-beelden wel voor cliché-gevoelens. En misschien hebben

[pagina 54]
[p. 54]

cliché-gevoelens veel te maken met de behoefte van mensen aan vertrouwdheid.

Nu is het in ons dagelijks leven zo dat wij, of we willen of niet, voortdurend te maken krijgen met emoties van allerlei aard, die iedere bodem van vertrouwdheid onder ons wegslaan.

Misschien juist daarom dat veel mensen die vertrouwdheid zoeken als ze een boek lezen.

Stel nu eens dat iemand belangstelt in de liefde. En dus ook wil lezen over de liefde. Tja, dan staan hem veel mogelijkheden tot zijn beschikking. Zelf heb ik over de liefde heel verrassende dingen gelezen in het werk van de Franse schrijver Marcel Proust. Proust analyseert in Een liefde van Swann de vervoering en treurigheid van een verliefde man. Niet iedereen wil analyses lezen van de liefde. Velen zoeken de vervoering van de liefde op een of andere wijze in de boeken die zij lezen. Al was het alleen maar om te ontkomen aan de dagelijkse sleur van hun zo vaak liefdeloze bestaan. Daarom willen zij geen ingewikkelde beschouwingen lezen, die hen alle zekerheden uit handen slaan. Zij willen het avontuur van de liefde beleven, maar dan wel binnen vertrouwde grenzen. Die grenzen worden gegeven door de inhoud, die nooit ‘te ver’ gaat, maar ook door het taalgebruik, de manier waarop mensen in die boeken tegen elkaar spreken, elkaar beschrijven. De vorm van die gesprekken en beschrijvingen komt, evenals de inhoud, vaak op hetzelfde neer. Oud-Grieks en Latijn heten dode talen, omdat ze niet meer gesproken worden. Maar ook in onze eigen tijd, in ons eigen taalgebied, bestaat er een volstrekt dode taal, waarin toch duizenden verhalen verteld worden die door miljoenen telkens opnieuw worden gelezen.

Die moderne dode taal, die niet tot nauwelijks gesproken wordt en voornamelijk in geschriften bestaat, treffen wij onder meer aan in dokters- en kasteelromans.

2.

Toen mijn vader nog in vol bedrijf was als bankdirecteur, kwamen er vaak adellijke jongelieden die hij opleidde, bij ons over de vloer voor het afleggen van een beleefdheidsvisite.

Ik weet niet of dat nog zo is, maar een aantal jaren geleden vonden banken het kennelijk sjiek of extra betrouwbaar om mensen met een dubbele naam die rechten of economie hadden gestudeerd, aan te trekken voor de hogere functies. In ieder geval

[pagina 55]
[p. 55]

ontmoette ik af en toe een adellijke jongeman in onze woonkamer, vaak een wat broze gestalte. Steevast werd hij vergezeld door een weinig geproportioneerd meisje met een plooirok met sierveiligheidsspeld en een roze blouse aan.

Waren dit nu de graven en gravinnen die elkaar met zoveel elan in de vertrekken van hun buitens en kastelen beminden? Ach welnee. De werkelijkheid verschilde ook hier maar al te veel van het leven binnen de kasteelroman. Misschien zeiden echte graven en gravinnen wel heel originele dingen tegen elkaar in de badcel van hun bovenwoninkje. In dat geval zou er nog hoop voor hen zijn. Want hun evenbeelden in de flodderige boekjes van de sigarenhandelaar leefden in een wereld waarvan de marsepein op den duur toch wel verstikkend moest gaan werken.

Een paar voorbeelden van de uiterlijke beschrijving van die wereld:

‘Boven de duisternis stond een ongenaakbare sterrenhemel. Duizelingwekkend.’ En:

‘(De vrouw) drukte... Carla weer hartstochtelijk tegen zich aan en legde haar hand voorzichtig op haar wilde, donkere krullen.’

Waarom zijn dit clichés? Welnu, omdat sterrenhemels al duizenden keren als ongenaakbaar zijn beschreven. Omdat die ongenaakbaarheid zo voor de hand ligt, terwijl ook de constatering dat die sterrenhemel duizelingwekkend is, niet geheel meer nieuw is.

En dan die volgende zin, zo'n beeld als ‘wilde donkere krullen’, die combinatie tussen hartstocht en wild: het kan niet op.

Maar misschien zie ik het toch helemaal verkeerd. Want de voorbeelden hierboven komen niet uit een kasteelroman, maar uit het boek De doodshoofdvlinder van Jan Wolkers. Als een literaire schrijver dit soort beelden gebruikt, zullen het toch wel geen echte clichés zijn!

Op zoek dus naar betere voorbeelden, en nu in een echte kasteelroman. Wij nemen voor dit doel de ‘volledige kasteelroman’ ter hand over ‘de geheimzinnige ziekte van een mooie barones’. Het geschrift is getiteld Vandaag zie ik je voor het laatst, en het is geschreven door Barbara Mellin. Dat laatste zegt niet veel. Het is ongetwijfeld een schuilnaam. Schrijvers van dit soort verhalen hebben er meestal tientallen van tot hun beschikking.

[pagina 56]
[p. 56]

En nu die voorbeelden. De heldin in kasteelromans voelt altijd ‘sterke armen om haar schouders’. Zij huilt hartbrekend en kust hartstochtelijk, net als bij Wolkers. Maar verder dan kussen gaat ze nooit, want dat zou te schokkend kunnen zijn voor de lezers (van wie men altijd schrijft dat het lezeressen zijn).

In kasteelromans en aanverwante lectuur zijn de mannen altijd sterk en resoluut. Op hun gezicht verschijnt bij tijd en wijle ‘een tedere glimlach’, en als ze eens een keer iets moeilijks moeten zeggen, gebeurt dat ‘met een hese stem’. Bij het gedag zeggen kussen zij hun dames ‘vluchtig op de lippen’. Zij handelen en reageren kortom volgens volstrekt vastliggende patronen. Zij vormen zogenaamde stereotiepen: ken je er een, dan ken je ze allemaal. Omdat ze zo op elkaar lijken en omdat ze zelfs op elkaar moeten lijken (de lezers willen graven en gravinnen en verder geen flauwekul), kunnen hun eigenschappen en gedragingen ook bijna niet anders dan op een clichématige manier worden uitgedrukt. De personages reageren bijna op elkaar zoals dieren: doet de een dit, dan handelt de ander vrijwel automatisch op een volkomen vastliggende manier.

Die volstrekte clichématigheid komt ook heel duidelijk naar voren uit de gesprekken die zij met elkaar voeren.

3.

Het staat mensen in principe vrij tegen elkaar te zeggen wat hen invalt. In de praktijk zijn aan dat ‘alles zeggen’ veel beperkingen gebonden. Allerlei situaties doen zich voor waarin wij elkaar omzichtig benaderen en dus ook omzichtig onze woorden kiezen. Situaties waarin wij niet alles zeggen wat eigenlijk gezegd moet worden. Je kunt niet bij iemand binnenkomen en zeggen: ‘Luister eens goed kerel, sorry dat ik je stoor, maar ik heb net je vrouw onder de trein zien springen. Hartstikke dood.’

Zo iets zeg je niet. Afgezien van de woordkeus, stel je in het gesprek het uiteindelijke bericht van de dood een tijdje uit. Je werkt er naar toe, omzichtig, om de ander in staat te stellen de schok van de mededeling op te vangen.

Wanneer mensen iets met elkaar moeten bespreken, vallen ze meestal niet met de deur in huis. Ze werken naar het onderwerp van hun samenkomen toe, informeren naar elkaars gezondheid, scheppen een bepaalde sfeer. Die sfeer moet ervoor zorgen

[pagina 57]
[p. 57]

dat zij, ook wanneer er harde waarheden in het gesprek worden gezegd, toch bij elkaar blijven. Wanneer wij ergens iets gaan kopen zal die omzichtigheid over het algemeen niet nodig zijn. Daar komen wij voor het afsluiten van een strikt zakelijke transactie. Wanneer wij de winkelier kennen, zal er al snel een wat uitgebreidere vorm van sociaal gedrag optreden. ‘Goedemorgen,’ zeggen wij tegen de melkboer die ons uit bed belt. ‘Lekker weertje.’ We praten met mensen om hen gunstig voor ons te stemmen, om te laten merken dat we hen ook aardig vinden, of om hen niet te laten merken dat we hen haten. We praten om leegtes te vullen, we praten over het weer met onbekenden, om een soort wankele brug te slaan over de lacunes tussen ons. Sommige mensen hebben daar geen last van. Die vallen meteen met de deur in huis.

Via taal verschuilen wij ons voor elkaar, geven ons langzaam bloot. We proberen de mogelijkheden af te tasten om een ander voor ons te winnen. Of we proberen die ander in te pakken, te verzwakken, voordat wij toeslaan.

Mensen zijn in veel opzichten van elkaar afhankelijk. Vroeger kon een rijke een ambachtsman afbekken. Want die ambachtsman was voor zijn inkomen afhankelijk van de rijke. Tegenwoordig zijn de machtsbalansen meer in evenwicht.

Als de loodgieter het laat afweten, blijft het dak lekken. Die loodgieter heeft ons niet meer zo nodig als vroeger, omdat er minder van zijn soort zijn en meer lekkende daken.

In de kasteelroman is van omzichtige benadering meestal geen sprake. Daar gaat het zo:

‘Joop nam zijn vriend op met een medelijdende glimlach. Hij legde een hand op de schouder van Tom.

“Kom, laten we naar de rode salon gaan om de jarige te feliciteren. Een gesprek over Hetty maakt je droefgeestig. Hoe kon je je met haar verloven, Tom? Jullie karakters zijn volkomen verschillend. Weet je wel zeker dat een huwelijk tussen jullie kans van slagen heeft?”’

Praten in boeken verschilt altijd van praten in de werkelijkheid. De werkelijkheid is meestal uitgebreider, kent meer herhalingen. De schrijver weet dat en probeert de gesprekken die hij opschrijft toch een zekere natuurlijkheid mee te geven. Onder meer door de suggestie van aarzeling, onzekerheid die de werkelijkheid ook kent.

[pagina 58]
[p. 58]

Uit het geciteerde stukje dialoog uit de kasteelroman kunnen we niet anders dan concluderen dat de werkelijkheid daar wel heel veel geweld wordt aangedaan. Afgezien van de (alweer) clichématigheid van het taalgebruik en de houterigheid ervan, is het verbazingwekkend hoeveel inhoudelijke mededelingen in een paar volzinnen over de ander worden uitgestort. Als je dat allemaal achter elkaar over je heen krijgt, zou je toch minstens even moeten ademhalen om na te denken. Zo echter niet de aangesprokene. Die zegt niet:

‘Wacht even. Wat zei je ook alweer als eerste? Tja, ik moet erover nadenken. Je brengt me in verwarring.’

Nee. Onmiddellijk antwoordt hij op de vraag of een huwelijk tussen hem en Hetty een kans van slagen zal hebben:

‘Zolang zij niet van mij eist dat ik mijn manier van leven verander, beslist!’

Er is hier natuurlijk een kleine adder onder het gras. Het antwoord valt zo beslist uit, omdat uit de consequenties ervan nieuwe verwikkelingen zullen voortvloeien, die het verhaal zullen voortstuwen naar het gelukkige einde.

4.

Wat zeg je tegen elkaar als je verliefd bent, als de liefde je kwelt, als alles dreigt mis te lopen of toevallig even goed gaat?

Kortom: hoe praat je over de problemen en genoegens van de liefde?

De meeste mensen zitten daar altijd wat mee in hun maag. Wanneer is het moment gekomen dat je tegen iemand durft te zeggen: ‘Ik houd van je?’ Wat is trouwens ‘houden van’? Is dat niet erg zwaar? Kun je het niet beter opbouwen? Dus eerst zeggen: ‘Jou mag ik wel.’ Of: ‘Ik ben op je gesteld.’ Of: ‘Ik zou best eens bij jou koffie willen komen drinken.’ Of maakt het meer indruk als je meteen zegt: ‘Altijd wil ik bij jou blijven. Tot de dood ons scheidt’?

Je hoeft emoties niet alleen via woorden te tonen. Maar woorden spelen er vaak wel een grote rol bij. Gevoelens die met de liefde te maken hebben zijn door de eeuwen heen al op zoveel verschillende manieren verwoord. Soms lijkt het moeilijk om iets origineels te vinden. En toch proberen velen dat, omdat zij hun gevoelens als uniek ervaren en er daarom ook op een unieke manier over willen praten. Daarom zeggen velen heel moeilijk iets als ‘ik houd van je’. Omdat het al zoveel gezegd is.

[pagina 59]
[p. 59]

Aan de andere kant: omdat het zoals gezegd niet alleen om de woorden gaat, kun je zelfs versleten uitdrukkingen zodanig naar voren brengen, met behulp van onder meer gebaren en intonatie van de stem, dat die ander ze toch als heel persoonlijk ervaart.

In een geschreven tekst hebben we geen hulpmiddelen als gebaren en intonatie. Natuurlijk kun je als schrijver steeds vermelden ‘zei hij op zachte toon’, of ‘sprak hij met een knipoog’, maar dat wordt al snel knap vervelend. Daarom moet die schrijver proberen om inderdaad zijn personages clichés te laten vermijden in hun uitingen. Tenzij hij juist wil aantonen hoezeer mensen vaak via dooddoeners met elkaar spreken.

In de kasteelromans is het helemaal niet de bedoeling om iets aan te tonen. Daar gebruiken ze gewoon een clichétaal om gevoelens mee over te brengen. Daarbij komt dat de mededelingen over de liefde vaak potsierlijk en zo bombastisch zijn, dat ze eigenlijk op de lachspieren zouden moeten werken. (Maar dat is niet zo bij iedereen.)

Een paar voorbeelden:

‘Mijn verlangen naar jou was zo sterk. Eén keer wilde ik me overgeven aan jouw liefde. Eén keer!’

En:

‘Mara's vingers streelden teder zijn wangen. Ze glimlachte. “Ik houd heel veel van je Tom. Meer dan ik ooit van iemand gehouden heb. Ik heb naar je kussen verlangd. Als ik 's morgens wakker werd, waren mijn eerste gedachten bij jou. Als ik 's avonds de ogen sloot waren ook mijn laatste gedachten bij jou. In mijn dromen bestond alleen jij...”’

Dat is allemaal niet gering. In kasteelromans is nooit iets gering. En in tegenstelling tot de werkelijkheid zijn er weinig echt verwarrende dingen. Mensen tasten elkaars oordelen en gevoelens niet omzichtig af, zij spreken elkaar toe, leggen verklaringen af, die stuk voor stuk van iedere originaliteit en vooral diepgang gespeend zijn.

Ondanks al die tekortkomingen vinden deze verhalen, de kasteel- en bouquetromans en al die andere slapgekafte boekjes, een enorme aftrek. Daaruit kunnen we opmaken dat heel wat mensen er iets van hun gading in vinden. Een dagdroom, ver van de werkelijkheid en ver van iedere verhelderende fantasie.

Dat zij die dagdroom in deze boekjes vinden is niet verwerpelijk

[pagina 60]
[p. 60]

maar treurig. Want hun emoties zouden zoveel dieper kunnen zijn, hun ontwaken uit de betovering van de fantasie zoveel troostrijker.

De mooiste dromen zijn de dromen die de werkelijkheid een nieuwe dimensie geven. Verhalen die de eigen fantasie van de lezer stimuleren. Die zijn geest in werking zetten.

Al het andere bestaat uit lapmiddelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken