Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwars door 't leven (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwars door 't leven
Afbeelding van Dwars door 't levenToon afbeelding van titelpagina van Dwars door 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (507.12 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwars door 't leven

(1887)–Edmond de Geest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Hoofdstuk VI.
Hoe het komt dat Hein Claessens. tweemaal achtereen, zijnen trouwhoed moet opzetten.

Wij zullen, voor het oogenblik, Alfred De Neef aan zijne droefheid overlaten en naar het hospitaal te Gent terugkeeren, om te zien hoe het met den kleine gaat, van wiens geboorte wij in een vorig hoofdstuk melding maakten.

Na het verlies zijner jonge moeder wordt het kind met bijzondere zorg verpleegd. Iedereen, en vooral zuster Ursula, neemt deel in het vroegtijdig ongeluk van den kleinen knaap. Trouwens kan men wel iets ongelukkiger ter wereld bedenken, dan van zijne geboorte af door zijnen vader verlaten, verloochend en van zijne moeder beroofd te zijn? Bastaard en wees! Wees en bastaard! Wat al saâmgeperste scherts en hoon, wat al leed en wee bevatten meestal die twee woorden voor de toekomst van een kind, dat onder dergelijke omstandigheden geboren wordt. En nochtans, waar is de schuld van het zwakke wichtje, dat daar zoo goelijk en onbewust van zijn ongeluk, in zijn wiegje staroogend ligt te kijken, terwijl de moeder, die het pas het leven schonk, naar de laatste rustplaats aller stervelingen gedragen wordt?

Zou misschien des vaders misstap, als een vloek, op zijn schuldeloos hoofdje wegen? Een God van goedheid, die zich op een schuldeloos schepseltje wreekt, dat ongevraagd in het leven geroepen werd? Godslaster! afschuwelijke godslaster!

[pagina 39]
[p. 39]

Neen, kindje, rust maar voort! Hij, die zorgt voor de vogeltjes in het veld, voor den kruipenden worm in den schoot der aarde, zal ook u tot vader verstrekken.

De liefdadigheid, die deugd bij uitstekendheid, zal voortaan in uwe behoeften, in uwe noodwendigheden voorzien. Zijn de voedende borsten uwer moeder voor u eene uitgedroogde bron, eene andere bron, die der liefdadigheid welt nog frisch en overvloedig voor u!

Het knaapje, door de onbekende gebaard, is gezond en kloek, en zoo mollig als een pas geboren knaapje maar zijn kan. Ondertusschen wordt er gedacht om het kindje het doopsel toe te dienen; maar wie zal zijn peter zijn?

Zuster Ursula, die de buurt tamelijk wel kent, stelt voor Hein Claessens te nemen. Dit voorstel wordt aangenomen.

Hein Claessens is een eenvoudig dagwerker, die zijn dagelijksch brood, bij Jan en alleman, met zuren arbeid wint. Waar hij eens werkt, wordt hij meer gevraagd, want hij is naarstig, oppassend en eerlijk. Ook kan hij moeielijk al zijne klanten ten dienste staan, want iedere dag der week is wel tweemaal besproken. Overal moet hij om uitstel vragen om ieder op zijne beurt, zooveel mogelijk, te voldoen.

Sinds twee jaren is hij gehuwd; hij was toen zes-en-twintig jaren oud. Zijne vrouw, wat zuinigheid, naarstigheid en eerlijkheid betreft, het evenbeeld haars mans, telde twee-en-twintig lenten.

De beste verstandhouding heerscht steeds in dat huisgezin en geen enkel stroef of ongepast woord is, sinds hun huwelijk, den hemel van vreugde en genoegen, waarin de echtelingen zich verheugen, een enkel oogenblik komen benevelen.

Vrouw Claessens is strijkster van beroep en mangelt voor hare klanten. Al haar werk verricht zij binnen hare woning, die slechts een dertigtal meters van het ‘Caté de la Biloque’ verwijderd is.

[pagina 40]
[p. 40]

Treden wij een oogenblik dit huisje binnen. Hoe helder is het tipgeveltje gekalkt, hoe zuiver de twee treden geveegd, die men afstapt om de ruime langwerpig-vierkante keuken in te gaan. De zoldering is zoo laag, dat een persoon van gewone lengte haar met de hand kan bereiken. De keuken heeft, door hare diepte, wel iets het voorkomen van eenen kelder, maar alles is er zoo krakend net, zoo met orde geschikt, dat het er werkelijk fraai uitziet.

Geen stofje is te bespeuren op het oude eiken kastje, dat in den hoek staat. De prenten in hare vergulde lijsten met glazen, die door hunne reinheid het licht, door de kleine vensters binnengestroomd, glinsterend weerkaatsen, hangen evenwijdig van elkander en vertoonen ons de bijbelsche geschiedenis van den verloren zoon. Eene groote strijktafel is, in de nabijheid der voordeur, vóór het venster geplaatst. Eene witte vierkante wissen mand, gevuld met schoon gewasschen strijkgoed, staat er naast.

Op het oogenblik, dat de knecht van de Bijloke, gezonden om Hein Claessens tot het peterschap te verzoeken, het huisje binnentreedt, verschijnt vrouw Claessens uit eene nevenplaats. Zij begroet den knecht, - die daar wellicht nog meer boodschappen gedaan heeft - met den naam van ‘Karel’.

- Hoe vaart ge, vrouw Claessens? vraagt Karel.

- Tameljk wel, 'k dank u. Jammer maar, dat het werken mij tegenwoordig niet al te goed past.

- In uwen toestand is het wel te begrijpen.

Door ‘haren toestand’ bedoelt de knecht wellicht hare vergevorderde zwangerschap. Want wat zorg zij ook, uit eerbaarheid en zelfeerbied besteedt om haren toestand zooveel mogelijk te verbergen, geheel slagen daarin kan zij niet.

Vrouw Claessens vraagt, - wellicht om het gesprek over dat onderwerp, zoo spoedig mogelijk, te staken, - waaraan zij het genoegen van Karel's bezoek te danken heeft.

[pagina 41]
[p. 41]

Deze legt zijne boodschap af en de vrouw neemt bij afwezigheid van haren man, die uit werken is, het voorgestelde peterschap met alle welwillendheid aan.

- Wanneer zal de doop plaats hebben? vraagt ze.

- Ja! dat zal heden namiddag, om drie ure zijn.

- Goed; mijn man is er. Het is wellicht voor een arm schaapken van een kind! De menschen moeten elkander in den nood al eens bijstaan.

Het is uitgemaakt. Karel zal aldus de boodschap overbrengen, en nu stapt hij de deur uit.

Des namiddags om half-drie was Hein Claessens reeds in de Bijloke. Hij is in zijn beste pak gedoscht, - zijn zwart lakensch trouwpak, - dat enkel bij plechtige gelegenheden voor den dag komt. Daarbij heeft hij zijnen hoogen zijden hoed op, waarmede hij, volgens vrouw Claessens, sprekend op eenen heer gelijkt. Hij zal, als peter, in plaats van den onbekenden vader, de zedelijke en godsdienstige verplichtingen van het doopkind op zich nemen.

Tien minuten na drie was ook de meter, die nog wat aan beur haar te schikken had - vrouwelijke gewoonte - gereed om naar de kerk te gaan. Nu verlaat de stoet het hospitaal en wordt het kind, op groot gevaar van eene doodelijke verkoudheid op te doen, want het is bitter guur, over de vont gehouden en ontvangt in drie maal de vereischte dosis water over zijn naakt kopje, waarbij het erbarmelijk begint te weenen en de namen van ‘Jozef-Marie’ ontvangt.

De plechtigheid afgeloopen, keert men naar de Bijloke terug, van waar het kind naar de kinderkribbe zal overgebracht worden.

Moeder Overste bedankt Hein Claessens voor zijne dienstvaardigheid, doch, toen zij hem eenen dubbelen frank in handen wilde stoppen, als vergoeding voor zijn werkverzuim, weigert hij met eene waardigheid als voelde hij zich, door dit aanbod, in zijne eer gekrenkt. Ik dank u, Moeder, zegt hij, maar geld ontvangen voor de vervulling

[pagina 42]
[p. 42]

van eenen plicht van menschlievendheid, neen, dat niet! waarachtig Moeder, dat nooit!

De moeder ziende, dat die weigering oprecht is, dringt niet verder aan. Claessens is op het punt naar huis te keeren, als eene buurvrouw kwam aanloopen en hem verzocht wat spoed te maken. Zij doet hare boodschap met zooveel omwegen en geheimzinnigheid dat Hein er waar, lijk een weinig door onthutst is.

- Welnu, Melanie er is toch geene zwarigheid, zeker?

Melanie schudt bedenkelijk het hoofd....

- Geene zwarigheid!... Geene zwarigheid!... Ik kan dat maar zoo niet zeggen!.. Gij weet wel, Hein!.. De vrouw!.

Hein heeft begrepen en zet het in eens op een loopen, zonder er aan te denken, dat hij, met zijn zwart pak en zijnen hoogen hoed, een vertoon maakt als ware hij een op heeter daad betrapte zakkenroller, die, door eene gansche bende politieagenten achtervolgd, met al den spoed zijner beenen, het hazenpad kiest.

Hein komt juist bij tijd. Een kwartier later heeft zijne vrouw hem eenen ‘struischen’ zoon geschonken. De goede man zwoer later, dat hij bij het opzetten van zijnen hoed om zijnen doopzoon naar de kerk te geleiden, er op verre na niet aan dacht, dien weder zoo haastig te moeten opzetten om, als vader, zijnen eigen zoon naar den burgerstand en de kerk te vergezellen.

Iets waarmede de brave werkman echter hoogst in zijn schik schijnt geweest te zijn, en, zoo wij vermeenen, ook werkelijk was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken