Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwars door 't leven (1887)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwars door 't leven
Afbeelding van Dwars door 't levenToon afbeelding van titelpagina van Dwars door 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.65 MB)

Scans (507.12 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwars door 't leven

(1887)–Edmond de Geest–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Hoofdstuk X.
De voorzegging der heidin krijgt een begin van uitvoering.

Na het eindigen der les over zielleer, waarop Alfred, na zijn onderhoud met den heer Rector, tegenwoordig geweest is, maar waarvan hij, door kommer en wroeging verstrooid, hoegenaamd niets verstaan heeft, keert hij onmiddellijk naar zijne kamer terug. Daar werpt hij zich in eenen sofa en blijft, met het hoofd tusschen de beide handen, eenigen tijd in diepe gedachten verzonken. De indruk der berisping van den heer Rector moet wel hevig zijn, want van tijd tot tijd schudt hij het hoofd, of maakt eene koortsige beweging.

Wellicht is het de strijd tusschen zijnen plicht en zijne liefde voor Kaatje, die, als een storm, in zijne ziel woedt.

Wie zal de overhand hebben? Het geweten is zoo streng, zoo onverbiddelijk voor hem die moedwillig zijnen plicht verzaakt; maar ook de liefde is de krachtigste aller hartstochten. Van het besluit dat Alfred thans zal nemen, hangt wellicht zijn geluk of ongeluk af.

Zie, daar richt hij zich eensklaps op en loopt koortsachtig naar eene kast. Hij grijpt eenen bundel staatspapieren en telt. Nog veertig duizend franken! mompelt hij.

Nog een oogenblik staat hij in gedachten verdiept; daarna verlaat hij haastig de kamer. Aan den vastberaden stap, waarmede hij vooruit treedt, is het duidelijk, dat hij een afdoend besluit genomen heeft. Waar toch wil hij zóó spoedig heen? Is hij gered?

[pagina 65]
[p. 65]

Maar Alfred, jongen, die straat.... neen, gij vergist u zeker!...

Zonder aarzelen of dralen treedt hij de ‘Taverne de la Biloque’ in, en beveelt Kaatje, bijna op stroeven toon, hem in de nevenkamer te volgen. Kaatje gehoorzaamt zonder tegenspraak.

- Kaatje, zegt hij zonder voorbereiding, ik ben het leven, dat ik sedert een paar jaren leid, geheel moede; er dient een einde aan die levenswijs te komen.

- Wat meent ge, Alfred? Denkt gij mij te verlaten?

- Ik zou het willen indien ik kon; maar ik ben smoorlijk op u verliefd en de wilskracht ertoe ontbreekt mij.

- Zoo, mijnheer! Zoo iets is zeer vleiend voor u en voor mij.

- Om het even; spreken wij daar niet langer over! Bemint gij mij, Kaatje?

- Of ik u bemin! Gij durft het vragen?

- Welnu, dan zet ik door een voorstel uwe liefde op de proef.

- Wat zijt gij aardig, van daag!

- Zijt gij bereid alles en eenieder te verlaten om mij te volgen?

- Ik begrijp u niet! Verklaar u nader!

- Hier langer in Gent blijven, tot verachting en spot van eenieder, tot schande en oneer mijner familie, zal of wil ik niet. Zijt gij bereid mij te volgen?

- Waarheen? Alfred.

- Om het even! wanneer men iemand bemint, dan volgt men hem, al ware het naar Siberië!

- Ik bemin u, dat weet gij, maar.... Gent verlaten.... ik ontken het niet, is iets waaraan ik nog nooit gedacht heb.

- Gij mint mij niet! antwoordt Alfred somber.

- Ik min u van harte!

- Verbindt de vrouw zich in het huwelijk niet, blinde-

[pagina 66]
[p. 66]

lings eenen man te volgen, dien zij soms niet mint! en durft gij niet ‘vrijwillig’ uit liefde, wat sommige vrouwen uit onverschilligheid, ja gedwongen doen?

- Maar Alfred, wat scheelt u toch van daag? Ik ben schier bevreesd voor u; zoo zag ik u nooit!

- Ik ben dol, ziet ge; heden ben ik zot. Nu, gij zult mij volgen of......

- Gij wilt, gij eischt?

- Ik wil, ik eisch, of anders....,

- Anders?

- Anders schiet ik u en mij door den kop. Ik heb den moed niet meer zonder u te leven en ik heb nog te veel eergevoel om, in het openbaar, de verachting mijner studiemakkers te verduren.

Dit zeggende is Alfreds gelaat zoo vertrokken, zijne oogen gloeien zoo vurig en bewegen zich zoo zenuwachtig, dat Kaatje werkelijk schrikt en geenszins twijfelt, of hij zou in staat zijn zijne bedreigingen ten uitvoer te brengen.

- Maar.... waar wilt gij heen?... stamelt zij.

- Naar Londen! Gij weet, wat de kaartlegster ons gisteren voorzegde aangaande den zwarten hond, die ons van elkander zou trachten te scheiden?

- Ja.

- Dien zwarten hond heb ik gezien.

- Gij spot!

- Toch niet! Hij is niemand anders dan de Rector der Universiteit. Deze heeft mij ontboden. Verlaat ik u niet, dan wordt mij de Hoogeschool schandelijk ontzegd.

- En, wat was uw antwoord?

- Ik antwoordde niet.... maar, ik kan u niet verlaten; zonder u kan of wil ik niet meer leven.

- Dan zal ook het tweede gedeelte der voorzegging geschieden, dat wij eene reis zullen maken. Zijne pogingen zullen enkel strekken om ons des te nauwer te verbinden.

Misschien neemt Kaatje dit besluit, enkel omdat zij

[pagina 67]
[p. 67]

hoopt, dat het derde gedeelte der voorzegging, - haar huwelijk met Alfred, - zich dan insgelijks zal verwezenlijken. - Gij zijt dus besloten, vast besloten! zegt Alfred begeesterd.

- Ja 1 Vast besloten! Waar zien wij elkaar terug?

- Dezen avond, stipt om zes ure, vertrekken wij langs den pas ingehuldigden spoorweg, naar Oostende. Kwart voor zes ure zult gij in de wachtzaal zijn.

- Ik zal er zijn!

- Gij belooft het op uwe eer?

- Op mijne eer!

- Komaan, aanvaard deze hand en dezen kus. Tot van avond, Kaatje!

Koortsachtig en uitzinnig keert hij nu naar huis.

Aan den stoep der deur ontmoet hij zijnen huisbaas.

- Mijnheer Penninckx, zegt hij, wilt gij mij een oogenblik te woord staan?

- Volgaarne; hebt gij mij iets te vragen?

- Ik wil mijne maand kamerhuur betalen.

- Ho, Ho, Ho! Het komt er immers niet op aan. De maand is maar half uit.

- Ik vertrek nog heden, mijnheer Penninckx.

- Gij vertrekt!... Kom, kom, dat is niet ernstig!

- Zeer ernstig, mijnheer; ik ga dadelijk mijne koffers klaar maken.

- Gij zijt niet verstoord op ons, hoop ik. Wij hebben u altijd goed behandeld.... en....

- Inderdaad; ik dank u zelfs van ganscher harte voor de genegenheid, die gij mij steeds betoond hebt; maar, eene belangrijke zaak roept mij dringend elders.

- Indien het zoo is, mijnheer, valt er niets aan te doen; maar waarlijk, dat zal ons allen spijten. Mijne vrouw vooral, hield bijzonder veel van u!

Hiermede neemt de pasteibakker het geld op, dat Alfred intusschen op de toonbank neêrgeteld heeft, zet zijnen bril op en schrijft een kwijtschrift.

[pagina 68]
[p. 68]

De commensaal neemt het briefje op en spoedt zich naar zijne kamer. Daar de meubelen van zijne vertrekken aan baas Penninckx toebehooren, is Alfreds goed welhaast ingepakt. Na die bezigheid zet hij zich in eenen sofa. Zijn geweten moet toch niet gerust zijn, want van tijd tot tijd springt hij ijlings op en wandelt koortsachtig en driftig zijne kamer op en neder.

Het is bijna vijf ure als Alfred een rijtuig bestelt en den koetsier gelast zijne koffers op te laden.

Weldra is alles gereed en neemt Alfred afscheid van zijnen huisbaas. Moeder Penninckx heeft de tranen in de oogen en spreekt, met haren gentschen tongval Alfred goedig toe:

- Alfred, jongen, gedraag u toch altijd wel, en wanneer gij soms nog eens naar Gent komt, laat toch niet na ons te komen bezoeken.

Alfred belooft zulks werktuiglijk, daar hij slechts bekommerd is, om zoo spoedig mogelijk uit de voeten te raken. Nadat meester Penninckx en zijne vrouw hem nogmaals warm de hand gedrukt hebben, springt hij in het rijtuig en bereikt kort nadien het spoorweg-station.

Het is reeds half-zes, maar Kaatje is er nog niet. Alhoewel het vastgestelde ontmoetings-uur nog niet verschenen is, wordt Alfred reeds angstig. Zijn hart klopt geweldig en de minuten schijnen hem zoo verschrikkelijk lang toe, dat, ware er slechts een enkel voorbeeld, dat de tijd ooit op zijne baan stil bleef, hij bereids zou denken dat zulks nu weder het geval is. In den tijd van vijf minuten ziet hij wel tienmaal naar het uurwerk, waarvan de slinger - zoo regelmatig in zijnen gang - hem toeschijnt, opzettelijk om hem te tergen, zijn heên en weergaan te vertragen.

Het is nog twintig minuten voor zes ure. Alfred wordt zoo ongedurig en maakt zoovele ongerijmde gissingen, dat hij, zenuwachtig als hij is, het op een angstig wandelen zet.

Maar, daar houdt een rijtuig voor de statiedeur stil. Ha,

[pagina 69]
[p. 69]

daar is ze!... meent Alfred, en loopt naar het portier. Eene oude dame met groenen bril, vergezeld van eene kindermeid stapt uit.

Oude feeks! bromt Alfred, tegen de niets vermoedende dame en in zijne teleurstelling ontsnapt hem nog iets van ‘zich met gezondheid den nek te breken.’

Hemel! het is bijna zes ure. Het angstzweet berst Alfred uit; hij beeft van ontroering en ongeduld. Indien Kaatje hem bedrogen had...... wie weet!... Alfred wil de statie verlaten, wanneer een tweede rijtuig in dollen rid aankomt, plotseling stopt, en Kaatje met eene kartonnen doos aan de hand, er uitwipt.

Eindelijk!..... zucht Alfred. Met dien uitroep is al zijn angst en zijne misnoegdheid vervlogen. Haar de hand geven, haar goed doen binnendragen, den koetsier betalen, twee kaartjes vragen voor Oostende is het werk van een oogenblik.

Eenige minuten later zitten beide verliefden, alleen, in eenen wagen, en dit voor de eerste maal huns levens, want de spoor wegbanen zijn ten tijde van ons verhaal nog zeer zeldzaam in België.

De stoommachine laat een scherp gefluit hooren en de trein wordt op zijne ijzeren baan met onweerstaanbare kracht voortgesleept. Welhaast heeft hij zulke buitengewone snelheid genomen, dat de nabijstaande huizen als in het niet verzwinden en afgelegen boomen en voorwerpen nieuwsgierig naar den trein schijnen toe te loopen om hem, in zijnen duizelingwekkenden spoed, den afstand te zien verslinden. Het stoomgevaarte heeft weldra, met zijne onvermoeibare ijzeren longen en brandenden adem, eenen grooten afstand afgelegd. Alfred en Kaatjes begeestering klimt ten top. Zij vergeten een oogenblik dat zij, even als misdadigers, de stad Gent in het geheim verlaten. Zijn zij wellicht met den snellen trein hun geweten ontreden? In stede toch van bekommerd te zijn, schijnen zij vroolijk en opgeruimd.

[pagina 70]
[p. 70]

Hun geweten ontreden! Het geweten, dat op onstoffelijke vleugelen den schuldigen vervolgt al vluchtte hij, met de snelheid van den bliksem, de aetherische ruimte door. Neen Alfred, uw geweten zult gij niet ontvluchten, want het vindt, gelijk uwe schaduw, zijnen oorsprong in uzelf; het maakt deel van uwe geestelijke zelfstandigheid; gij draagt het in u!

Omstreeks half-acht waren de beide verliefden te Oostende. Des anderendaags zou de pakketboot ‘Hertog van Brabant’ uit die haven naar Londen vertrekken. Het is met die boot, dat Alfred en Kaatje den overtocht zullen maken. Zij begeven zich onmiddellijk naar het ‘Hotel de l'Océan’, op den zeeoever, nabij den veerdam van den ‘Hertog van Brabant’ gebouwd. Op het oogenblik dat zij er afstappen is de lucht kalm. In het verre verschiet echter hangen dikke, zware wolken en de hotelhouder meent, dat er dezen nacht storm op handen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken