Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700
Afbeelding van Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700Toon afbeelding van titelpagina van Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.33 MB)

Scans (12.55 MB)

ebook (4.00 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie
taalkunde/historische taalkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oude zinnen. Grammaticale analyse van het Nederlands tussen 1200-1700

(1992)–Frank van Gestel, T. Rinkel, Jan Nijen Twilhaar, Fred Weerman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 215]
[p. 215]

I. Oefeningen

1. Gegeven is zin (1):

(1) Sy willen vrede maecken ende tot de Egyptische vleeschpotten wederkeeren. (KORI 148)

a. Teken de dieptestructuur van deze samengestelde zin.

b. Laat zien hoe de oppervlaktestructuur wordt afgeleid en markeer het (de) samengetrokken deel (delen).

 

2. In sommige van de zinnen (2)-(5) is sprake van zowel voorwaartse als achterwaartse samentrekking.

(2)   Maar eer hy zich sterken, en van behoefte verzien kan, quam Sancio de Lodogno, door bevel van Alva, en dreef 'er hem zoo lichtlyk uit, als hy daar in geraakt was (NH 164)
(3)   Brune peinsde om sijn ghewin
  Ende liet hem so verdoren,
  Dat hi thoeft over die oren
  Ende die twee voordere voete in stac (REIN 676-679)
(4)   De Staaten, tijdt verworven, en zich met Groesbeek beraaden hebbende, gingen uitkoop met den Graave aan (NH 165)
(5)   Hy aldaer de nieuwe zyde verloren, en d'oude mede in brant ziende, en hoorende de ruitery de Doelebrugh over trecken, weeck naer den burgh met eenen hoop vlughtelingen, en verhaelde zijn gemaelin het overige van zijn wedervaeren; gelijck oock de bode kort daer op hem vertelde hoe het met
  5 d'abdije en al de stadt voort afgeloopen was (GVA 30)

a. Geef aan waar dat in welke van deze zinnen het geval is.

b. Leg uit hoe dat kan.

c. Geef met behulp van de doorhalingsmarkering, zoals gebruikt bij (5)-(7) in paragraaf 2, de afgeleide oppervlaktestructuur.

 

3. In (6)-(7) hieronder is sprake van reguliere samentrekking en hoofdsamentrekking. Laat dat zien. Leg nu aan de hand van deze zinnen het verschil uit tussen beide typen samentrekking.

(6)   De zwaare Ladders wierden daatelyk ten wederzyden van het ontsteeken deel opgerecht, volk daar op geplaatst, en de brand Emmers naar booven op het dak op gegeeven: maarze quaamen 'er niet (gelyk altyd en onvermydelyk gebeurt) voor datze half leedig gestort en uit gelekt waaren (KORI 135)
(7)   De Hartogh, hebbende zich tot noch toe een' verachting van 't bestaan der Geuzen laaten aanzien, gaf, met eenigh uitkyken van gramschap, te denken, dat hem deeze tyding ter harte ging; en den Graave van Arenbergh last, om met het regement van Sardinje van ontrent duizent mannen (...), Graaf
  5 Luidewyk in te toornen, en zonder slagh, te slyten. (NH 165)

[pagina 216]
[p. 216]

4. Elk van de onderstaande fragmentjes bevat een geval van TD. Geef telkens aan op welke plaatsen TD heeft plaatsgevonden, welk pronomen daar gedeleerd is, naar welk element in het voorafgaande dat pronomen verwijst en wat de syntactische functie van deze controleur is.

(8) Doe sloughene onse Here God ende es metten wormen verrot (ST 5)
(9) Doe Grimbeert stont in dese tale,
  Saghen si van berghe te dale
  Cantecleer comen ghevaren,
  Ende brochte up eere baren
  Eene doode hinne ende hiet Coppe (REIN, 283-287)
(10) Doe liepen die tranen over siin lier ende began wenen (ST 5)
(11) Dochteren, mijn hart hevet u langhe gunstig gheweest, ende heb altoes wil gehad mijn dochteren bij u te brengen (ST 5)
(12) Dat sal ure zielen in staden staen ende selt daer groten loen af ontfaen (ST 5)

5. In de onderstaande fragmenten is bij de gecursiveerde persoonsvormen het onderwerp verzwegen.

 

a. Beredeneer of hier sprake is van TD.

b. Zo ja, behandel de gevallen in kwestie dan als bij oefening 4.

c. Zo nee, wat is dan de verklaring?

(13)   Doe men Brune vernam
  In derre wijs van verren comen,
  Wart ghetwifelt van hem zomen,
  Wat daer quam ghewentelt zoe.
  5 Dien coninc wart de herte onvroe,
  Die Brune bekende te hant,
  Ende seide: ‘Dit es mijn serjant
  Brune, hem es dat hoeft so roet,
  Hi es ghewont toter doot
  10 Ay God, wie heeftene so mesmaect?’ (REIN 978-986)
(14)   Het was op enen avontstonde
  Dat Karel slapen begonde,
  Tingelem op den Rijn;
  Dlant was allegader sijn.
  5 Hi was keiser ende coninc mede.
  Hoort hier wonder ende waerhede!
  Wat den coninc daer gevel,
  Dat weten noch die menige wel.
  Tingelem, al daer hi lach;
  10 Ende waende op den anderen dach
  Crone dragen ende houden hof
  Om te meeme sinen lof (K&E 3-14)
(15)   Dit middel behaagde die H. Wijsheyd te gebruiken (die aller herten in sijn hand heeft) om met den Mensch na sijnen aard te handelen. Begaafde ook

[pagina 217]
[p. 217]

  en gebruyckte daar toe sijne Dienaren: somtijds geringen onder de menschen; oock wel groote en aansienlijcke, ja Coningen selve, [...].
(UIT 32, 13-19)
(16)   Selve die pape ne wilde niet sparen,
  Quam ute sinen bedde moedemaect.
  Martinet hi was gheraect
  Tote Tybeert ende riep: ‘Hijs hier!’
  5 Die pape spranc an dat vier
  Ende ghegreep zijns wijfs rocke.
  Een offerkeerse nam vrauwe Julocke
  Ende ontstacse metter haest.
  Die pape liep Tybeert naest
  10 Ende ghincken metten rocke slaen.
  Doe moeste Tybeert daer ontfaen
  Wel meneghen slach al in een (REIN 1240-1251)

6. Vertaal de volgende zinnen in modern Nederlands. Geef de naam van het verschijnsel dat zich in elk van deze zinnen voordoet.

(17) In eenen honc gaet hi ende sit (ST 12)
(18) Groot onghevoech dade hij die sliepe ende by u sate (ST 12)
(19) Daer hi eens nachts lach God ende bat (ST 13)
(20) Ende Tybeert stont ende ghal
  So lude, dat Martinet ontspranc (REIN 1226-1227)
(21) Ende als hij stont ende sach si (=haar) aen, [...] (LOEY 43)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken