Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4
Afbeelding van Werken. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (7.06 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4

(1907)–Julius de Geyter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Hendrik en Rosa; Cantaten; Kroonprins Herman


Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

IVe Tafereel

In 't paleis. De Koning, in de kleedij van opperbevelvoerder over 't leger, treedt binnen langs de deur links, gevolgd van een kamerdienaar. Deze neemt hem hoed en mantel af, en vertrekt.
 
de koning
Belt; tot een deurwaarder.
 
Laat binnen, straks, den Krijgsminister.
 
Ook straks van 't Laar.
Deurwaarder af.
 
Hoe erg sinds gisteren!
Zet zich aan zijn schrijftafel.
 
Welk een contrast in den Hoogenraad!
 
Toch allen pilaren van Land en Staat.....
 
Wat molmepalen daaronder; - maar
 
Wat eiken, wat zuilen stonden ook daar!
 
Vooruit nu!
De Krijgsminister wordt binnengelaten. De Koning rijst op, en reikt hem de hand.
 
Nog dank, mijn Generaal:
 
Uw taal in den Raad was heldentaal.
 
de krijgsminister
 
Uw daden waren koningsdaden.
Herhaalt.
 
‘Woorden genoeg. Het zwaerd nu ter hand.....
 
Er valt te strijden voor het Land.....
 
Te sterven met eer of met schande beladen.....’
[pagina 202]
[p. 202]
 
Die greep naar uw degen maakte kil;
 
Er liep door de harten een geril;
 
De woordenkramer zelf zweeg stil.
Neemt een papier uit een marokijnen tasch.
 
Hier is 't bevel om op te rukken.
 
Teeken het, Vorst, als uw reddenden wil.
 
de koning
Teekent.
 
Geen uur zal ons Volk voor geweldenaars bukken.
 
Laat nu klokken en bronzen monden
 
De tijding door heel 't land verkonden;
 
En vliegen nu treinen, orkanen gelijk,
 
Ten grenzen heen uit gansch het rijk.
Minister af.
 
de kroonprins
Binnentredend langs de deur rechts.
 
Dus, Vader, de oorlog is verklaard?
 
de koning
 
En 't is naar ons toe dat hi vaart.
 
Frankrijks leger, Duitschlands macht,
 
Ze rukken Rhijnwaarts dag en nacht.
 
Morgen staan er wellicht een miljoen.
 
Is Herman besloten zijn plicht te doen?
 
de kroonprins
 
Gij trekt te velde; ik trek mede,
 
En blijf aan uw zij tot er dood volgt of vrede.
 
Is 't wel zoo, Vader?
[pagina 203]
[p. 203]
 
de koning
 
Wel, mijn zoon.
 
Ook hecht ik van 't Laar aan mijn persoon.
 
de kroonprins
Verwonderd.
 
Van 't Laar?..... Wordt hij dan weder soldaat?
 
Is 't mogelijk dat hij zijn B..... oschvliet verlaat?
 
de koning
Hem scherp aanziende.
 
Hij zal tot mijn staf behooren, als gij;
 
Als gij, niet wijken van mijn zij.
 
de kroonprins
Zich beheerschend.
 
Ho.....
 
de koning
 
U en Uw Vriend wil ik veilig zien.
 
Ik hoop, dat van U ik hetzelfde verdien.
 
de kroonprins
 
O, Vader, moest U gevaar omzweven,
 
Ik zou mijn borst tot schild U geven:
 
't Is koningsbloed dat vloeit in mij
 
Ook van 't Laar zou dat, ook hij.
Kanonschoten dreunen van vier kanten buiten de stad.
[pagina 204]
[p. 204]
 
de koningin
Met open armen binnenkomend.
 
Rombout, Herman, neen, o neen,
 
Gaat nog vandaag, vandaag, niet heen!
Omhelst hen beurtelings.
 
de koning
 
Bedaar, Augusta. Wij gaan uit plicht.
 
De hardste plicht dient ook verricht.
 
Voor eeuwig is 't niet dat wij gaan:
 
Wij keeren wel weder zooals wij hier staan.
 
de kroonprins
 
Ja, Moeder, bedaar; 't is d' eer die gebiedt.
 
de koningin
Hem vastnemend.
 
'k Heb één zoon maar: verlaat mij niet!
Weer kanonschoten buiten de stad.
 
Elk éénig kind is vrij, - ook 't mijn.
 
Wilt gij niet zooals d' anderen zijn?
Loopt tot den Koning.
 
Rombout, Rombout, is dat nu
 
Wat ik verwachten mocht van u?
 
Is dat nu die eeuwige, eeuwige trouw?
 
Dat wat gij zwoert aan uw bruid, aan uw vrouw?
 
de koning
 
Ik zie, Augusta, o! met spijt
 
Dat gij zoo kleinzielig zijt,
[pagina 205]
[p. 205]
 
Nu in het land zooveel duizende moeders,
 
Ook om hun zoons, of zusters om broeders,
 
Opzien ten trone, trouwhartig, - en daar
 
Geen sterking vinden in angst en gevaar.....
 
de koningin
 
Rombout, één dag maar, één dag nog.....
 
de koning
 
Geen uur.
 
De tijd voor 't land is nu te duur.
 
Morgen misschien rukt men het binnen.....
 
Liever dood of beroofd van mijn zinnen,
 
de koningin
 
Rombout!
 
de koning
 
Dan verfoeid te worden, verfoeid en veracht,
 
Door heel ons volk, van geslacht tot geslacht!
 
de koningin
 
Dat niet, dat niet!
Kanongedonder. Krijgsmuziek.
 
de koning
 
Hoor die seinen.
 
In ieder baanhof brieschen treinen.
 
't Rukt alles op wat wapens vindt.
[pagina 206]
[p. 206]
 
de koningin
Bleek, maar vast.
 
Zoo ga, mijn Rombout; ga, mijn kind.
 
de kroonprins
 
Dank Moeder; zóó moeten wij scheiden.
 
Ik ga nu Baldwina ook voorbereiden.
Af rechts.
 
de koningin
 
Nogmaals, Rombout, vergeef het der Vrouw,
 
Vergeef het der Moeder: zij toont berouw,
Op heur hart wijzend.
 
Al bloedt het hier. - De Koningin
 
Zal sterker zijn van wil en zin.
 
de koning
 
Vergeven? - Vergeten is 't, en gansch.
 
Nooit waart ge mij zoo lief als thans.
Hij kust haar.
 
Ten trone zit men hoog in 't licht,
 
En..... harde plicht dient ook verricht.
 
de koningin
 
Ik ga tot Baldwina: zie zij het eerst
 
Hoe men ten Hove de smart overheerscht.
 
deurwaarder
Links.
 
Baron van 't Laar.
[pagina 207]
[p. 207]
 
de koning
Brengt de Koningin haastig af, rechts.
 
Tot straks, mijn leven.
 
Alweer voor 't Land..... Ik kom zoo even.....
 
van 't laar
Als majoor links op.
 
Mevrouw..... Sire.....
 
de koningin
Beziet hem, groet, en gaat met een gebaar van verwondering heen, mompelend:
 
Net mijn gemaal,
 
Toen ik hem zag voor d' eerste maal.....
Af.
 
de koning
 
Goed zoo, van 't Laar: een man van 't woord,
 
Juist als uw Vader, juist als het hoort.
Belt. Tot den deurwaarder.
 
Brengt den majoor hier naast.
Met een handdruk, tot van 't Laar.
 
Kom snel
 
Tot mij terug als kolonel.
van 't Laar toont zich verwonderd en gelukkig.
 
Ik zorgde voor alles.
van 't Laar af.
 
Wat trof haar in hem?
 
Gelijkt hi mij toch zoo, in houding en stem?
[pagina 208]
[p. 208]
 
Zal dat geheim, geen geheim dan blijven?
 
Zal 't klinken door 't land! Zal men 't prenten en schrijven?
 
Boet ook een Koning voor wat hij misdoet?
 
Natuur, 't was uw wil, en uw wille was goed:
 
Nooit heb ik liefde zoo innig gevoeld;
 
En nog is dat vuur in mijn hart niet verkoeld!
van 't Laar komt weer in zijn nieuw uniform.
 
Geluk, mijn brave! Ik wist het wel:
 
Ge zijt een flinke kolonel.
 
van 't laar
 
Hoe heb ik dat verdiend, mijn Koning?
 
de koning
 
Door uw Vader; en grooter nog wordt uw belooning.
 
Nu wijkt ge van mijn zij niet meer.
 
Tezamen nu henen, tezamen ook weer.
 
van 't laar
 
Mag zóó mijn vrouwe mij eens zien?
 
Dan keert zij naar Boschvliet geruster misschien.....
 
de koning
Verwonderd.
 
Is Bertha hier?
 
van 't laar
 
Zij wilde 't, Sire.
 
‘Wellicht’, zoo sprak ze bleek en bevend,
 
‘Zie 'k voor de laatste maal u levend.’
 
't Is een vrouw.....
[pagina 209]
[p. 209]
 
de koning
 
't Zij zoo. Laat haar
 
U bewonderen, kolonel van 't Laar;
 
En breng haar hier.
Kolonel af, links.
 
de koningin
Op, rechts.
 
Nog is hij bij Baldwina niet.
 
de koning
 
Herman?
 
de koningin
 
Hij sprak met zijn voedster, Karlien,
 
En ging dan 't Paleis uit, - dat heeft men gezien.
 
de koning
Geschokt maar met zelfbeheersching.
 
Hij komt wel weer.
 
Wat zegt de min?
 
de koningin
 
Ze groette hem, niets meer, niets min.
 
Hij groette haar met ‘goeiendag’.
 
Dat 's alles wat het schepsel zegt;
 
Het eeuwig verzwijgen van meid en knecht.
Plots.
 
Wie was de heer dien ik hier zag?
[pagina 210]
[p. 210]
 
de koning
 
Baron van 't Laar, de speelgenoot
 
Van Herman eens. Wat werd hij flink en groot,
 
Niet waar?
 
de koningin
 
Zijn moeder, is die dood?
 
Sinds jaren kwam zij ten hove niet....
 
de koning
 
Zooals het met grootmoeders nog al geschiedt.
 
de koningin
 
Maar dan haar zoon en zijn vrouw?
 
de koning
 
Wat zal ik u zeggen? Wij zullen in 't kort
 
Eens onderzoeken wat daar schort.
 
De zoon is intusschen een toonbeeld van trouw:
 
Hij biedt mijn stamhuis goed en bloed;
 
Hij brengt den lande heldenmoed.
Ter zijde.
 
Wat blijft hij lang voor Bertha uit!
 
de koningin
 
Gij mompelt, Rombout? Spreek toch luid.
 
Wie gaat bij Herman vóór Baldwien?
 
Tot wie ging hij heen? Ik vraag niet tot wien.
 
Waar toeft hij zoo, als ik geen uur
 
Meer krijgen kon: - de tijd is te duur.....
[pagina 211]
[p. 211]
 
de koning
 
Zoo hard niet, Augusta. Beeld u niet in.....
 
Niets, niets..... - Wees eens recht Koningin!
Van 't Laar komt op met Bertha, links. Zij groeten diep.
 
Daar is hij.
 
van 't laar
 
Toch eindelijk gevonden.
 
de koning
Hen voorstellende.
 
Mevrouw van 't Laar en haar gemaal, -
 
Het zaligste paar dat wel ooit werd verbonden.
 
de koningin
Opgeruimd.
 
Hermans gespelen, zoo ik niet dwaal?
 
de koning
 
Hermans gespelen, inderdaad.
 
van 't laar
 
En straks in 't veld zijn kameraad.
 
de koningin
Vurig zijn hand drukkende.
 
Sta hem ter zij, als ik uw gade!
Zij steekt plots haren linker arm onder Bertha's rechter - Wijst op den Koning.
 
Waak ook over Hem, - en dan op Gods genade!
[pagina 212]
[p. 212]
Het rumoer buiten, vóór 't paleis, is gedurig aangegroeid. In de verte hoort men nog meer gerij, gedommel, getrompet, geschut. - Op eens de krijgsmuziek dichtbij. Men hoort t' allen kanten troepen aanrukken.
De Kroonprins komt rechts op met de Kroonprinses.
 
de koningin
 
Ook hij hervonden!
 
de krooprinses
 
Maar om te scheiden.....
 
de koning
Van 't Laar en Bertha beduidend.
 
Speelkameraadjes van Herman, gebeiden.....
Het muziek blaast optocht.
De kamerdienaar opent plots eene dubbeldeur.
 
Nu ras, vaarwel, - vaarwel, - vaarwel!
 
Te paerd, zoon! Te paerd, kolonel!
Omhelzingen, handdrukken en af, de vrouwen stil weenend.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken