Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

De blomme

 
Een blomme stond te groeien
 
die van Gods eigen hand,
 
om prachtiglijk te bloeien,
 
op de aarde wierd geplant.
 
Zij stond daar bij de beke
 
die met heur klaren vloed
 
door heel de groene streke
 
de blomkes groeien doet.
 
Daar kwam de zonne 's morgens
 
en zocht met heuren straal,
 
vol teêrheid en vol zorgens,
 
den schoonen blommestaal.
 
Half toe en half ontloken
 
zoo stond de blomme daar,
 
ootmoediglijk gedoken,
 
in 't loover rondom haar.
 
Noch bie noch kwade dieren
 
en dorsten deze blom
 
genaken of ontsieren
 
heur ongeschonden rom.
 
Een Maged teêr van zinnen
 
die wierd de blom gewaar
 
en moeste ze beminnen,
 
en zij beminde haar;
 
beducht was zij van herten
 
daar mocht een leêlijk dier
 
eens op de blomme terdten
 
in zijnen wilden zwier;
 
zij mochte, van de spinnen
 
bedorven en verdaan,
 
te kwijnen eerst beginnen,
 
en dan te niete gaan;
[pagina 60]
[p. 60]
 
of door een lustig herte
 
om heuren glans verrukt,
 
eens worden, tot heur smerte,
 
van heuren stam geplukt:
 
zij dolf ze dus uit de aarde
 
en uit den moedergrond,
 
die haar het leven baarde,
 
en daar zij geren stond;
 
zij droeg ze op heuren boezem,
 
en, met een zoet geweld,
 
heeft zij den lieven bloesem
 
in heuren hof gesteld;
 
daar ziet zij alle dagen
 
heur zoete lieve blom,
 
heur herte en heur behagen,
 
heur blijdschap ende rom.
 
‘o Mocht gij lange bloeien
 
verplant in mijnen hof,
 
o mocht gij, blomme, groeien
 
in schoonheid en in lof,
 
en mocht ik het verhopen
 
dat de Opperheer van al
 
met nieuwe jonge knopen
 
uw stam verrijken zal!’
 
Zoo sprak de Maged reene,
 
met heure zoete taal,
 
wanneer zij zat alleene
 
bij heuren blommenstaal;
 
zoo wierden heur gebeden
 
van God den Heer aanhoord,
 
en bloeit de blomme op heden
 
nog altijd immer voort.
 
Nu moet ik nog ulieden
 
verklaren wie en wat
 
't verdichtsel mag bedieden,
[pagina 61]
[p. 61]
 
wat leering het bevat;
 
waar dat het veld mag wezen
 
waarop de blomme stond,
 
en wie de Maagd geprezen,
 
die deze blomme vond:
 
ik wete een van de vrouwen
 
in 't klooster, en indien
 
gij mocht de Nonne aanschouwen
 
gij zoudt de Blomme zien.

1855 (?)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken