Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Aan de leeuwerke in de lucht

Aan R. Willaert
 
Mij beminde Grijslawerke,
 
lieve zangster ende zoet,
 
die, op uw bedauwde vlerke,
 
met uw altijd reinen voet
 
de aarde stoot, en, afgevlogen
 
hooger dan mijn ooge draagt,
 
dáár, in d'hemelblauwe bogen,
 
dáár aan God uw klachte klaagt;
 
dáár waar gij den dag ziet breken,
 
wandlende op de wolkenbaan,
 
schouwende in de gulden streken
 
éér de zonne is opgestaan,
 
zingende op heur eerste lonken
 
uw verrukte vogeltaal,
 
drinkende met lange dronken
 
d'aldereersten morgenstraal:
 
'k heb u dikwijls nagekeken,
 
vruchtloos, in uw hooge vlucht,
 
ende mijne ziel geleken
 
bij de leeuwerke in de lucht.
 
Spant, o ziele, spant uw' vleren,
 
veerdig tot de hemelvaart,
 
wilt niet langer hier verteren:
 
op, geliefde, hemelwaard!
 
Schuwt al wat u kan bezwaren,
 
werpt het, schudt het, slaat het af:
 
wilt geen van die krachten sparen
 
die God zelf, o ziele, u gaf!
 
Laat ze, die deze aarde minnen,
 
lustig hunne wegen gaan,
[pagina 87]
[p. 87]
 
achter 't geen waarmeê de zinnen,
 
de ijdle zinnen zijn voldaan;
 
menig vogel wroet zijn leven
 
lang, en lustig, in het slijk,
 
gij, moet met den leeuwerk zweven,
 
hooge in 't blauwe hemelrijk.
 
Daar zult ge over hille en dalen
 
schouwen in den gulden Oost,
 
baden in de morgenstralen,
 
in die zee van hope en troost!
 
Troost voor 't altijd weenend herte,
 
dat maar immer vreugde 'n vraagt,
 
troost voor de onverzoenbre smerte
 
die daar altijd, altijd knaagt:
 
knaagt tot alswanneer gij rusten,
 
rusten zult in 't heilgenot
 
van die zee, die zonder kusten,
 
zonder gronden is, in God!
 
Leeuwerke in de hemelstreken
 
blijft gij nimmer, nimmer lang,
 
maar gij moet het lied afbreken
 
van uw blijden morgenzang;
 
gij moet weêr op de aarde dalen,
 
eens verstooten met den voet,
 
moet alhier het voedsel halen
 
dat u, arme, leven doet;
 
maar, mijn ziel, wanneer uw vlerken
 
eens, na lang verleden tijd,
 
losgaan ende mogen werken,
 
en gij vrij van 't lichaam zijt,
 
dan, o dan! zoo vliege ik henen,
 
snelder vlieg ik op de vlucht,
 
dan gij, Leeuwerk, ooit verdwenen
 
zijt in 't diepen van de lucht.
[pagina 88]
[p. 88]
 
Dan, o dan! zoo vliege ik hoog en
 
hooger, in mijn hemeltocht,
 
dan gij mij den weg kunt toogen,
 
Leeuwerke, in de blauwe locht.
 
Dan, o dan! zoo keere ik nimmer,
 
nimmer, nimmer, nimmer weêr,
 
maar ik blijve, schouwend immer
 
immer in het gulden meer
 
van dien Oceaan van Goedheid,
 
van dien Oosterdageraad,
 
die, wie eens genoot zijn zoetheid,
 
nimmer, nimmer keeren laat!
 
Dan, o dan! zoo zing ik lange en
 
langer als 't u is gegund;
 
zoeter klinken mijne zangen,
 
dan gij, Leeuwerk, zingen kunt.
 
Zoeter als de klokkegalmen,
 
die, vermenglende in 't getuit
 
van de meziegolven, walmen
 
's avonds als het avond luidt;
 
langer als 't gezang der winden,
 
die, aan 't spelen onder 't riet,
 
daar de schrale snaren vinden
 
van hun ruischend morgenlied;
 
zoeter als 't gelui der schellen
 
toen 't al klinklankt ondereen
 
van de koeien, die hun bellen
 
kluttren, klinken, ende weên;
 
hooger als de hemelbollen
 
die in eenige eenigheid
 
stralend door de ruimte rollen,
 
in de onendige eeuwigheid!

1857


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken