Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

[Spellewerkend zie 'k u geerne]

 
Spellewerkend zie 'k u geerne,
 
vingervaste, oudvlaamsche deerne;
 
die daar zit aan 't spinnen, met
 
't vlugge allaam, uw kobbenet.
 
 
 
Vangen zult g' ... hoe menig centen
 
in die looze garenprenten,
 
die gij neerstig, heen en weêr,
 
krabbelt, op uw kussen neêr?
 
 
 
Schaars genoeg om licht en leven,
 
schamel dak en doek te geven
 
u, die kanten wijd en breed
 
werkt aan 't koninginnenkleed.
[pagina 260]
[p. 260]
 
Vangen zult ge, o, schatten geene;
 
maar mijn hert, dat hebt ge, kleene,
 
vast gevangen in den draad,
 
dien gij van uw' stokken laat.
 
 
 
Geren zie 'k uw lantje, al pinken,
 
nauwe een leeksken olie drinken,
 
en u, 't bolglas doorgebrand,
 
volgen, daar ge uw' netten spant.
 
 
 
Spellewerkster, wat al reken
 
spellen zie 'k u neêrwaards steken
 
in uw kussen, slag op slag,
 
meer als ik getellen mag!
 
 
 
‘Ieder steke maakt me indachtig
 
hoe men 't hoofd van God almachtig’
 
zegt ge, ‘en tot zijn bitter leed,
 
vol van scherpe doornen smeet.’
 
 
 
‘En ik rake, alzoo 't voorheden
 
altijd mijns gelijken deden,
 
eerst mijn hoofd, een' spelle in d'hand,
 
eer ik ze in mijn kussen plant.’
 
 
 
Zingen hoore ik u, bij 't nokken
 
met uw' honderd spinnerokken,
 
wijls een lied wel, lieve: och laat
 
mij eens hooren hoe dat gaat!
 
 
 
En zij zong, de maged mijne,
 
't liedtje van Heer Alewijne,
 
hoe, vol wreedheid ongehoord,
 
's konings dochter hij vermoordt.
[pagina 261]
[p. 261]
 
Dan, den ‘telling’ zong zij mede,
 
na des spellewerkers zede,
 
‘Een is een,’ dat oud gezang,
 
van wel dertig schakels lang.
 
 
 
Zingt mij nog, mijn lieve kleene,
 
van de Moeder maged reene,
 
van sinte Anne, die gij dient,
 
als uw' besten hemelvriend.
 
 
 
Zong zij dan, al twee drie hoopen
 
stokken deur malkaar doen loopen,
 
weêr een liedtjen, op den trant
 
van heur spellewerkend hand:
 
 
 
‘Reine maged, wilt mij leeren,
 
na verdienste uw' schoonheid eeren,
 
die, van Gods gena verrijkt,
 
versch gevallen snee' gelijkt.
 
 
 
Onbevlekt zijt ge, en gebleven
 
reine maged, al uw leven:
 
wit als snee' zoo, Moeder mijn,
 
laat mij, laat mijn handwerk zijn.
 
 
 
Laat mij, een voor een, de vlassen
 
webben aan malkaar doen wassen,
 
die ge mij beginnen zaagt,
 
te uwer eere, o Moeder Maagd!
 
 
 
Onbevlekte, nooit volprezen,
 
laat 't begin en 't ende wezen,
 
van al 't gene ik doe en laat,
 
als dit maagdelijk gewaad.
[pagina 262]
[p. 262]
 
Dan, wanneer mij garen, stokken,
 
webbe en al wordt afgetrokken,
 
zoete lieve-Vrouw-ter-snee',
 
spaart mij van 't onendig wee!’
 
9-1-1893
 
Chrysanthemen, hofsch gegroei,
 
dat den winter komt beschimpen,
 
met het glimpen
 
en den gloei
 
van uw kakelbont gebloei!
 
 
 
Chrysanthemen, wit en rood,
 
blauw en bruin, en geel- en valuw,
 
peersch en paluw,
 
kleen en groot,
 
zad van verwe, en derf als dood.
 
 
 
Chrysanthemen, fijn geplooid
 
zijn de riemkes, zijn de snaren
 
van uw' blâren;
 
en gemooid,
 
of er goud ware op gestrooid.
 
 
 
Chrysanthemen, te allen kant
 
steken, scherpgevind, de vonken
 
uwer lonken
 
al ons land,
 
spijts den winter, heel in brand.
 
 
 
Chrysanthemen, zot gemutst,
 
kroes van hare of lang van stressen,
 
al in klessen
 
saamgedutst,
 
of verkloerijd en verklutst.
[pagina 263]
[p. 263]
 
Chrysanthemen, gij zijt recht
 
schoone, als 't zonneweêre u zegent,
 
maar, beregend,
 
hangt ge, oprecht,
 
lijk bij dranke, en scheef gevrecht.
 
 
 
Chrysanthemen, in Japan
 
houdt men wijdag te uwer eeren,
 
's jaars twee keeren;
 
alleman
 
droomt en dicht van u, alsdan.
 
 
 
Chrysanthemen, menigwerf
 
mocht ik uw' gedaante aanschouwen
 
op den blauwen
 
fijnen scherf,
 
mat van 't eeuwig mesgekerf.
 
 
 
Chrysanthemen, weêr 'k u vrij
 
levend, of geschilderd vinde;
 
welbeminde
 
blommen, gij
 
herontwekt het herte mij.
 
 
 
Chrysanthemen, heidendsch kruid,
 
Katharinendag staan open
 
al uw' knopen:
 
eer ik sluit,
 
weest haar toegewijd! - 't Is uit.
 
 
 
(Aan Jos. Samyn)
 
22/23-11-1890


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken