Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 895]
[p. 895]

Alphabetisch register van titels en beginregelsGa naar voetnoot1)

De titels der gedichten zijn met een vetter letter gedrukt: waar geen deel is aangegeven is het gedicht te vinden in het eerste deel)

Deel Blz.
Aan ...? II 712
Aan Ameet Vyncke 451
Aan de eerweerdige heeren Petrus, Vitalis en Victor Carlier 50
Aan de eerw. moeder v.d. grauwe zusters te Rousselaere 63
Aan de landslieden van Ardoye 64
Aan de leeuwerke in de lucht 80
... Aan den Lindeboom II 697
Aan den voorgaande 457
Aan dezelfde 224
Aan E ... 477
Aan Edmond 586
Aan Gabrielle Verriest 479
Aanhang (bij Tijdkrans) II 577
Aanhangsel (bij de Zielgedichtjes) 336
Aan H.K.E. II 756
... Aan Justine Van Doorne 224
Aan L ... 478
Aan Maria 148
Aan Mejuffrouw Constance Teichmann 353
Aanmerkingen (bij Dichtoefeningen) 161
Aan mijn breiend zusterke II 750
Aanroepinge 18
Aanschouw, met onberoerde schreên 128
Aanschouwt, den wormen nu niet ongelijk, tot tegen II 638
Aanschouwt Gods Zoon aan 't Kruise gedaan 529
Aanschouwt hoe dat ze lacht 512
Aanschouwt mij, hier en daar, II 513
Aanteekeningen (op de Zielgedichtjes) 327
Aan u voorwaar had menig man 291
Aan U zij dank, aanbidlijkheid 595
Aanveerdt, o Bruiloftmaagd, zoo rijke aan hemeldeugden, II 204
Aanziet de Kraaien, die van zaai- II 712

[pagina 896]
[p. 896]

Deel Blz.
Aarde laat uw' lenden open, 523
Abeelen II 374
Ach! 394
Ach Boudewijn, uw schoone naam 343
Ach droomen, droomen, 522
Ach, eer de mensch II 815
Ach, geliefde, u aan te spreken II 89
Ach Hemellawerke 423
Ach, hemellawerke, waar zit-je gij dan 423
Ach, herontsteekt de lampe toch! II 761
Ach, hoe dikmaals was 't mijn lot niet 496
Ach, hoe dikwijls ben ik toch gegaan 502
Ach, hoe zijnder veel te vinden II 202
Ach, Lena lief, daar is II 164
Ach licht en is het lot van al 521
Ach mij en dij dat laat mij weten II 773
Ach, mijn bietje, gij zingt zoo schoone, 516
Ach, Moeder, is 't toch waar, en moest het zoo geschieden, 344
Ach, moeders, moeders, moeders, en Jerusalemsche vrouwen, II 637
Ach, 't bitter leven is zoo kort: 232
Achttien vrome mannenkeesten, II 193
Ach, vier onnoozele schaapkens, 'k laat 325
Ach, wat pijne gij, Moeder, besieft II 816
Ach, weêrom groent, alhier aldaar, II 362
Ach, wilt mij gehulpen, 517
Adam heeft het zwaard II 817
Adam tot ons aller leed II 819
Adelheid S. Depotter 344
Adest II 583
Ad multos annos 652
Adolf Couckuyt 341
Adolf Goddaert 308
Adolf, tot u is God vandaag II 101
Adoro te II 329
Advocaat S. 222
Ah! gij hadt zoo geren 't leven 224
Aksternesten II 684
Albaan-August, August-Albaan, II 200
Albert Karel Eggermont 228
Albrecht H.M. Benoit-Delbaere 285
Album, uwe naam is valsch, 515
Al dat geboren is moet sterven en 't bekoopen 261

[pagina 897]
[p. 897]

Deel Blz.
Al die een hert hebt en hoort dat men klaagt, 646
Al dikwijls in dees droevig dal 58
Aleer het licht ten avond raakt, II 25
Alewijn, uwe oogen leken II 817
Alfons A. Tempelaere 275
Alfons Danneels 225
Alfons, gij zijt door God genood II 84
Alhier, aldaar, wijd uit, wijd om, II 701
Alijs, hoe lange is 't leên II 91
Alleen, uit aller oogen II 29
Allerzielen 338
Alles zweeg ... mijne oog, geloken, 499
Al liefde, en anders niet, 322
Al met eenen keer, ontbonden, II 598
Alois De Kiere 218
Al omsneeuwd al ombloeid II 780
Al rood is 't, dat ik zie: II 673
Als de appels bloeien, II 441
Als de Pastors klokske klipt, II 790
Als de ziele luistert 489
Als één verdriet is uitgezucht, II 359
Als ge moe geplogen, II 776
Als ge naar het kooren luistert, II 162
Als gij het zegt ik zal 't gelooven, II 309
Als ik jong was, zoo verlangde ik II 795
Als Jesuken over den boomgaard ging II 822
Als Loyola, de wondere man, 605
Als 't eeuw' ge voor den mensch begint, 278
Als 't herte vrij van zorgen II 785
Als zorgen mijn herte verslinden, II 395
Amand Andries 279
Amandine Martin 313
Amandine, uw deugdzaam leven 313
Amas Me II 332
Amedeus J.M. Donck 309
Amelberga V. De Vlaminek 296
Amelia Van Severen 226
Amelie Bekaert 255
Andere XXXIII 499
Anna G.M. d'Heygere 288
Anna Katharina Vercruysse 232
Anna, 't is uw' plicht op heden, II 99
Antwoord (van A. Thijm op Gezelle's opdracht) 368

[pagina 898]
[p. 898]

Deel Blz.
Antwoorde aan een Vriend 113
Appelbloeien, II 585
Arise ye flemings! II 784
Arise, ye Flemings, firm an bold II 784
Arm Huisgezin II 348
Armoede lief II 580
Ars artium II 593
Aspergen II 775
Athalie 543
Audite Coeli quae loquor ... 152
August Antonius Natalis Van Doorne 223
August Cam. Beuselinck 277
Auguste Louis Wostijn 265
Aurora 382
Ave Regina 612
Avond II 537
Avondrood II 530
Avondstond, mij willekomme: II 602
 
Baardemakers, brave lieden II 818
Baron Ruzette 656
Baron van Zuylen 554
Basileus, in 't grieksch, is koning, 449
Bast van murwe wijngaardbezen II 620
Bedankt, o kind, vandage of nooit II 88
Bedemaand II 239
Bedricht uw land, 'n wilt gij niet II 522
Bedrog en vreeze niet II 583
Beminde zuster, ziet die tranen in onze oogen, 568
Bemint men iemand, recht en wel, II 660
Bemint niet al 523
Benauwd van herten, ja II 822
Beneên den schelf, in 't zonneken, II 563
Berdzagers II 452
Bereukwerkt en berijkdomd door II 156
Berg op en sla mij niet II 810
Bermhertig weest mij, God, 250
Bertha Louise Huyghe 322
Betaal mij met 526
Betere dagen naken II 770
Betula Alba, L. II 488
Beziet die booze katte, hoe II 713
Bezoek bij het Alderheiligste 415

[pagina 899]
[p. 899]

Deel Blz.
Bezoek bij 't graf 198
Bidden en gebeden lezen, II 521
Bignonia Catalpa L. II 670
Bij den jaarhoop weêr al eentjen, II 42
Bijkans beet de zonne in 't Westen II 536
Bij kleener vreugden behelpe ik mij II 796
Bing-bang-bong! II 590
Binnenleidinge 673
Binst dat wij wachten naar het uur II 769
Binst het stille van den nacht 138
Bladerval II 698
Blanche Malfait 234
Blanche Malfait 235
Blanka Sidonia Soete 303
Blank papier, wat schrijft men op uw 489
Blijde kinderen 467
Blijdschap 417
Blijft, smed, je vier omtrent; 600
Blijve in 't Vlaamsch uw' naam niet ongemeld, 317
Bloeimaand II 419
Bloembladeren 526
Blomkes, lieve blomkes zoet, 18
Blootakker II 554
Boerke Naas 607
Bolle kake II 800
Bonte Abeelen II 435
Bonte kraaie, waar, och armen, II 52
Boodschap van de vogels en andere opgezette dieren 28
Boomen II 372
Boosheid breekt door alle banden II 818
Boschreuke, boomreuke, II 592
Bottende, en om uit te bersten II 797
Braaf kind van twee brave ouders, 275
Brand! II 466
Brandt los, mijn hert, van al dat uw 501
Brevier II 742
Brief (aan de medeonderwijzers in de Kath. zondagscholen) 144
Brief 428
Brijkroode oude wanden II 803
Broodbeestig dier, II 68
Broo'noodlijdende, II 794
Bruiloft 568

[pagina 900]
[p. 900]

Deel Blz.
Bruiloftlied 116
Bruno Clement 230
B.S.-1891 323
Buigen of bersten II 662
 
Caecilia, Caecilia II 815
Caecilia, weledele maagd 513
Cantemus Domino Gloriose 158
Casselkoeien II 513
Celina, Maria, gij dochterkens twee, II 101
Celina Maria Noppe 237
Charlotte Verougstraete 257
Christ. J.A. de la Croix d'Ogimont 297
Christina Desmet 269
χϱιστος ανεστι II 730
Chrysanthemen, hofsch gegroei, II 262
Cinxen II 690
Cinxenroozen, rood als bloed II 817
Cito! II 588
Clementina E. Dendauw 280
Clothilde Desmet 361
Clothilde Ph. Scherpereel 325
Clotilde M. D'Heedene 270
Coleta De Brabander 229
Coleta L. Spillebout 222
Confiteor, ik heb misdaan, II 766
Confiteor! ik heb mis gedaan, 522
Constantia F. Hage 347
Constantia Terras 272
Cordula - 1863 225
Courtrai! II 475
Cyriel Naert 291
Cytisus Laburnum II 664
Cytisus Laburnum L. II 599
 
Daar brandde een keerse van maagdenwas 587
Daarbuiten in 't gewoel van 't menschelijk betrachten, 554
Daar gaat een mensch en wandelt op der aarde 450
Daar hipt en wipt, den tak omtrent, II 595
Daar is een wondere drank dien elkeen schuwt te drinken, 589
Daar is hij, roept er een, II 796
Daar is hij wéér! De deuren toe, II 564

[pagina 901]
[p. 901]

Deel Blz.
Daar kwam er een wagen 96
Daar lacht een nieuwe zon de nieuwe velden tegen, 220
Daar liep een dichtje in mijn gebed, 497
Daar moet het zoete en zacht II 785
Daar staat gij van uw broedren al II 751
Daar staat hij 't edel hoofd omhoog, II 247
Daar staat hij, zoo 520
Daar viel mij in 't gedacht entwat, II 450
Daar wandelde op nen zomerdag 582
Daar zat in 't gers, een blommeken II 621
Daar zat ne keer een Averulle 136
Daar zijnder die de levensbaan, 207
Dagkrans II 9
Dank na de heilige misse 595
Dankbaarheid 515
Dank, o die mijn zonden 409
Dank, o God, dat Ge uit het kwaad ook 523
Dapper strijen de musschen tusschen II 121
... dat blauw 'k en weet nie' wat, 521
Dat de goedheid Gods geweten II 321
Dat God voor ons wierd II 816
Dat haar brave ziele in vreden 273
Dat handhaaft de vorke, II 592
Dat hier en daar en elders leeft, II 762
Dat ik was en is niet meer II 813
Dat kruis, dat gij mij gaaft II 763
Dat menig mensch II 823
Dat wilde ik weten II 540
Dat ze altemaal die God verachten, II 225
Dauwt, o Hemelen, regent, wolken, 114
David 572
De aarde davert en van onder 129
De achtste Stonde II 637
De Averulle en de Blomme 136
De Avondtrompe II 447
De Avondzonne II 536
De Beltrommel 109
De Berechtinge 99
De bergen smelten en de zee II 759
De beste kamers zijn 't II 775
De bladerlooze boomen, II 114
De Bleekersgast II 446
De bleekgroene schaaiaards, II 798

[pagina 902]
[p. 902]

Deel Blz.
De Blomme 59
De blonde Leije is weêr II 783
De Boodschap II 711
De boodschap uit des Heeren woon, II 711
De boomen roepen allen II 797
De boomen staan nog naakt, en in II 116
De boomen strooien weêr den weg II 698
De boomen zien zwart, van de zwellende botten; II 122
De brave Maarten 657
De brave maarten zijn zoo raar, 657
De brave vrouw, de goede moeder 281
De broederhand 367
De bruiloftklokke luidt, de kranzen zijn gewonden, II 149
De dagen langen, nauw genoeg II 804
De Dageraad II 680
De dag priemt, nauwelijks nog 583
De Dakpannen II 470
De daverende II 598
De derde Stonde II 634
De dertienste Stonde II 641
De deuren van den Oosten gaan, II 570
De Donderroe II 465
De dood 337
De dood en geeft geen een genâ II 818
De dood en heeft niet onverwacht 313
De dood en kan mij niet II 822
De dood heeft mij bereid 314
De dood is doof en blend, 306
De dood is onbermhertig II 302
De dood is onmeêdoogend, 316
De dood klopt altijd voort op rijke en arme deuren; 265
De dood van Kwasind 809
De dood, wat is de dood II 765
De Doornenboom II 658
De eerde doomt, de biezen leken II 81
De eerste Misse 605
De eerste ode Horatij 570
De eerste Stonde II 633
De elfste Stonde II 639
De gansche wereld weet Zijn almachtige wegen, 543
De Geesten 813
De geluw-groene weiden, II 78
De Gypten 614

[pagina 903]
[p. 903]

Deel Blz.
De goe de goe gedachten 493
De groote zon, de zomer is 421
De Hongersnood 820
Dei di che furone II 761
De Jacht op Pau-puk-kiewis 798
De jongen aan mijn vensterruit II 726
De jubelkroon 286
De Keerse en de koperen kandelaar 587
Deken L. De Bo 280
De kerels, ze waren zoo boos en zoo bot; II 187
De kerzelaar zijn trouwgewaad II 423
De kloostermaagd 128
De Kobbe 647
De Koning is gekommen 421
De Koning van de Priesters is niet meer 240
De kriekroode zunne II 26
Delancker is rechts afgereisd, 362
De landsche lucht, zoo vrij en vrank, 601
De leeuw der gulden sporen II 174
De Leye en zal van mij niet klagen II 740
De Leye II 677
De Leye leidt mijn oogen, lijze II 587
De Leye ligt zoo stille, alsof II 677
De Leye slaat dat 't kletst! II 481
De Leye wentelt, rond en blond, II 244
De liefde stak me in brande; 551
De lucht weergalme nu 308
De maaier zingt een zomerliedtje 490
De maan die deur 520
De Maarte komt besneeuwd II 803
De macht ontvalt den mensche aleer hij 't weet; II 299
De Mandelbeke 19
De man, dien God ons gaf, ons nam, 359
De mane zit en ziet II 798
De mane zit, in 't henengaan II 516
De Meiboom II 424
De meiboom vóór II 424
De Meimaand, in zijn blij gewaad, II 142
De mensch en weet vandage niet 269
De Moeder van Pieter Benoit 278
De musschen, weêral, vrij en vrank, II 679
De musschen zijn aan 't wild gepiep, II 111
Den aard van de olie II 751

[pagina 904]
[p. 904]

Deel Blz.
De Nachtegale II 417
De nachtegalen klinken, II 148
De nachtegale en spreekt niet meer II 785
De nacht in heure onzichtbaarheid 520
Den avond komt zoo stil, zoo stil, II 151
Den derden dag, eer 't licht II 773
Den eersten stap heeft wel gesteld 482
De negenste Stonde II 637
Den ganschen dag en doet II 589
Den goeden dag, dien God verleent, II 104
Den heelen nacht, zoo zat hij mij II 134
Den hoogen hemelkom II 598
Denkt aleer gij 523
Denkt gij, o vriend, dat dat II 793
Den nauwen wegel werpt II 801
... Den ouden brevier II 395
De oude kopwulge II 434
De oude kopwulg', hoort mij melden, II 434
De oude liedtjes zijn de beste: II 768
De oude roo dakpannen schijnen zoo schoon, II 470
De paden zijn, doo r't lang geweld II 628
De pikke slaat het kooren af II 222
De profundis! Klonk de bede, 178
De Puid 651
De puid, weleer, 651
De Ramen II 431
De ramen staan vol heiligen, II 431
De Regenbuie II 564
De Reuze II 391
De roeispaan in ons handen rustte II 749
De roep des Heeren 38
De schamele oude boom, II 658
De scherpe donderroe verdreegt, of waar 't, II 465
Desideer Johannes Van Haute 220
De Slekke 649
De snee lag op de daken, 504
De Sperretakken II 667
De sperretakken staan, nabij II 667
De stappen volgend van II 289
De sterke vrouw, waar Salomon 488
De straten, ze lagen in stukken gereên, II 244
De Tale des Vaderlands 373
De terwe ziet er zuiver uit, II 480

[pagina 905]
[p. 905]

Deel Blz.
De tienste Stonde II 638
De Tijd II 356
De tijd, aan wiens geweld II 206
De tijd komt weêr, dat zeggen ze al, 590
De trage ziekte brak intween 225
De trommels slaan, 632
De twaalfste Stonde II 640
De tweede Stonde II 633
De uiterste verten der wereld II 382
De ure is 't end' het plechtig zwijgen II 773
Deur hore en more moet ik, II 499
Deur 't haaghout raamt 405
De veertienste Stonde II 641
De XIV Stonden of De bloedige Dagvaart ons Heeren II 631
De verbliksemde boom II 750
De Vierbake des Levens 56
De vierde Stonde II 634
De Vier Winden 682
De vijfde Stonde II 635
De Visscher II 500
De visscher slaat een stok in 't zand, 376
De vlaamsche tale is wonder zoet, 504
De Vlaamsche Zonen zingen vrij II 180
De Vlaming staat zijn eigen taal en zeden af; 495
De waarheid is, II 582
De Wagen der Tijd 96
De Walen rap zijn aan den hoed II 743
De Waterspegel 79
De wereld draait nochtans II 802
De wereld had, met scherp geweld, 237
De wereld heeft zoo menig hert 350
De wereld is een wekkerspel, II 602
De wereld wist van hem noch goed noch kwaad te melden; 277
De wilde wind II 405
De wille des Heeren, II 792
De wind de boomen henenvaagt, II 568
De wind die uit de stikken waait II 802
De wind die uit het kooren waait, 510
De Winden II 535
De winden de winden waar vlucht ik II 754
De wintermuggen zijn II 341
De wolkenweg bedijgt II 173

[pagina 906]
[p. 906]

Deel Blz.
De wolken willen weg, de zee II 500
De Zaaidhede II 523
De zage zucht II 800
De Zang der Bruiloft 388
De zee, de zee, ze 'n zoeft bijkans II 535
Deze eerde dronk eens bloed en riep 508
De zegen Gods, u, mij en al II 790
De zesde Stonde II 636
De zevenste Stonde II 636
De zonne alreede is opgestaan, II 19
De zonne alreede is opgestaan, 612
De zonne boort een gat II 597
De zonne gaat op, II 584
De zonne is weg, die liên en land II 801
De zonne is weg, en 't daglicht heengevaren; II 539
De zonne rijst, II 21
De Zonneschicht II 412
De zonne vecht! Het noordervolk II 646
De zonne was gerezen, II 730
De zonne zit en steekt II 598
De zonne zit zoo snel II 110
De zwarte doorenhagen, eindlijk eens, II 124
Dichten is een gunste Gods II 766
Dichten is geen kunste kom II 767
Dichtoefeningen 5
Die aarde, hemel, zee en locht II 584
Die altijd, eere en plicht getrouw, 246
Die binnen II 352
Die blommen zijn beschaamd II 151
Die de wereld verkiest II 823
Die dood is en gekist II 822
Die drie-en-dertig jaar, 517
Die elken vogel voedsel geeft II 791
Die geen taal heeft 518
Die kindskindskinders ziet II 753
Die meest van al verdient dat iedereens gedachten, II 328
Die mijn hert hemint II 608
Die mijn hert bemint, o konde ik II 608
Dien Avond en die Rooze 456
Die nievers zijns gelijke en vindt II 791
Dien man zie ik geren rusten, II 795
Dien 't niet en deert den naam te voeren 82
Diepe in 't donker groen geborgen 602

[pagina 907]
[p. 907]

Deel Blz.
Die, rijk gekanst, is arm gebleven; 222
Die steen weêrsta den tijd, zoo lang 249
Die 't Kruis niet en draagt 518
Die varende vroue 617
Die verduldigheid wilt leeren II 809
Die verschgeroerde grond 511
Die Viervlaghe 592
Die vroeger lange vingers hadden II 786
Dit voetjen en dat voetje II 722
Doee nos orare II 521
Doctor Waffelaert 628
Doet dit te mijne indachtigheid! 514
Doet hetgeen gij moet II 763
Doet uit de wolken 't manna dalen, II 285
Dollemaand II 56
Dom en dwaas gedolven, II 72
Donderbare, die daar, stille, II 369
Dondermaand II 173
Doodemaand II 255
Dood was de stam van dat Kruise, en de winden 183
Doomend lijk een reukoffrande II 802
Door ongebaande 521
Draagt weg, draagt weg, gezant des Heeren, II 291
Drakenaren II 504
Drank 589
Drie dingen bezwaren mijn gemoed II 809
Drie Koningenlied 644
Driemaal XXXIII Kleengedichtjes 487
Due nos quo tendimus! II 690
Duiven II 678
Eduard Devettere 246
Eduard I. Van de Beugerie 261
Eduard J.L. Van der Mensbrugghe 316
Eduard J. Van Elslander 290
Een blomken heb ik staan, nabij II 433
Een blomme stond te groeien 59
Een bonke keerzen kind 454
Een brave man was hij, oprecht, en in geen doeken 267
Een dapper man was hij! Ten Madeleenenvelde 652
Een deuntje willen wij dichten II 761
Een' de uwe en een' de mijne II 757
Een Dichtslot II 757
Een dreupel Poesy 462

[pagina 908]
[p. 908]

Deel Blz.
Een edel kind wierd 373
Een Engel schoon 480
Een Engel te meer heeft het leven verhandeld, 257
Eene Wale spreekt tot u II 809
Een heel onvast onthouden van II 790
Een heilig einde, een goed begin, II 39
... een hulpend hand 523
Een jaar geleên, schier dag op dag, 289
Een jaar is haast voorbij II 812
Een jong man kan, 324
Een kind ontsliep: 218
Een Koorengraan, 510
Een liefgetallig liedtjen op II 767
Een meezennestje is uitgebroken, 396
Een rijmsnoer ben ik rijk gebleven, II 596
Een schalkaard had een bie gevaân 616
Een scherpgetande haak, II 590
Eens dat ik gezeten was 89
Een stap is 't maar 228
Een vrouw genaakte uw kleed, o Heer, 492
Een wijzer woord 441
Een' witte schorte en binders, II 63
Een witte spree II 347
Eenzaam om mij, allentwegen, II 35
Eer dauw en dag II 802
‘Eere en lof zij Mudjikiewis!’ 682
Eer Ge ooit het oordeel vellen komt, II 269
Eerste Communie (Gabrielle) 480
Eerste Communie (George) 482
Eerste Communie (Joseph) 481
Eerste XXXIII 488
Eerste Misse van E.L. 634
Eerste Misse van Ivo Callens 621
Eerweerde pater, wijd vermaard, 611
Eerweerdig hoofd, dat denken doet II 216
Eerw. H. Aud. Lootvoet 354
Eerw. H. Aug. Delancker 362
Eerw. H. Emile de Monie 310
Eerw. H. Jules Verschaeve 359
Eerw. Pastor Pieter Busschaert 324
Eerw. Pater A.J. Leroeye 348
Eerw. Pater Ameet Vyncke 301
Eerw. Pater C. Lievens 346

[pagina 909]
[p. 909]

Deel Blz.
Eerw. Pater Leo Marques 344
Eerw. Zuster Marie Stanislas Moeder Overste van Sint Jansput te Kortrijk 1891 319
Eeuwelingen II 456
Eeuwig, ende tallen dagen, II 597
Eeuwkrans II 297
Egelentieren roosken, roosken, 511
Ego Flos ... II 699
Ego Vigilabo II 539
Eheu! Fugaces II 584
E.H. Dhoop (1840-1880) 249
E.H. Evarist Priem 583
E.H. Victor van Coillie, 1888 300
Eiergoed zijn ze altemale, II 233
Eilaas, eilaas, 252
Eilaas, mijn licht is uitgedoofd, 320
Einde en al van mijn bedrijven, 526
Elisa A.M. Terrière 296
Elisabeth II 349
Elisa, blijft ons nog, schoon door de dood gescheiden, 296
Elisa Justine Poignie 298
Elk mag wel in zijnen zaken II 809
Ellendig, al me' leven, II 461
Elodie De Sloovere 266
Elodietje, moe geleden, 266
Elvina Maria Mulleman 303
Emerentiana Prudentia Claeys 244
Emiel Frans Van Tyghem 228
Emiel Joseph Bossaert 222
Emiel Joseph Carrette 294
Emile J. Vandeputte 345
Emma Maria Prevost 241
En daarmee al II 651
Ende en uit heeft II 776
En die eer gedroomde boomen II 802
En durft gij mij 400
En durft gij mij van dichten spreken, 400
Engelendale I 635
Engelendale II 641
En hebt gij nog geen land genoeg II 786
En laat mij nu alleene niet II 787
En mocht ik maar II 473
Enne ... II 502

[pagina 910]
[p. 910]

Deel Blz.
En niet uw straffen naar II 792
En stoort de veugels niet: II 763
En terdt, al waart gij leeuwenfel, 522
En wat baat het slingervuisten II 794
En zeggen zeker nu, II 795
En zoekt ge u zelven geen verdriet, II 602
Ergo erravimus 387
Ernest P.E. Wallays 315
Ernest P. Vandekerckhove 352
Erumpunt ... II 797
Eugeen Remi Fiers 227
Eugenie A. Demets 350
Even als het snoer den boge is, 743
Excelsior 75
Excelsior II 656
 
Felix A.J. Baron Bethune 245
Felix Jacob Popelier 250
Felix Verniers 316
Ferdinand Maes 347
Ferient ruinoe II 588
Festina II 360
Fiat Lux II 533
Fideline Louise Van de voorde 241
Fideline Marie Verhaege 260
Flora H.M.J.G. Vanderghote 351
Florentia Justina De Roo 226
Francisca Messiaen 242
Frans Bruyneel 285
Fransch Vlanderen, fransch Vlanderen II 780
Franschen, voor den band geboren, II 761
Frederyk Decoene 267
 
Gaat hand en hand, gebroêrs getween II 90
Gaat uw kruisken in 't gemoet II 783
Gaat van hier, gij zoete luchten II 819
Gaat van mij - o bittere woorden! - 499
Gebannen, gaat en draagt Hij, lijdende II 634
Gebed II 735
Gebenedijd zijt gij II 140
Gebogen hangt het perenhout, II 508
Geboren, in de Nazaretsche dellinge, II 223
Geborgen voor des werelds oogen, 321

[pagina 911]
[p. 911]

Deel Blz.
Gebroeders, duizendmaal II 89
Gebroeders, niet in overdaad II 394
Gedaagde bodemvaste boschgenoten, II 456
Gedichten, Gezangen en Gebeden en Kleengedichtjes 365
Gedoken diepe in 't stammig groen II 412
Gedoken half, in 't riet II 694
Geef mij een potlood en 'k schrijve u de woorden II 756
Geeft aan beter herte als 't mijne, II 591
Geeft God uw hert, aleer 't aan mij, 518
Geeft mij van uwe schorse, o Berkboom, 722
Geen bandenbrekend leven II 793
Geen blijder stonde 420
Geen blijder stonde leven 420
Geen één blad op de boomen! Af II 554
Geen genuchten II 823
Geen groen als ander groen, II 601
Geen' heerdsteê nu, II 526
Geen kamp, geen wijch, geen strijd II 777
Geen mensch mij aan en schouwt, en ik II 579
Geen rijker kroon II 822
Geen zwaarder wegend kruise 521
Geen zwanendons, geen witte zaan, II 485
Gegrauwdoekt is de grond II 681
Geheel II 727
Gekamde koning Canteclaar, II 136
Gekeend en gespleten II 803
Geklauterd langs nen terruwstaal, II 143
Gekruiste God die voor mij staat, II 607
Gekwetste boomen II 805
Gekwetst en moe geleden, II 153
Geld II 778
Geleefd! roepen ze: II 614
Geliefden, die ik achterlate 326
Geliefden, wier geluk op heden geene palen, II 246
Gelijk de arme pelgrim getreden komt II 765
Gelijk de pijl den boog ontvliegt II 772
Gelijk een been ten honde, II 712
Gelijk een kranke blom, die op den autaar staat, 280
Gelijk het brood van terruwen, 500
Gelijk het paaschenblommeken, 226
Gelijk het peerd te stampen staat 75
Geloofd, geprezen II 785
Gelukkig die gestorven 341

[pagina 912]
[p. 912]

Deel Blz.
Gelukkig die Gods woord 493
Gelukkig, die, in 't dorre zand 219
Gelukkig, die, van kindsbeen af, 222
Gelukkig Kind 405
Gelukkig kind, dat van zijn spel, 226
Gelukkig kinderhertje, II 104
Gelukkig kind ..., hoe zal 'k het zeggen? II 95
Gelukkig, kind, zijt gij, die God 351
Gelukkig paar 296
Gelukkig zijn die al, die God den Heere vreezen, II 209
Geluwgroene legerscharen, II 133
G'en trappelt niet genoeg! II 735
Ge'n weet niet, die in stad gewend II 493
Ge'n weet niet, gij die leeft, 315
G'en weet niet waar 't u houdt, II 735
Ge'n weet niet welk een schoonen dag II 92
Georgette De Witte 295
Gepind met eenen ouden II 805
Gepoeft, gepaft, ge'n hoort niet el, II 126
Gerard J.G. Malfait 253
Gerard Joseph Tacquet 300
Germana Van de Walle 297
Getijden II 688
Getuige van voorleden dagen, 269
Gevlerikt, na der vliegen aard; II 664
Gevolgd door de leeuwerke II 804
Gevrienden, laat mij gaan! 345
Gewekt het stramme dichterbloed, 491
Geweldig element der schrikkelijke baren, 23
Geweldig waait de wind, 392
Gewend, gewaagd, II 255
Gewijde klok 541
Gewisser als de zon II 583
Gezegend ouderenpaar, die 's konings eere II 208
Gezusterkens, aanschouwt het voedsel u geboden: II 105
Gezusters, waar vandaan is u de moed gekomen; II 75
Gezwollen, zwart en zwanger zit II 787
G'hebt dan ook dat bitter water 421
G'hebt dan weêr een stem gekregen II 718
Gierzwaluwen II 665
Gij badt op eenen berg 414
Gij badt op eenen berg alleen, 414
Gij blauwgekaakte wolken daar, II 648

[pagina 913]
[p. 913]

Deel Blz.
Gij dichter die de leeuwerk zongt 463
Gij die God zijt dezer eeuwe, II 764
Gij die hebt een Schat gevonden, II 93
Gij, die uw stramme lenden kromt 64
Gij, gildelieden, volgt de vane, II 184
Gij hebt gehoor en hert genoeg om dichtertale 477
Gij leeft dan nog 377
Gij leeft dan nog, met eigen hand 377
Gij merelaar met uw zwart habijt II 762
Gij pleegt een edel liefdewerk, voorwaar, II 349
Gij, priester, zijt het zout der aarde; 506
Gij reikt me een hand 368
Gij rookers gij snuivers II 790
Gij vraagt mijn arme pen wat zij II 770
Gij, vrienden, die, bemind en goed, 348
Gij wacht wellicht 525
Gij, winden, kunt o-o- II 804
Gij zegt dat 't vlaamsch te niet zal gaan: 505
Gij zijt de vriend van God, die ouders, vrienden, magen, 301
Gij zijt, en zult het altijd wezen, II 794
Gij zijt Gods en onze Moeder II 816
Gij zijt, mensch, gemaakt uit eerden II 816
Gij zit gezeteld op ons allen; 604
Gillis L. Steyt 286
Gleba II 600
Glycine, 'k vroeg mij dikwijls hoe, II 144
God II 328
God, die daalde II 810
God gaf het ons, 223
God geeft den tijd bij dag en jaar, 245
God geve U vijf-en-twintig splenternieuwe jaren, II 40
God groet u, moeder Anna, want 625
God hielp het op God helpe 't meer II 749
God, hoe kan de mensch toch boos zijn, 493
God is daar 411
God is onuitsprekelijk goed II 729
God liet hen, als twee boomgewassen 227
God maakte eens eenen temmerman, 573
God van al wanneer uw vingeren II 752
Goeden Dag 531
‘Goeden Dag!’ klinkt eer- en vriendlijk, 531
Goede Sint Wije van Anderlecht II 818
Goedkeuringe (bij Dichtoefeningen) 169

[pagina 914]
[p. 914]

Deel Blz.
Goenavond II 526
‘Goen avond!’ klinkt mij zoete in de ooren II 603
Goe reis! II 741
Goevrijdag II 396
Goevrijdag was 't dat ik mijn kind zag henendragen 237
Goevrijnacht, als Jesus II 791
Gouden Roozen 213
Gouden roozen, zelden bloeiend, 213
Gouden vat vol edeler reuken II 742
Grasmaand II 399
Groengemeide boomen, boven II 153
Groeninghe 556
Groeninge'ns grootheid of De Slag van de Guldene sporen II 621
Groeningeveld II 459
Groeningeveld, waar zijn de dagen, II 459
Groote Heer, kleen kind Jesus II 818
Guido Gezelle (Inleiding) I
Gulden Messe II 275
Gulihelmus (koster van 't kl. sem.) 219
Gustaaf Adolf Andries 312
Gustaaf E.J. De Jaeger 284
Gustaf Joseph Naessens 257
 
Ha! beklaagt hem, die, gevangen 186
Hadde ik al de schatten van de 524
Haee olim ... Rousselaere 3n Oest 1882 II 194
Hagedooren II 416
Hagedooren, diepe en donker, II 416
Half April II 648
Half rood, half groen II 803
Halleluja II 731
H is Hendrik, K is Karel II 756
Hand en hand te Kerkewaard II 100
Handhaaft u brood van hand II 796
Handteeken II 751
Hangt nen truisch 425
Hangt nen truisch hem over 't hoofd, 425
Harlebeke 565
Harlebeke, groene streke, 565
Harop! II 599
Ha! ... wangedierte, II 67
Heb's dank, o Heer, dat ik den dag beken, II 17

[pagina 915]
[p. 915]

Deel Blz.
Hebt compassie! 495
Hebt ge nog geluisterd II 228
Hebt gij ooit een peerd zien pinnen II 802
Hebt gij Tinel, II 217
Hebt meêlijen II 675
Hebt meêlijen met de boomen, laat II 675
Hebt toch meêlije, II 797
Hector Berat 207
Heel 't westen zit gekibbelkappeld, II 591
Heel verarbeid heel vermoeid, II 795
Heere, geeft dat wie, wanneer II 764
Heere, God van hemelrijken, 492
Heere hoe lang nog II 721
Heere hoe lang nog Heer hoe lang nog II 721
Heere, komt, ik ben ellendig, II 766
Heere, ontferm u, Heere, ontferm u, II 315
Heer, mijn hert is boos en schuldig, 500
Heer Professor, 517
Heer Schimmelpenninck weet van sparen: II 62
Heete pootjes 616
Heft uwe stemmen omhoog, 572
Hei da, lieve dreupel water 424
Heidensch lied 613
Heildiedig komt ge, of weêr 514
Heilige Agnes, uitverkoren II 86
Heilige Maria, die daar zijt II 821
Heilige Wido van Anderlecht II 820
Heil, overwinnaar! wees gegroet 97
Heil u, heil u, Koninginne, II 612
Heil u, moeder, 503
Held des vreden 243
Helena Naert 252
Hemellawerke heet gij, wakkere en II 117
Hemelskoninginne, zijt blij, vandage II 821
Hendrik Conscience 268
Hendrik De Meere 229
Hendrik Lodewijk Benedictus Groensteen 218
Herfstmaand II 222
Herfstmaand II 497
Herhaalt mij nu weêrom dat II 422
Herman R.U. Van Oye 342
Herteloozen II 445
Het aardsche vat was al te teêr 218

[pagina 916]
[p. 916]

Deel Blz.
Het Beeldschrijven 777
Het bietje maakt den heuning en 490
Het bloed des volks roept: Vlaamsch! 519
Het Borelingske II 371
Het carotebijterke II 800
Het dondert tot onder de voeten mij, 't dreunt II 174
Hetgeen ik niet uitgeve en 375
Hetgene een moeder troosten kan, 224
Het Gers 401
Het Getouwe II 473
Het gulden vlies II 672
Het Hazegrauwt II 545
Het Heldenspeur II 553
Het Hingstdier II 510
Het honigt en het hemelt mij II 587
Het ijzer ligt vandaag niet in het vier te warmen, 603
Het jaar is uit II 594
Het jonge jaar II 380
Het jong hout staat, den rugge krom, II 662
Het Kindeke en het Graf 83
Het Kindeke van de Dood 207
Het Klokgebed II 467
Het kooren is geborgen 521
Het Kruis 204
Het Kruis ontliet den mensch 204
Het lag gebundseld en gebonden in de dood, 239
Het land van uw geboorte, 't is II 284
Het leven is een' Krijgsbanier, II 321
Het leven is, vol ongevals 298
Het leven is zoo kort, men kan 't II 763
Het leven, welk geluk was het II 796
Het licht verlaat ons: dampen doen II 537
Het lied, het lied verstaje't niet II 758
Het lochtgeweld zit vol onaardsche vlagen, II 120
Het Manelicht II 516
Het Meezennestje 396
Het meivee, in den meersch besteed, II 601
Het moet er uit, en zeggen ga 'k II 780
Het moordallaam, 294
Het noorden blaast, 393
Het noorden, dat geen' zonne en kent; II 245
Het oud jaar is gekist, II 40
Het ruwrijmt, het brimmelt, II 49

[pagina 917]
[p. 917]

Deel Blz.
Het Schrijverke 42
Het Schrijwiel II 506
Het Standaardlied 632
Het Stoomgevaarte 129
Het strooien dak, mij wel behaagt II 597
Het teeken des vreden II 282
Het versch geschoren gers is zoet II 657
Het vierig gedrochte, II 475
Het vier, 't gesmolten lood, het kruis, het zweerd, de tangen 229
Het Vlaamsche Volk II 617
Het vlaamsche volk II 189
Het Vlaamsche Woord 71
Het voer voorbij als lichaamloos: 307
Het vrederooken 677
Het water II 722
Het water heeft mijn ziel gered, 263
Het water is een wonder ding II 722
Het water schuimt II 602
Het weezenkind van Sina 62
Het werken was heur lot, 305
Het westen, rood van goude, II 270
Het Winterspook II 570
Het witmansvoetje 826
Het zegenen der Bezaaidhede 770
Het zonnelicht is neergedaald II 27
Heur' trompe steekt de koe: ze is moe II 447
Hiawadha's Bruiloft 752
Hiawadha's Bruidvaard 743
Hiawadha en de perelveder 734
Hiawadha en Mudjikiewis 698
Hiawadha's Heemvaard 833
Hiawadha's Kindsheid 691
Hiawadha's Rouwbeklag 783
Hiawadha's Schipvaard 722
Hiawadha's Steurvaard 727
Hiawadha's Vasten 707
Hiawadha's Vrienden 716
Hiawadha zag twee vrienden 716
Hier ben ik II 439
Hier is de man II 119
Hier zitte ik op mijn ongemak II 796
Hij, dichterlijk begaafd, 300

[pagina 918]
[p. 918]

Deel Blz.
Hij had des Konings dienst aanveerd, 352
Hij hief zijn' handen hemelwaard, 354
Hij hinkelde, hij winkelde, 524
Hij is uw zoon, die jonge eerweerde, II 290
Hij ligt, door uwe schuld, o Lucifer, gevallen II 636
Hij placht den scherpen tand van 't staal 290
Hij rees 97
Hij riep, met luider stem, II 763
Hij stierde vrij en blij, zijn vaartuig op de baren; 309
Hij was begaafd van God, den Gever en den Nemer; 268
Hij wist wat werken was 305
Hoe alles leeft van 't minste nat II 754
Hoe ben ik, louter duisterheid, II 582
Hoe bitter is 't me u derven moeten, 362
Hoe blij is de arme vogel toen 462
Hoe dikwijls een blad uit mijn album gescheurd 458
Hoe dikwijls is de schoone zon II 426
Hoe donkerbruin, mij al II 591
Hoe dood, hoe dood II 797
Hoe eer ik ware dood geweest II 795
Hoe eigen zijn de boomen al, II 372
Hoe gauw is vijftig jaar in de eeuwigheid verslonden II 208
Hoe groen hoe groen is alles nu II 789
Hoe gulzig is het gers 401
Hoe hebt gij losgedaan 358
Hoe helder klinkt II 467
Hoe helder, zwart op wit, die koe II 513
Hoe hooge en schoon 270
Hoe kan dat zijn, II 649
Hoe komt het, dat de lucht, II 645
Hoe laat gij, onschuldige boomen, de hand, 404
Hoe lange al, eer 'k aanschouwen mocht II 368
Hoe langer weg, hoe moeder man, II 39
Hoe licht is toch de Sparke vier 434
Hoe lief is, op het donker blauw II 685
Hoe lief is 't, op nen loovertak, 511
Hoe menig boom heeft zijne hand 271
Hoe menig kind, den zelfsten dag 242
Hoe menigvuldig valt het loof de boomen af! II 258
Hoe menig zaad, uit 's Heeren hand 349
Hoe riekt gij, Bamisbosschen, goed II 249
Hoe rookt en rijdt het rad gezwind 513
Hoe schittert mij die spa toch, als II 113

[pagina 919]
[p. 919]

Deel Blz.
Hoe schoon de maagd met blinkend haar II 775
Hoe schoon de morgendauw 494
Hoe schoon de weerde schat ook zij II 766
Hoe schoone, och, hoe veel schoonder is, II 629
Hoe schoone staat gij daar II 778
Hoe schoon, hoe schoon II 801
Hoe schoon is Moeders tranenlach II 813
Hoe schoon zijn de ongekunstenaarde II 469
Hoe schoon zijt gij van verre uit uw' II 801
Hoe stille is 't als de donder dreegt 512
Hoe stille is 't om de stad nu hier II 801
Hoe vaart Gij 429
Hoe vaart, hoe vaart gij nu, mijn kind, 429
Hoe verre buiten al 't bereik II 791
Hoe vogelvrij de lucht ook zij II 774
Hoe vroeger hoe beter in band II 593
Hoe weet gij 't dan zoo wel ... 409
Hoe weet gij 't dan zoo wel... 469
Hoe wijster waster vliegt de lucht II 650
Hoe wonderlijk bewegen al II 600
Hoe zeere vallen ze af II 547
Hoe zeer is, op den rand, weêrom, II 366
Hoe zijt gij ons ontvlucht, 316
Hoe zoet is 't om te peizen dat, 483
Hoe zoet is 't tusschen broederen twee 503
Hoe zwart, hoe zwart is, ommentomme II 652
Hoe zwart staan al de boomen in II 346
Honoré J.B. Jacobs 292
Hoogeerw. Heer D.P.A. De Haerne 317
Hooger als mijn oogen dragen, 488
Hoogweerdige, almachtige goedige Heere, 574
Hooimaand II 457
Hoort 399
Hoort, de winden buischen, 509
Hoort en neemt ons tale in achte, 28
Hoort gij de klokke die 't zelver geklep II 751
Hoort gij ginds de baren klotsen II 716
Hoort hoe die twee waterleikes, 399
Hoort nu hoe dat Pau-Puk-Kiewis, 790
Hoort 't is de wind 426
Hoort, 't is de wind, 't is de wind, 't is de wind en 426
Hooveerdig ras der menschelingen, II 58
Hortense Leonie Verschuere 260

[pagina 920]
[p. 920]

Deel Blz.
Hosannah zingt II 715
Hostieblommen II 454
Houdt dat wel in uw gemik: 516
Houdt u reen II 811
Houthulst 601
Hubrecht, Hubrecht, heilge name, 567
Hulpe 393
 
Ichthus eis aiei II 448
IJslandvaarders II 388
Ik ben baas, en ..., wilt gij, gasten II 790
Ik ben bij U, Maria zoet, 255
Ik bender zoo dikwijls na bij, II 584
Ik ben een blomme II 699
Ik ben eens verre weg, II 802
Ik ben Maria's kind, voortaan 241
Ik droome alreê II 611
Ik droome alreê van u, mijn kind, II 611
Ik ga II 499
Ik had ne keer nen dicht gemaakt II 764
Ik heb dat huis gezien, II 63
Ik heb den Heer gediend, 310
Ik heb gekend dien ouden, grijsgedaagden, 245
Ik heb mijn Heer en God gebeden, 238
Ik heb nen dreupel dauw gedronken II 761
Ik heb u kind gekend, 457
Ik heb verlangd met een verlangen 481
Ik heb zoo lang, zoo erre gegaan II 305
Ik heb zoo neerstig opgelet II 607
Ik hoore heel den nacht II 797
Ik hoore 't, gij vogelkens, II 428
Ik hoore 't klokspel nauwelijks, II 707
Ik hoore u wel II 783
Ik hoor, ik hoor het krijgsgewoel 383
Ik hoor ze zingen in de roozenhagen, 205
Ik jeune mij daarin, 494
Ik kweeke 'en hopperanke II 778
Ik lag daar, lijdende, uitgestrekt II 84
Ik leerde uit Moeders blijden lach II 812
Ik misse U 439
Ik misse u waar ik henenvaar 439
Ik moet allichte entwat gaan doen, II 552
Ik nimmer meer zal wederzien II 759

[pagina 921]
[p. 921]

Deel Blz.
Ik rechts hoore op de keien II 805
Ik schreef een dichtje en zond het u 586
Ik sloeg hem zulk nen daverslag 525
Ik voele alsdat mijn tong herleeft, viva, 610
Ik wandelde, ik wandelde alleen 198
Ik was hetgeen gij zijt, en meer als u misschien 260
Ik wete een hoeksken in II 798
Ik wete ik een spegel, een spegel zoo klaar 79
Ik weune bij de zee, II 803
Ik wil mij gansch U geven nu II 711
Ik zag hem eens: hij ging 348
Ik zie der vele dapper loopen II 775
Ik zoek en zoek schier vruchteloos het banke vlies 428
Ilex aquifolium L. II 601
Imber Abiit II 628
Immensitas II 600
In de blanke lonken II 719
In den naam des Vaders, zegen II 11
In dien tijden, in die stonden, II 275
In dien tijd zei Hiawadha, 777
In dien tijd, zoo spanden eindlijk 783
In elken vuilen plasch II 585
In Foco Amor mi mise 551
In handel en wandel II 825
Inke 525
Inleiding tot Hiawadha 669
In Speculo II 649
In 't blauwe van den hemel doekt II 680
In te Speravi ... II 568
In 't ingewand der aarden, zwart en zwaar II 596
In 't kloosterkleed gedekt en opgevat, 231
In 't land alwaar 't gestroom der Roosebeeksche Mandel, 38
In 't licht gewaad van vier en twintig reken 594
In 't Riet II 694
In Vlanderen blinkt de Hemel blauw 10
In Vlandren wast in Vlandren groeit II 756
Irrequietum ... II 354
Isidore Peperstraete 287
Is 't mooglijk dat II 301
Is rood geverruwd water wijn? II 727
 
Ja, alleen in ijdelheden II 729
Jaargetijde 202

[pagina 922]
[p. 922]

Deel Blz.
Jaarkrans II 37
Jacht II 543
Ja!, Daar zijn blijde dagen nog in 't leven, 417
Ja en Neen II 318
Jagers, die 't gewere draagt II 814
Jam Hyems Transiit II 362
Jam lucis orto sidere 612
Jam lucis orto sidere II 594
Jam sol recedit II 591
Jan B. Benoit 248
Jan Baptist Van Lent 311
Jan Ferdinand Moerman 305
Janneke, mijn manneke, 494
Jantje II 653
Jaren, maanden, dagen, uren, 336
Ja, 't is mijn ziele die langt II 759
Jesu 385
Jesu, allerliefste kind, 532
Jesu, gansch alleen gelaten, 385
Jesu liefste Jesu mijn 395
Jesu, mijn welbeminden II 813
Jesu, op zoo menig plaatse 415
Jesu, uit uw hert doorsteken, II 782
Jesu, van de dood verrezen II 823
Jesu, waar 't den mensch gegeven 401
Jesu, weest mij willekomme, II 99
Jesu, wijs en wondermachtig, 489
Jesus is mij lief II 811
J.N.A. 1888 299
Joannes Felix De Bal 223
Joannes-Franciscus Callebert 219
Johanna, kind, ook uwe beurt II 105
Johannes Mulleman 263
Jong Bloed 576
Jordane van mijn hert II 234
Joufvrouw Picqueu 663
Jules Ferd. Rosseeuw 267
Jules Van de Putte 231
Julie Hage 289
Julie Marie Derouck 232
Julie M.E.H. Baelde 254
Julius De Stoop 236
Justine Hage 283

[pagina 923]
[p. 923]

Deel Blz.
Juvabit! II 591
 
'k Aanbidde U, groote God, II 329
Karel Const. Sanderville 262
Karel Gustaf Damman 258
Karel J.A.A. De Muynck 239
Karel Joseph Claeys 350
Karel Verriest 339
Katharina Rosa Six 233
'k Ben een Sineesche weeze, een weeze vol ellende 62
'k Ben gegaan, 'k ben uitgetreden, II 786
'k Ben teenenmale ontvriend, II 593
'k Danke U, van het leven, dat II 766
Keitai Patrôklos II 602
'k En ete niet, of 't gene ik ete, II 319
'k En heb niet lang geleefd, maar lang geleden; 254
'k En heb U niet gekend, maar, dieU kenden ken ik; 353
'k En heb vandage, o levensbronne, II 651
'k En hoore u nog niet, II 123
'k En trok mij al 't geweld niet aan 249
'k En was nog in 't bestaan niet II 792
'k En zie u niet, o vogels vrij II 783
Kerkhofblommen 171
Kerstdag 387
Kerstdagkoeken Jesusbrood II 821
Kerstnacht, of 't koud en donker was, 292
'k Ga geren langs het water droomen II 775
'k Gebruik uw giften niet, o God, 499
'k Geloove dat Hij leeft, die 't leven schiep 256
'k Groete u, wit als molkenroom, II 488
'k Groet u, zoete zielke lief, 230
'k Heb menig menig uur bij u 456
'k Heb reken jaren lang gemaakt 514
'k Heb zoo menigmaal gegaan 338
'k Hoore tuitend' hoornen en 508
Kind eer en nu knaap geworden 698
Klaar bloed en louter wonden, 509
'k Lag ter aarden en 'k aanbad u, 509
Klap-klap-klap, II 678
Kleen hert is benauwd II 824
Kleene visschen, zoo luidt het lied, II 796
Kleene voeten, groote hoofden, II 772
‘Kleen, kleen kleutergat’ II 753

[pagina 924]
[p. 924]

Deel Blz.
Kleengedichtjes 487
Klinkt en rinkelt de heldere belle, 411
Klopt het om de Messe, II 790
Knap op! Elk ende een nu, springt II 543
Koe-Koe II 432
‘Koe-koe’, de Leye omtrent II 432
Koe, koe, schoone koe! II 231
Kolen II 596
Kom e keer hier 473
Kom e' keer hier, flielodderke, 473
Kom hier, mijn Rozenkrans, II 753
Komt, blijde kinderen, strooit den grond 378
Komt, de stem die roept tot u II 792
Komt, die weet van dichten, 520
Komt en haalt ons, wij zijn met te velen 475
Komt, en 'n beidt niet meer, II 585
Komt, Godvergeetnen, die benijdt 116
Komt Kamaraden 633
Komt, kamaraden, rond mij, 633
Komt, komt, keerselicht ontsteken, II 274
Komt, o Zonne, en zendt uw' stralen 522
Komt uit met al wat geestig is, 549
Kom! Uit! mijn ooge 'n ziet nie' meer 441
Kon Herman Coene, kon hij uit zijn grafsteê rijzen 579
Koornemaand II 477
Kortrijksche mannen, naar Brugge is de vaart, II 181
'k Peize op al, 'k en peize op U niet, 523
Kreupel zijn van arms of beenen II 817
Krommenisse II 714
Kruiske kruiske goed begin 371
Kruislied 529
'k Sta geren te midden 519
Kunstelooze kostbaarheden, II 580
Kunt gij, God, den mensch nog goed doen, 522
'k Versta den eindeloozen rouwe 350
'k Voele een traan mijne ooge ontzwellen II 765
Kwade dag, die al de dagen 189
'k Wil zingen: van drie dingen II 760
'k Wist een struikske blommen staan, 394
'k Worde elken dag geboren en II 556
'k Zag zeven zijden zakken staan, II 600
'k Zal mij van te dichten zwichten, II 76
'k Zat bij nen boom te lezen, 495

[pagina 925]
[p. 925]

Deel Blz.
'k Zat in de eerde II 775
'k Zie liever die te bergewaard II 656
'k Zie twee zonnen, elk' heur' weêrga II 505
‘'k Zie - 't!’ zoo vliggert, vlug te vlerke, II 654
'k Zie u geren blauw en blank, II 798
 
Laat mij ... II 331
Laat mij, laat mij henenvluchten II 331
Laat mij, laat mij runenreken, II 590
Laat ons den Heere bezingen: 158
Laatste XXXIII 509
Laatste Verzen II 605
Laat Worden II 486
Lam Gods, het is den eersten keer II 87
Lampernesse 579
Latere zielgedichtjes 341
Leef moeder, leef vader II 819
Leeft gij lange of korte dagen, 223
Lentegroen II 685
Lentegroen II 386
Lentemaand II 377
Lente zal 't, eer lang na dezen, II 688
Leo Clement 271
Leo De Konninck 319
Leo E.P. Lauwers 322
Leo Jan Delbaere 356
Leo ligt daar, neêrgezonken, 356
Leonie Lybeert 281
Leopold, des Konings Vriend II 814
Leopold E. Vanderghinste 273
Leo Van Robays 291
Leu XXme siecl' ...! II 350
Leve, leve Moeder lang! 63
Leven is maar leed en lijden, 521
Lied 646
Liederen, Eerdichten et Reliqua 527
Ligna Silvarum II 592
Lijk bezekes onder de blaren II 765
... lijk letteren op 520
L.L.D. 1860 223
Lodewijk Johannes Dewulf 218
Lodewijk K.M.J. van Caloen 358
Loech van liefde, loech van vreugde, 197

[pagina 926]
[p. 926]

Deel Blz.
Lofzang der Zonne 574
Logenaar, drogenaar II 778
Loofgebouw II 654
Louise Pauline Delanglez 253
Louise Porte 323
Luc. XII, 24 II 712
Luidt op, gij vlaamsche liederzang, 502
Luistert allen, luistert allen, II 760
Luistert hoe dat Hiawadha 119
Luistert hoe dat Hiawadha 707
Luistert hoe dat Pau-Puk-Kiewis, 752
Luistert, o Hemelen, naar mijne stemme, 152
Lustig, op zijn loopgetouwe, II 506
 
Maagdengroen II 379
Maakt pompen van canons II 766
Maar eens en liet ik u, II 589
Maar haalt mij ievers een' die half II 795
Maar half 474
Maar half en nog niet half gegaan 285
Maar half en nog niet half volend 474
Maar twijfelzonnig lente en is 't, II 650
Maecenas, overouds koninklijke oudren weerd, 570
Magdalena V.J.M. Van de walle 247
Mag Vlandrens weerde zoon stoutmoedig Vlandren noemen, 85
Margarita M.L. Beyaert 355
Margarita, perelschoon, II 97
‘Margarita’, 't is bekend, II 85
Margrietje, weggeroofd, 355
Maria II 336
Maria II 596
Maria A. Terrière 355
Maria Catharina Ducaté 269
Marietjen Dewispelaere 357
Maria Elisa Dewitte 282
Maria J.J. Rollier 274
Maria! meer dan mensch 526
Maria, zoo zij kerkgang doet II 809
Marie Lantoine 321
Marie Louise Courtens 277
Marie Louise Desloovere 275
Marie Louise Rysman 293

[pagina 927]
[p. 927]

Deel Blz.
Marie Van den Broucke 251
Marie Therese Denys 263
Mater! II 589
Mater Dolorosa II 551
Mathilda P.J. De Baets 349
Maurits, moedig op, dóór 't leven, II 102
M.D.V.H. 1891 320
Meester, 'n neemt 't niet kwalijk af II 229
Meezen II 443
Meidag II 423
Meidagweder is 't: alomme: II 448
Meizang II 422
Melanie Virginie Velghe 250
Memento Homo ... II 575
‘Memento Homo’, houdt in uw II 575
Me'n hebben niet veel meer anders Vlaamsch II 763
Men durft er nog naar kijken nu: II 793
Men hoort dat 't koud is II 803
Men kan aan de dieren II 800
Men kan wel geen peerden al loopen beslaan, 615
Men scheert geen ei, 524
Men spreekt van ‘Gouden regen’, maar II 599
Men zei: De liefde is sterk, 505
Men zei: Gij sterft! 513
Met draken, hedendaags, 504
Met hand en hert vol liefde en troost II 207
Met kloeken arme, en hand vol zaad, II 80
Met 't kruis in top 488
Met uitgestroopten arm, II 549
Met uw vuil en stinkend vat II 795
Met volle longen II 788
Met zwart- en zwaren zwaai aan 't werken door de grauwe, II 266
Mevrouwe van Houthulst 602
Michiel, gij zijt vandage uw' broêrs II 97
Michiel Schoeman 293
Midmorgens, als de zonne zit II 601
Mietje II 660
Mij beminde Grijslawerke, 86
Mij kwam 't zoo menig-menigmalen, 355
Mijmeringe II 614
Mijn broederken, wanneer wij kleene kinders waren; II 294
Mijne oogen troost het boomgewaai, II 514

[pagina 928]
[p. 928]

Deel Blz.
Mijne oogen zien bij dage, II 310
Mijn hert is als een blomgewas, II 305
Mijn hertjen is voor twee te kleen II 821
Mijn huis- en echtgenoot, 311
Mijn kinderkens, ik heb u al 293
Mijn oom, die, weerd gekeurd II 292
Mijn schamel, schamel kind, II 793
Mij schielijk is een vreemde II 793
Mij spreekt de blomme een tale 519
Mysterie, kind, mysterie is 't, 479
Milde en goed, zoo wilde ik wezen, 523
Milde en machtig mededoogen, II 267
‘Mimosa’ II 558
Mimosa, 'k heb, aan menig bed, II 558
Minneboden, machtig licht, II 332
Miseremini! II 593
Mochte mij dat nieuws gebeuren, II 191
Mocht ik 433
Mocht ik in de ziele U schrijven 430
Mocht ik met een dichtje 433
Mocht ik nooit een dag beleven, 519
Mocht zulk een tale II 725
Mocht zulk een tale eilaas II 725
Moeder Aarde, mild en menig II 603
Moeder, hoe der uit gerocht II 751
Moederken II 616
Moeder stond zij, vol van smerte, II 792
Moe en tendenuit versleten 250
Moet ik, ouders, teerbeminde, 291
Mondamin 119
Morgen, morgen, 501
Morgenstond 398
Morituri II 252
Mortis Imago II 556
M.T.E.D.P. 283
Muggen II 413
Musschen II 679
 
N. 1891 324
Naar sterren, als de zonne uitschiet, 222
Naar 't kribbeken des Heeren II 745
Nachtegale schuifelare II 739
Najaarsverwen II 492

[pagina 929]
[p. 929]

Deel Blz.
Na lang getoef en veel gebei, II 61
'n Aven blomkes, moe van spelen, II 24
'n Betrouwt de jongde niet van uw gezonde dagen, 275
Nederwaarts in 't avond worden, 691
Neemt en eet: dit is mijn lichaam; II 285
Neen, en schrijft, op rijm of onrijm II 764
Neen, vogelloos en blijft de blauwe lucht niet, ach II 132
Ne keer dat ik achter de baan 497
Ne keer, 't was omtrent 't Alderheiligen, wilt weten 560
Ne man in Ierland is 't gebeurd II 768
Nen zwicht van bloêrô bezekens, II 696
N.N. 1880 341
Ne Sutor II 600
Ne timeas II 583
Nevelduisternis II 681
Niemandsvriend II 493
Niepkens, op nen roozenboom II 603
Niepoort 623
Niet 582
Niet heel en al en durve ik doen II 796
Niet lam en afgeleefd, II 379
Niet ooit en hebbe ik vrij gezongen, 519
Niet waar, de dichter, 't arme mensch, 496
Niet zwart, niet wild, niet woest genoeg, II 287
Nieuwe jaren, nieuwe ruizen II 823
Nieuwe schoen en nieuwe jaren II 813
Nieuwjaar II 594
Nieuwjaarmaand II 337
Nieuwjaarmaand II 39
Nieuwjaarnacht II 339
Nihil II 351
Nijgen, buigen doen de boomen II 595
Nisi Dominus 659
Noch geld, noch wijn, noch brood II 794
Noch groen en is noch geluw, dat II 654
Noch Stokvisch noch Mortier II 771
Noch wulvengier, noch evertand II 795
Nog eens 201
Nog eens, o christene studenten, 201
Nog een tijdtje, en tenden is II 364
Nog eer de blaren schieten, II 627
Nog ijdel staan de boomen, in II 684
Nog nauwlijks heft een blomke of twee 239

[pagina 930]
[p. 930]

Deel Blz.
Nog nauwlijks is een maand of twee 235
Nog nauwlijks is het groen II 530
Nog nauwlijks 't halvenweeg 236
Nokke ma' voort II 750
Non Praevalebunt 376
Non Sia Ver II 463
Nooit en komt een gier te beeten 813
Nooit en streelde er mijne wangen 113
Nooit geen zwaarder kruise II 762
Nosce Teipsum II 580
'n Spreekt van harpe of snaargeluid 496
'n Stelt uw hert, 524
Nuchter nu en nesch zijn alle dingen; II 381
Nu of nooit 486
Nu of nooit II 532
Nu, o lied van Hiawadha, 770
Nu zit de zonne II 618
Nu, zwijgt van Troyen en voortaan 613
 
o Al te kwade boodschapper, II 704
o Altijd onbevlekte Vrouwe, II 612
o Avond-, noen- en morgenmate, 541
o Band, om oost en west te snoeren, II 713
o Bindt mijn handen alle twee, II 764
o Blankske, bij uw stervensbed 303
o Blomme, die aan niets en hangt, II 143
o Boomen, die uw vonnis wacht II 252
o Brooze levendheid, die 'k, op uw' vlugge vlerken II 161
Och arme, ofschoon het leven 299
Och eeuwig, eeuwig II 812
Och hoe schoone vaart gij daar, 392
Och laat, believe 't u, m'n bitje buiten II 787
Och Moeder, is dat nu de nachtegaal II 417
Och, of al de menschen, of ik 524
Och, Tone, tend de tijd daar is, II 713
Och, ware ik ... II 688
Och, ware ik ongevoelig en II 688
o Crux, ave! II 580
Octavie Bouve 264
Octavie Rosalie Decoene 237
Octavie S. Devlaminck 276
Octavie Van Acker 231
Octavie V. Maes 326

[pagina 931]
[p. 931]

Deel Blz.
Octoberboomen II 629
o Daglicht, dat aan de oosterkimmen II 306
o Dankbaarheid, wat zij gij schoon, 639
o Daverende vlamme daar II 762
o! De teedere hertjes van 't kindergeslacht, 144
o Dichtergeest 374
o Dichtergeest, van wat al banden 374
O ...! die eene en zelve moeder 150
o Die lange en felle winter! 820
o Dierbaar Kruise Gods, II 580
o Edel borst, uw weenen doet mij weenen, 363
O edel herte, o vrije Vrouwe, II 336
O eerbiedweerdigheid II 354
o Eerbiedweerdig hoofd II 48
o Eerdentroost; gebloeide blommen, II 147
o Engel Gods, die mij bewaart II 103
o Engelken, dat, weggevlogen, 283
o Engel, wil nog eens mij hulpe en krachten geven, 44
ø Enkele die nog staat, uit zooveel wondere steden II 182
Of branden doen de huizen daar II 466
Of ik een dichtjen mocht 515
Of ik mijn herte mocht 515
Ofschoon de kloeke Zoon van 't eenmaal machtig Vlandren 67
o Gij, die aan de wereld zond II 86
o Gij die wij beminden eens, 202
o Gij dikke, welgekleede, welgevoede vliege, II 155
o Gij schoone witte plekken, II 454
o God, Gij weet mijn hert, II 551
o God, hoe moest ik dankbaar wezen, II 594
o God, mij zijt gezegend II 784
o God, temmer van de woede II 735
o Goede God, in welke talen II 317
o Goedheid, zonder einde of grond, II 581
o Gouden ahornboom II 781
o Groote God, II 439
o Groote God 387
o Gulden hoofd der blijde zonne, II 22
o Gustaf, wistet gij II 83
o Heemelijke diepten ... II 483
o Heemelijke diepten van II 483
o Heere, laat mij dit II 812
o Heere, maakt mijn herte sterk II 318

[pagina 932]
[p. 932]

Deel Blz.
o Heere, o Heere! II 108
o Heere, uw Vleesch en Bloed II 92
o Heer, Gij mint in ons alleen II 316
o Heerlijk handgedaad II 23
o Heide-, heide-, heideveld, II 598
o Heilig zoete Bloed II 187
o Holy Pathmos II 748
o Huis, alwaar 'k mijn eerste leven II 767
o Jesu, allerliefste lief II 819
o Jesu, geeft mij moed II 819
o Jesu, opgeheven 357
o Jesu, 't zielken dat 297
o Jesu, zon vol liefdengloede II 732
o Kinders van de locht, II 48
o Kind, gedenkt, vol dankbaarheid, II 93
o Kind, hoe lange is 't leên II 91
o Kind van Maria, ten Hemel gevlogen, 277
o, Kon het ooit voor regel gelden 225
o Koning groot, die, ongeacht II 100
o Konings afgezant, 656
O krinklende winklende waterding, 42
o Kruis, beginsel en volending II 7
O 'k sta mij zoo geren 406
O 'k sta mij zoo geren te midden in 't veld, 406
o Kwaad om gaan is 't achter 't leven: 253
o Leeksken licht, II 76
o Leye lief, wat mocht u boozen; II 115
o Lenteblomke, II 81
o Licht! II 582
o Lied 397
o Lieden van te lande 380
o Lieden van te lande, vrienden al, 380
o Lied! o Lied, 397
o Liefelijke II 383
o Liefelijke lentedagen, II 383
o Liefste aller vrouwen, 148
o Liefste Jesu zoet II 711
Olieslagers, eert Sint Jan II 816
O.L.V. van Vlanderen 604
o Machtig voorgeslacht, II 176
o Maria die daar staat 564
o Maria, Gods Moeder II 824
o Maria, lofweerde maagd, II 596

[pagina 933]
[p. 933]

Deel Blz.
o Maria, welk eene eere, II 791
Om een gril geen boone weerd II 774
o Menigvuldigheid van 't menschelijk gedacht, II 308
o Menschenetend steêgedrocht II 59
o Mensch, uw vriend is God alleen, 287
o Mensch, wat zijt gij groot en kleen, 510
O meulewal, met al 't geheugen II 800
Om Gods wil, helpt nen armen bloed II 785
Om Jesu name en schaamde ik mij, 285
Om mijn hoofd, zoo roert en ruischt het, II 588
o Mocht ik 497
o Moeder van die lange en leede en scherpe zieledolken, II 641
o Morgenstond, uw blij gelaat, 398
Omverre moet het al! II 351
o Nachtlijk duister, hupsch gesierd, II 32
Onbevlekte Vrouwe II 612
Once more I see the flowery wreaths of May, II 724
Onder de oude spitse beuken 107
Onder hun' hoeden II 661
Onder 't duister dak gedoken, II 348
Oneigene 375
Oneindig goed is God, 478
Oneindig Wezen 384
Oneindig wezen, God, 384
Ongedagteekende gedichten en onvoltooide ‘Slapende botten’ II 709
O nieuwjaarnacht, onaangenamer, II 339
Onschuldig kind, na korte dagen 318
‘Ons dagelijksch brood’ II 581
Ons laat den Heere, na de rouwgeplogentheden, II 641
Ons leven houdt maar aan een draad: 230
Ons leven vloeit II 812
Ons toekome, God en vader, II 792
Ons wierd op eenen dag, te gaâr, II 94
Ontferme 't U II 330
Ontferme 't U, o Heere en God, II 330
Onwetend en onschuldig nog 227
Onwetendheid, mij dierbaar ding, II 601
Onze bewaarengel 44
Onze Lieve Vrouwe II 810
Oogentroost II 514
o Ongeworden, eeuwig Wezen, II 313
Oorloge II 464

[pagina 934]
[p. 934]

Deel Blz.
Oorspronkelijk en van eersten af II 791
Oosteren II 381
Oostermaand II 111
o Ouderenpaar, van God gezegend II 199
Op de bergen, diepe in 't gersland, 677
Op de dood van gelukzaliger gedachtenisse Pius IX 240
Op de kust van Gitchi Goemi, 734
Op de kust van Gitchi Goemie, 833
Op de kust van Westvlanderen 23
Op de Speije bij nachte II 718
Op de Wagens II 344
Opdracht aan mijn weledelen Heer Mr Jos. A. Alberdingk Thijm, O.E.Q.S.G.R.M. 367
Op en neêre, in de elzentronken; II 653
o Pereboom, belaên II 251
Op Gebroedren 107
Op Golgotha, voor ons II 812
Op Krukken II 572
Op Libanon, den reuzenberg II 603
Op Marcke, waar Sint Brixius vereerd, II 204
o Priester, die geboren zijt II 281
o Priester die, na Christi maat, II 283
o Priester, Vorst, Propheet gekoren, II 284
Opschrift 338
Op Stake op Steen 412
Osear Willems 353
Oscar Willems' werk geweven 353
O Schoone dagen, ongeweten 239
o Schoone onnoozelheid, 260
o Schoone roos die buiten alle grenzen II 774
o Schoone roozenmond, II 440
o Schoone, witgetopte baren, II 237
o Sneeuw, gewolde dracht II 803
Osseo 759
O stede- en standvaste oude meuniksmoffen, II 805
o Sterren, sterren, hooge en trotsch, 526
o Stil en zwijgend graf, 273
o Stille beke, en stemmelooze, II 363
o Tierend dier dat hier II 764
o Tijden van 't verleden, 388
O 't ruischen van het ranke riet 72
Oud Liedeken II 743
Oudheid II 355

[pagina 935]
[p. 935]

Deel Blz.
Oudheidkunde II 354
o Vader, zorgt bevreesd II 794
o Vaderland II 736
o Vaderland wat schoone naam II 736
o Vechter, die in 't vaderland, II 79
Over de bergen en de dalen II 752
Overal en allenthenen, 512
Over hem Gods handen waken II 766
Over tafel bij A.V. 594
o Visscher, die uit visschen gaat, II 388
O vlaamsche held, die honderden, 346
o Vrienden, jeunt me een goed gebed 242
o Vriend wat schaadt of baat het ons 438
o Vrijdag, die den mensch gemaakt II 186
o Vrije, vlaamsche poesis, 493
o Wankelende oogenwonne II 45
o Wat is 't toch liefgetal II 764
o! Wat schoon-, wat bolgekruinden II 697
o Wierookgraan, II 479
o Wilde en onvervalschte pracht II 137
o Wisselwendig groene, en witte, en II 602
o Wondere wolken wone ik al II 788
o Wonderlijk mysterie groot, II 83
o Zielke, schaars gekomen, 288
o Zingend kind, en wist gij 't niet II 760
o Zoete honing, zeem II 586
o Zoete lieve hemelster! 526
o Zoete ziel, die 's lichaams leven 297
o Zuivere ziel, gelost uit 's werelds oude ellende, 282
o Zuster, nu zijt gij II 85
 
Paaschen, Paaschen, II 129
Pachthofschilderinge 89
Panem de Caelo II 319
Paseentur in aethere cervi II 713
Pas op Mon 465
‘Past op,’ zei Meester Heuverswijn, II 715
Pastor Boone 67
Pastor Pieter's Feestdag 590
Pater Victor 611
Patroon van Anderlecht, aanhoort II 227
Paulus, die in 't wilde zat II 815
Pau-puk-Kiewis 790

[pagina 936]
[p. 936]

Deel Blz.
Pauline Pharailde De Meere 238
Pedagogen II 580
Peerden van de dood gelijk II 802
Pereat dies! II 587
Perelmoeder, II 128
Perels II 627
Peren 568
Petrus Franciscus Josephus Salembier 221
Philip Verhulstens Eergedicht 533
Philomena Maria Libbrecht 313
Pieris Brassicae II 161
Pieter Jacob Scherpereel 271
Pieter J. Boudewijn 343
Pieter Joseph De Baecke 306
Pinte, pante, palingpot II 767
Pisseblommen II 799
Platanus Orientalis L. II 701
Polydor Gij Kind van Vlanderen 461
Polygonum Aviculare L. II 366
Poucke 431
Poucke, Poucke, uw boomgewelven 431
Priester 450
Principium a Jesu 13
Pro Christo legatione fungimur 446
Prospectus (bij Dichtoefeningen) 7
Purpurea nix II 603
 
Quae est ista 16
Questie II 728
Questie is een aardig woord II 728
Quid est Veritas! II 582
Quis enarrabit II 333
Quis nos Separabit? II 660
 
Rammentati 466
Rammentati, onthoudt 'et wel, 466
Raphaël, Raphaël II 814
Rechte en zonder krommenissen, II 714
Rechte neêrwaards, II 124
Recht toe recht aan den bal gesnapt, II 588
Rechtveerdig is de dood II 819
Rechtveerdigen, staat op nu, II 272
Rechtzinnig, God getrouw, 232

[pagina 937]
[p. 937]

Deel Blz.
Redemptor is 't dat me u voortaan II 283
Reeds jaren hert in hert 522
Regenschermen, zonneschermen II 817
Regina Coeli 79
Reinaert, ghij die tallen tide 592
Renatus, in Francisci namen, II 286
René Camille Vermote 302
Requiescat in pace! II 705
Resurrexi-Zondag II 773
Ridder Adolf Loosveldt 243
Rijmkes uit de kinderkamer, 524
Rijmram II 450
Rijmreken, Nageldeuntjes, Spakerlingen, etc. 518
Rijmsnoer II 596
Rijmsnoer om en om het jaar II 323
R.I.P. 226
Robert, ons eenig kind, die ons getween doet leven II 89
Romanie Declercq 242
Roozenkrans! De blâren vallen, II 239
Roozenmond II 440
Rorate Coeli! 114
Rosalia F. Deroost 259
Rosalie A. Huysentruyt 273
Rosalie Sophie Louw 314
Roste mane II 787
Rust in vrede, rust in vrede, 206
 
Salix Vitellina, L. II 528
Salomon maakt ons gewis II 811
Sambucus Nigra L. II 668
Samson II 426
Sa, neemt uw' vlucht en vliegt, II 312
's Avonds 485
's Avonds zie 'k de sterren geren, II 28
Schavende snijdt het staal 369
Scheef is de poorte, van II 471
Schelde II 740
Schijn van brood! Hoe kan dat wezen II 752
Schilderschoon, zoo zijn de verven II 492
Schippers terugkomst 74
Schoone castanjen, hoe blijde is uw groen, II 155
Schoone Nacht II 529
Schoonheid II 469

[pagina 938]
[p. 938]

Deel Blz.
Schrikkelmaand II 357
Schuldeloos blommeke lief 403
Schuwt u zelven meest van al, II 588
Semel desipisse II 589
Sempervivum Tectorum L. II 369
Serenum erit II 673
's Geleerden mans leven II 811
's Goevrijdags ratel, rauwgerand, 396
Silvie Coussement 348
Simoen van Cyrenen, II 635
Sint Hubrecht's dag 567
Sint Jans Vier II 618
Sint Jeroen, zeer taalgeleerd II 814
Sint Josephs leere 560
Sint Pieter in de steen II 825
Sint Pieter op 't laatste avondmaal, 451
Sint Pieter, uw Patroon, II 103
Sint Willebord, Sint Boonefaas, II 287
Si scires! II 583
Slaande rolt het rad daarhenen, II 344
Slaaplied II 703
Slaapt gij nog, gedaagde kruinen II 111
Slaapt, slaapt, kindje slaapt, 513
Slaat nogmaals, o Engel, uw hand aan de snaren 533
Slachtmaand II 541
Sla-dood! - Hij ga ter galgenstraf! II 633
Slapende botten II 579
Slegge en sleine II 767
Slijk blinkt II 767
Smedtjes Gouden Bruiloft 615
Sobrii Estote 394
Soldaten, die, nog jong, terwijl 't kardatsen dondert, 262
Solitudo II 579
Somtijden wit somtijden rood II 784
Sophie Amelie Leplae 304
Sorbus Aucuparia L. II 696
Spaman II 544
Spellewerkend zie 'k u geerne, II 259
Spreeuwen II 654
Staat op, 't is 't koninginnenlied, 379
Sta, viator II 590
Standvastigheid II 716
Steenratjes II 800

[pagina 939]
[p. 939]

Deel Blz.
Stephanie Ameye 318
Sterven II 552
Stille! II 455
Storme II 481
Storme op Zee 392
Stort gij ooit gebeden voor II 769
Straal voort, klare bake 56
Super Flumina 475
S.V.C. - 1881 249
 
Taalgeleerdheid 449
Tachentig is uitgeblazen, II 42
Tafelliedeken 549
Tallen tijden kan men nu II 799
't Aprilt alreê II 737
Tarda molimina II 587
't Avondt, 't avondt: trage en treurig II 597
't Beggijnhofklokske luidt II 599
't Dondert onder grond. - De graven gapen. - 't Splijt II 640
Te Brugge in de oude vaderstad II 760
't Edele spel der vlugge schaverdijnders 442
't Eerste dat mij moeder vragen II 327
Tehuiskomst na de priesterwijding 150
Te jong en niet te jong, eilaas, is hij geleden 258
Te kerstdage, rond den blok II 815
Te Kortrijk, te Kortrijk, 576
Te late is het geweend, II 72
Te Lauwe 653
Te Lauwe, in 't land van leme en vlas, 653
Te Meirelbeke 627
Te midwege op de levensbaan 323
Temmerman 573
Tenden II 364
Tenden raad, en tenden reden, II 241
Tenden uit- en omgezweefd, II 360
Ten dorse geschreden, zoo II 794
't En gaat geen een verloren, II 793
Ten halven afgewrocht, II 579
Te Niepoort, in het westquartier, 623
't En is van u II 616
Ten Paradijze geleiden u de Engelen 193
Te Paaschen, te Paaschen II 820
Ten terwaarde uit, ten boonaarde in, II 553

[pagina 940]
[p. 940]

Deel Blz.
Ter Eere van de H.M. Anna 625
Ter Inleidinge (tot de Gedichten, Gezangen, enz.) 369
Terug II 471
't Er viel 'ne keer II 609
't Er viel 'ne keer een bladtjen op het water II 609
Terwe II 480
Terwijl ik ligge II 599
Ter Zaliger Gedachtenisse van de Gesneuvelde, of anderszins overledene Priesters, Kloosterlingen, bekende en onbekende landslieden, enz. - 1898 360
Te sterven is het niet, II 771
Te vroeg eilaas, voor ons, is zij gestorven, 264
Te vroeg gesmaakt, te vroeg ontvlogen, 241
't Geen Noë deed en Haron plag, II 288
't Geen waarvan de droeve menschen 221
't Getemmer van des menschen leest 231
't Geweld des waters kwam tot in 259
't Goedendagslied II 747
't Groeit ... II 490
't Groeit een blomken in de weiden, 507
't Groeit overal entwat: II 490
't Heeft fel gezomerzijpt, en, water gieten, II 670
't Heeft mij de dood gekost, 362
't Heeft uitgeleefd dat blinde twisten II 771
't Heelal doordaverend vroongedrocht, II 442
Theodoor Sabbe 245
Theophiel De Smet 230
Therese Théart 310
The Song of Hiawatha 667
Thor, de god van 't oude Thorhout, 598
Thorhout, Thorhout, heilge stede II 761
Tijd is geld weerd, dat is waar; II 40
Tijdkrans II 5
Timpe, Tompe, terelink, 516
't Is al te zwaar II 65
't Is dag; 'k Ben uitgerust: II 20
't Is de dag en de nacht hier die kampen II 781
't Is de eerste keer, niet waar, dat onder II 291
't Is de Mandel, die in 't stille, 507
't Is donker in 't houtgroen, en 't beukloof is dicht 614
't Is een kwâ herder II 810
't Is folly to be wise II 601
't Is helderblauw, vandage, II 682

[pagina 941]
[p. 941]

Deel Blz.
't Is hier dat, leên vijfhonderd jaar, 556
't Is honderd jaar geleên, II 303
't Is Kerstdag! Neen't, 't en kraakt geen snee', II 281
't Is leên vijfhonderd jaren, II 174
't Is lentegroen genoeg, II 386
't Is Nacht! 517
't Is nevel koud, II 525
't Is oorloge, oorloge is 't, II 464
't Is scherenstijd in 't houtgewas II 672
't Is schoon, bij 't eerste zonopstaan, 13
't Is schoone, al dat gij zegt, voorwaar; II 502
't Is stille, Cinxendag en, over 't plekske vloers, II 690
't Is stille! Neerstig tikt het ongedurig hangend wezen, II 299
't Is stille. Rustig ligt II 257
't Is stille, stille, allengerhand, II 714
't Is uit nu met droefheid II 731
't Is waar en het is wonderbaar voor elk II 783
't Is weêrom winter, weêrom donker II 270
't Is winter, koud en Kerstdag 634
't Is wonder hoe de Brugsche stad 545
't Is wonder hoe men 't oude maar II 355
't Klooster van Bethel te Brugge 545
't Krieken van den dag is dood, II 602
't Kwam gewenteld lang en traagzaam II 765
't Laatste 483
't Leven is terzelvertijde II 810
't Ligt alles weêrom witgesneeuwd, II 603
't Ligt alles weêrom witgesneeuwd, II 45
't Meezeken II 595
't Meiske, met zijn' teele melk, II 660
't Molenzeil, dat, bruingeboend II 802
't Nieuwjaar! Och! 't is altijd 't oude: II 44
To a friend on the eve of May 1858 II 724
Tokt op een ijdele ton ton ton, 506
't Oprecht gemoed is vrij II 811
Torrebrand 598
Tot de Mane 393
Tot de studenten van 't Kleen Seminarie te Rousselaere 8
Tot de Zonne 391
Tot de Zonne II 442
Toto en Riri II 590
Tot wederzien, tot wederzien! 525
Tot zevenmaal rechtveerdig man, II 637

[pagina 942]
[p. 942]

Deel Blz.
't Oud jaar is weêr afgeschoten II 43
't Pardoent, en op de klokke slaat 509
Traagzaam trekt de witte wagen 175
Tranen II 525
Tranen 452
Tranen weent de grijze landman, 452
Trede ik nog in 't mul der aarde, 507
't Regent, 't regent, 505
't Regent, 't regent rechte neêrwaard, II 264
't Scheerwiel II 657
't Schip zit vast II 733
't Smoort, het smuikt, het smokkelwedert II 533
Tu es ille Virc 404
Tusschen de twee II 352
't Verleden jaar heeft, oud en stram, II 40
't Ververscht mij, in 't geweld gestaan II 446
't Viel een doodslag uit de wolken II 750
't Viel water nu genoeg, of nooit! II 532
't Vriest II 343
't Was de ure dat de Leeuwerk zoet 174
't Was God, die onze zonden zag, II 761
't Was ijdel op der aarde nog II 716
't Was in de blijde Mei, II 502
't Was 'n ware! II 715
't Was op nen dampen donkeren dag II 762
't Was 't Uwe en 't onze, eilaas, 247
Twee Horsen II 451
Twee namen wete ik wijdbekend II 769
't Weêre is helder lauw en zoet II 799
Twijfelzonnig II 650
Twintig meezenvoetjes II 443
't Wordt al sterre dat men ziet 485
't Zat, aanzijds den vasten ijsvloer 826
't Zij kort of lang, waarom is 't dat wij leven, 267
't Zij van oost en west of waar II 763
't Zij vroeg of laat 223
't Zij waar ge gaat of staat II 757
't Zij wie het huis ook bouwt, 500
 
Uit de diepten II 707
Uitgekleed, in 't zonnebranden, II 391
Uit het Italiaansch 205
Uit voller longen 627

[pagina 943]
[p. 943]

Deel Blz.
Uit zijn groote longerpijpen II 510
Uwe ooge, is 't dat ze eenvoudig zij 272
Uw hand heeft mij geschapen, 312
Uw herte uw mond II 725
Uw stemme, o Heer, hebbe ik vernomen: 218
Uw vlerk aan 't werk II 763
U zelven kent: 'n zijt ge u niet II 589
 
Vaart voort 432
Vaartwel! Dat schoone woord 508
Vaartwel, Vincent! In 't ander leven 325
Vader en Moeder Gezelle 227
Vader overleden II 704
Van boomen die roerloos en schaars II 803
Vandage 't kwaad voorziet II 777
Van den ouden boom II 549
Van de viervlaghen, die voordesen 617
Van de wiege tot aan 't graf II 824
Van de wilgen 458
Van Gent naar Geeraartsbergen, 504
Van hier, die twist en tweedracht voedt II 218
Van kindsbeen af getrouw 233
Van Zuylen is uw naam, en eerlijk erfgenot: II 96
Varende in een notenschulpken II 782
Varia 336
Vaste in 't ijs staan al de beken, II 343
Vele menschen zijn in nood, 503
Velen bidden schoone woorden, II 242
Velen die in beêvaart gaan II 824
Velut Umbra II 368
Verantwoordinge 163
Vereenigd in het graf, hier rusten en verwachten 338
Vereerd met uw goed nieuws, 515
Verfoeide tijden, weg van hier 360
Vergeefs zal ooit onschoone hand 519
Vergeet gij ooit het vaderland II 771
Vergeet hem niet, dien braven man, 319
Vergeet ze niet 263
Verkieslijk is het, duizendmaal, 229
Verleent me Gij uw' hulpe, o Heer, II 455
Verloochend en verlaten, II 639
Verlorenbroods II 714
Verlorenbroods zijn zulke lieden, II 714

[pagina 944]
[p. 944]

Deel Blz.
Verloren is 't gepijnd II 300
Verloren moeite, onnuttig streven, 228
Verloren, verloren 498
Vermaak en wist zij grooter geen, 318
Veronica, gedoekte en deernisvolle, die II 636
Verre van ouders verre van huis II 760
Versche graven hier en daar, II 267
Verschgevelde abeelenboomen II 374
Vertijloos, al den dag, II 566
Vertijloosheid II 566
Victoria Soete 305
Vigilate et orate II 522
Vijfden van de sture maand II 763
Vincent Holvoet 325
Virago II 592
Virginie Joyense 256
Viva Maria 610
Vlanderens kroone 85
Vlienderboom, 't is al verloren, II 668
Vlucht maar, vogels II 69
Vlugger als de wind die vliegt, 492
Voetjes II 722
Vogelzang II 428
Vol bezekens, onder de blâren, die, rood, II 601
Vol goedheid en vol vriendschap II 796
Volgt, volgt die u zijn voorgegaan, II 88
Vol naalden vliegt de lucht, II 47
Voorbij II 686
Voorbij die bergen, baanloos, spreidt II 600
Voorbij is, eer het woord voluit II 686
Voorbij is 't lijk een zonnestraal, 244
Voor Christo zijn wij boden en 446
Voor drukkersgasten II 207
Voorhang II 7
Voorhang II 325
Voor niet en droeg hij 't zweerd 293
Voorover, naar den grond gegroeid, II 544
Vooruit! o edel Vlaamsche kind II 772
Voor velen is de weg naar Lourdes hooge steden 251
Voorwinter II 563
Vox Populi vox Dei II 174
Vraagt men geld of vraagt men goed, II 765
Vreest God, maar vriend, 525

[pagina 945]
[p. 945]

Deel Blz.
Vreugd 58
Vriendenzoen II 642
Vrij zijn mag men II 811
Vroeg avondt het: geleden II 545
Vroeg uit, en vroeg onder dak, II 73
Vroegt ge mij van waar ze komen, 673
Vrouw Kobbe zat weleer, eens voorjaarsmorgens vroeg, 647
Vuistrecht II 461
 
Waait mij nu zoetjes, II 703
Waar gaat Hij heen, dien 't herte mijn II 633
Waar gaat gij, o geest van de blomme II 762
Waar gaat men naartoe met de taal? II 782
Waar haalt hij 't uit, waar haalt hij 't al II 796
Waar hier, waar elders II 734
Waar is de tijd naartoe, dat onze vlaamsche helden 628
Waar is, waar is 't gelukkig oord, 507
Waar is waar is mijn Vaderland II 755
Waar nu gegaan? De ongansche wegen, II 77
Waarom altijd altijd weenen, 109
Waarom bemint u, kind, zoo zeer II 734
Waarom, droeve Wilgeboom 19
Waarom en kunnen wij niet 419
Waarom en toefde 't niet, 274
Waarom getraagd? De wolken varen II 587
Waarom gij wreede leute die lacht II 753
Waarom het graf bedicht met vlaamsche of andere woorden, 280
Waarom niet uw geweld gestaakt, II 486
Waarom over 't volk staan kroonen, II 59
Waarom 't gebrom 50
Waarom, waarom II 572
Waarom, waarom bemin ik toch II 762
Waar 't leven een gedicht, 342
Waar vaart gij heen, gebekte vlerkenslagers II 741
Waar wierd de wondere kunst gevonden II 590
Waar zaat gij dan II 642
Waar zit die heldere zanger, dien II 138
Wacharme! En ik ben uitgekropen! 649
Wach-arme, ik, in Jeruzalem u zoekende, eer veel jaren II 634
Wanhagel is het weêre, II 131
Wanneer ben ik U naast, o God, II 540
Wanneer de schipman, afgewrocht, 74

[pagina 946]
[p. 946]

Deel Blz.
Wanneer het lichaam rust geniet II 213
Wanneer ik mijnen name zet II 751
Wanneer ik nog heel kleene was 99
Wanneer men let of last mij doet II 755
Wanneer, wanneer zal 't hier, in Vlanderen, II 617
Ware Beke II 363
Ware 'k een bietje en de buiken mijn 489
Ware wijngaard, Jesu-Christe, 499
‘Wat baat den armen mensch dat hij 557
Wat bate 't al te wenschen? II 821
Wat eere is 't mij te kunnen denken, II 314
Water dat van God gemaakt zijt, 442
Water dat voorbij mij vaart, 520
Wat groot gebouw daarin wij wonen mogen II 802
Wat hangt gij daar te praten II 157
Wat helpt het al te denken hoe II 350
Wat hoore ik in de lucht, 413
Wat is de mensch: II 56
Wat kan een schamel kind II 94
Wat leert ge mij, van pyramidenspraken, II 31
Wat lijden zonder klagen II 820
Wat menschenschoonheid geven kan, II 60
Wat nu gedaan, het schip zit vast, II 733
Wat, wat zijt gij toch die mensch zijt 413
Wat weegt er op mijn hert 521
Wat weet gij, wijze mensch, II 583
Wat zei dat vinnig stemgepiep II 800
Wat zijt gij toch 413
Wat zware zolen poldergrond II 600
Weddemaand II 193
Wederwijven II 656
Weêrom de vrije klok 470
Weêrom de vrije klok geluwd, 470
Weêrom een quart voorbij, en 't heilig stip genaderd 641
Weêrom ... Eilaas, 't en zal geen een 339
Weêrom licht en vier gesteken, II 18
Weêrom! Weêrom! Wie toomt er mij, 491
Weêrstaat er wel iemand II 356
Weert den wulf: II 599
Weest welkom, aan den Hemel daar, 644
Weet gij waar de wind geboren, 501
Weg, weg, met de tale, 518
Welaan, mijn weerde dienaar, lang 248

[pagina 947]
[p. 947]

Deel Blz.
Weldadig Zonneweer II 384
Welgekomen, wel gevonden II 780
Welgekomen zijt mij allen II 803
Welhoe, gij wildet, Heer der Heeren, II 96
Welkom, kindtje, in d'Hemelzalen, 253
Welzalig is de sterveling, 219
Wereld, die maar en 491
Wie geeft mij woordenpracht, II 243
Wie heeft er ooit het lied gehoord, 607
Wie hoorder de eerste messe, II 770
Wie is als God! II 687
Wie is als God zoo wierd het woord II 687
Wie is er die, met meerder kracht II 768
Wie is 't, dat blijde en blondgehaard II 380
Wie is 't die, lijk een dageraad, 16
Wie is 't, die ooit, in woorden, al 333
Wie kander kooren zien 506
Wierook II 479
Wie weet er Gods beschik, 279
Wie, wie heeft toch, laat mij weten, 138
Wie zal den Africaanschen leeuw bedaren, 344
Wie zijt gij 472
Wie zijt gij die wet geeft 519
Wie zijt gij, pinkelend sterrenheer, 472
Wij bouwden op uw leven een getemmer 310
Wijdauw, wat zijn uw' wiskens net, II 528
Wijd en breed in 't volk vermaarde 't 809
Wij dreeven op den II 749
Wij hoopten beiden dat gij zoudt, 295
Wijl gij ligt en rust en slaapt, Mon, 465
Wijmaand II 272
Wij minden 't zoo, 300
Wij naderen II 645
Wij waanden 't heidensch vak al ver van ons, II 66
Wij warender vereend II 194
Wij waren 's eens, van herte en zin 303
Wij zijn dat Volk, wij zijn die lieden II 747
Wilhelmina, Cora, Nette, II 41
Willens, nillens, vare ik verder II 304
Wilt aanhooren kleen en groot 337
Wilt ge een hof vol beukenboomen, II 690
Wilt gij een vertelsel weten, II 166
Wilt, Sassensvolk, door 't waternood II 784

[pagina 948]
[p. 948]

Deel Blz.
Windbruid II 595
Winden waaien wolken wentlen II 754
Windtocht II 682
Wintermaand II 561
Wintermuggen II 341
Winternacht II 346
Winterstilte II 347
Wit als sneeuw zoo wilde ik II 818
Wit als watte, en teenegader II 435
Wit en Zwart II 512
Wit van bol en wit van bast, II 601
Wolkensnee II 485
Wolken, 't zijn ... lijk sperreboomen, II 529
Wonnemaand II 131
W.R.A.K. 1878 239
 
Zaaimaand II 519
Zacht is uw hand, o windeke, 520
Zal ons schipken II 815
Ze beven door de lucht II 801
Zeer vergramd was Hiawadha 798
Zeewaard heen, ten Gitchi Goemie, 727
Zegepraal II 646
Zege, zege, laat ons zingen, II 211
Zegt mij hoe de sterren worden II 764
Zeg toch, Moeder, liefste Moeder, 83
Zegt, waar zou 'k belenden mogen, II 445
Ze hebben hier hem neêrgeleid, II 705
Ze lagen op het stik, II 158
Ze slapen nog 407
Ze slapen nog en, 't schijnt, ze droomen, II 407
Ze stappen, hun' bellen al klinken, II 451
‘Zie, zie, zie, II 665
Ziel, die God mij schonk, onraakbaar 502
Zielgedichtjes 218
Ziet gij hoe de zonne neêrwaards 759
Ziet gij traagzaam heen bewegen II 752
Ziet hoe 't leeft al om end om II 754
Ziet toe van wien gij spreekt II 812
Zij gingen hand in hand, gevolgd van hunne kinderen, 276
Zij heeft de waarheid Gods, Zijn goedheid ondervonden 257
Zijn eigen Zoon en spaarde' J niet II 762
Zijn herte zong, van binnen hem, 324

[pagina 949]
[p. 949]

Deel Blz.
Zijn leven stond hij af voor mij, II 791
Zijn tandelooze mond II 371
Zijn' vuisten, tend den okselen II 452
Zijt gij nooit in 't donker hol gegaan II 758
Zijt kind, blijft kind 526
Zijt, Priester Gods, hier welgekomen, 621
Zijt sneller als den hert II 777
Zijt willekom, o Herder goed II 820
Zij was de brave vrouwe, erkend van alle lieden; 287
Zij was den Heere, in 't dagelijksch werk 323
Zij was oprecht als edelsteen, 283
Zij was van jongs aan God, als moeder en als vrouw, 304
Zij was een' zulke, dat ik niet 361
Zilverblanke Zwanen II 746
Zilverblanke zwanen, 'k groete u II 746
Zingen dat willen wij, 525
Zinge wie dat lust te zingen, 490
Zoekt genuchten 510
Zoete lieve Dichterengel, 518
Zoet Lieve Vrouwe, laat II 814
Zoetlievevrouwe van Assebroucke II 815
Zoete Vrouwe, helpt al gauwe II 824
Zomermaand II 153
Zomermaand II 437
Zommer II 441
Zonde 427
Zonde, bittere teugen zijn het 427
Zonder tik of tinte daarin, 516
Zonhoeden II 661
Zonne, als 'k in mijn groene blaren 391
Zonnenondergang II 505
Zonnewende II 433
Zoo Christus leefde en stierf II 813
Zoo daar ooit een blomke groeide 173
Zoo de blâren, II 39
Zoo ellendig zijn, II 127
Zoo hond en kat malkaar, eilaas, II 70
Zoo is uw land, II 796
Zoo is 't in al de rampen II 774
Zoo kostlijk is de tijd, dat God hem niet en geeft 635
Zoo lange als God ons land zal Priesters jonnen, II 289
Zoo menig bitteren dag, van pijnen, 341
Zoo menig blomme 436

[pagina 950]
[p. 950]

Deel Blz.
Zoo menig blomme zag ik, och 436
Zoo men soms bij zomernachten 284
Zoo net als nieuwe sneê II 145
Zoo rechte en vaart ter wiegen uit 397
Zoo spreke en 519
Zoo 't eens was uit Gods hand gekomen, 322
Zoo vreedzaam van geen mensche en wierd 347
Zoo welkom als de bie 453
Zoo wordt het goud, in 't scherp geweld 271
Zoo zedig, zoo zorgvuldig en 319
Zulk gewil II 599
Zulma Helena Boutens 318
Zuster Anna, is 't voorwaar II 106
Zuster Philomene 557
Zwart II 652
Zwarte eeken, olmen II 801
Zwijgt krakende kraaien II 805

voetnoot1)
De alphabetische lijst van titels en beginregels van wijlen Dr P. Pintelon werd bijgewerkt.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken