Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëzie en proza (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëzie en proza
Afbeelding van Poëzie en prozaToon afbeelding van titelpagina van Poëzie en proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

Scans (12.84 MB)

ebook (3.90 MB)

XML (1.12 MB)

tekstbestand






Editeurs

Piet Couttenier

An De Vos



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëzie en proza

(2002)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 512]
[p. 512]

Verantwoording

Dit deel uit de Deltareeks Nederlandse Klassieken bevat een keuze uit het werk van Guido Gezelle. De selectie van de teksten heeft als bedoeling een staalkaart aan te bieden van de diversiteit en complexiteit van zijn oeuvre. Het ligt daarbij voor de hand dat de nadruk ligt op de poëzie: Gezelle heeft zijn plaats in de canon van de Nederlandse literatuur terecht aan zijn dichtwerk te danken. Toch komen ook een tiental prozateksten aan bod, voor het eerst samen in één bloemlezing met de poëzie.

Bij de selectie van de poëzieteksten werd rekening gehouden met het feit dat aan een aantal gedichten, die nu eenmaal de status van ‘klassieker’ bereikt hebben, moeilijk voorbij kon worden gegaan. Gedichten als ‘Het Schrijverke’, ‘Dien avond en die rooze’ of ‘Ego flos’ kunnen in een bloemlezing uit Gezelles oeuvre niet ontbreken. Dit selectiecriterium werd echter gecombineerd met een objectiever standpunt: zowel voor het proza als de poëzie werd ernaar gestreefd een representatieve en evenwichtige keuze te maken, die een beeld geeft van het typische karakter van het volledige werk. Dit betekent dat teksten gekozen werden uit de verschillende periodes van Gezelles leven, uit het gebundelde, ongebundelde en nagelaten werk en uit de diverse genres en tekstsoorten die hij beoefende. Zo is wat de poëzie betreft ruime aandacht besteed aan de lyrische poëzie, maar de gelegenheidsgedichten en de politieke poëzie komen evenzeer aan bod. Ook in de afdeling proza werd een representatieve keuze gemaakt: enkele brieven uit de privé-sfeer, een toespraak uit de publieke sfeer, volksdidactische teksten uit tijdschriften, politieke artikelen uit de dagbladpers en vertalingen. Die verscheidenheid geeft overigens niet alleen een idee van de complexiteit van Gezelles werk, maar maakt ook een aantal onderlinge relaties tussen teksten zichtbaar. In het commentaar wordt daar trouwens expliciet op gewezen.

De ordening van de opgenomen teksten is voor de poëzie en het proza verschillend. In het (beperkte) corpus proza zijn geen subcategorieën aangebracht: de geselecteerde teksten werden gewoon in chronologische volgorde geplaatst. Voor de poëzie liggen de zaken wat complexer. Er werd consequent rekening gehouden met de status van de (door de dichter zelf) gebundelde, ongebundelde en nagelaten gedichten. De gebundelde gedich-

[pagina 513]
[p. 513]

ten vindt men gegroepeerd per bundel en wel in de volgorde waarin ze in de respectievelijke bundels voorkomen. De bundels onderling werden chronologisch geordend. De ongebundelde gedichten (gedichten die niet in een door Gezelle samengestelde bundel voorkomen maar wel tijdens zijn leven gepubliceerd werden, al dan niet door de dichter zelf) werden voor zover mogelijk chronologisch geordend. Ook de ordening van de nagelaten gedichten, dat wil zeggen gedichten die in de nalatenschap van de dichter zijn aangetroffen en niet tijdens zijn leven werden gepubliceerd (of slechts eenmaal in een bundel zijn opgenomen en in latere drukken niet meer, cf. ‘'s Avonds’), gebeurde chronologisch. Indien een gedicht verschillende (gedateerde) stadia van bewerking kende, werd het gerangschikt naar de laatste fase.

Wat de tekstkeuze betreft hebben wij, bij gebrek aan een historisch-kritische editie van Gezelles oeuvre, in principe steeds de laatste, meest definitieve versie van de tekst als basistekst gebruikt, hetzij de laatste geautoriseerde druk, hetzij de laatste werkfase op het manuscript. Voor de gebundelde poëzie is deze ‘ultima manus’ de uitgave van de Verzamelde dichtwerken (Roeselare, J. De Meester, 1892-1897). Een uitzondering werd gemaakt voor de bundel Kerhofblommen, waarvoor de in 1900 postuum verschenen zevende druk als basistekst fungeerde. Deze editie mag dan een aantal slordigheden bevatten, de aard van de (vooral puristische) wijzigingen die erin optreden ten opzichte van de zesde druk toont duidelijk aan dat Gezelle zelf de tekst herzien had. Bij de gedichten die door de erven Gezelle (Caesar Gezelle en Stijn Streuvels) in de postume bundel Laatste Verzen (1901) en in de daaropvolgende - in veel gevallen nauwkeuriger - bloemlezing uit het verzamelde dichtwerk, Verzen (1902), werden gepubliceerd, werd de keuze van de basistekst per casus opnieuw overwogen en in het commentaar verantwoord. Hiervoor werden de beschikbare documentaire bronnen, in vergelijking met de bestaande edities, aan een nieuw en kritisch onderzoek onderworpen. Onvoltooide gedichten werden als dusdanig geëditeerd, zo nodig met open varianten.

Bij de samenstelling van de leestekst werden enkele noodzakelijke algemene ingrepen doorgevoerd. Zo werd in de Verzamelde dichtwerken (1892-1897) het eerste woord van elk gedicht in kapitalen gezet en van een sierletter voorzien, waardoor de door de dichter geïntendeerde insprongen op de tweede regel werden tenietgedaan. We normaliseerden telkens dit eerste woord en herstelden de insprong naar analogie van parallelle regels in het vervolg van het gedicht. De titels van de gedichten (in Laatste Verzen bijvoorbeeld met eindpunt en streepje), de motto's (rechtsboven) en het onderschrift met de datering/localisering (links onderaan) werden geüniformiseerd. Dat geldt ook voor de titels van de op brochures en plano's ge-

[pagina 514]
[p. 514]

drukte gelegenheidsgedichten. Dateringen werden slechts opgenomen wanneer ze in de basistekst aanwezig zijn. De ondertekening door Gezelle (voluit of met initialen) op het manuscript of in de gepubliceerde versie is weggelaten uit de leestekst, maar wordt wel telkens vermeld in het commentaar. Naar gedichten zonder titel wordt in de commentaar verwezen via de eerste regel, die tussen scherpe haken wordt geplaatst.

De basistekst heeft, afgezien van de correctie van drukfouten of evidente schrijffouten, zo weinig mogelijk ingrepen ondergaan. In principe wordt er dan ook niet herspeld. Dat geldt voor de gebundelde poëzie, waar als basistekst de ultima manus Verzamelde dichtwerken (1892-1897) geldt, maar ook voor de ongebundelde en nagelaten gedichten. Dat houdt in dat teksten uit de periode vóór 1865 de spelling behouden met y, ae en gt. Op die manier blijven in de ongebundelde en nagelaten teksten de verschillen in en de evolutie van Gezelles spellingspraktijk behouden. Een uitzondering werd gemaakt wanneer de spelling binnen één manuscript inconsequenties vertoont. In dat geval hebben we, om een schone leestekst te bekomen, de spelling wel uniform gemaakt. Dat gebeurde bijvoorbeeld in ‘Ik droome alreê’, een casus waarin Gezelle bij de opmaak van het nethandschrift de intentie had aa en ij te spellen, maar dit niet consequent tot het einde toe doorvoerde. In de handgeschreven nagelaten gedichten herspelden we ook de localisering ‘Kortryk’ tot ‘Kortrijk’, aangezien Gezelle in het corpus van de gedichten wel consequent de lange ‘ij’ spelt.

Bij oudere gedichten wordt het gebruik van de beginhoofdletter bij elk vers gehandhaafd. Bij de toevoeging of weglating van leestekens is in de categorie ongebundelde en nagelaten gedichten de grootste omzichtigheid aan de dag gelegd. Opvallend in Gezelles late manuscripten is het doordachte, veelvuldige, en naar ons hedendaags aanvoelen onverwachte gebruik van komma's. Die hebben we frequenter dan in vroegere Gezelle-edities behouden. Leestekens zijn slechts dan toegevoegd wanneer dit onontbeerlijk is voor een correcte interpretatie van de tekst of om een syntactische incongruentie te voorkomen.

Speciale aandacht ging uit naar een correcte weergave van Gezelles verfijnde typografie. In talrijke gevallen (bijvoorbeeld ‘Ik droome alreê’, ‘Ego flos’ en ‘Sint-Jansvier’) zijn de in- en uitsprongen in vroegere edities immers te weinig gemarkeerd, waardoor de door Gezelle beoogde typografische effecten geneutraliseerd worden.

De ingrepen worden op de volgende manier gepresenteerd. Na het regelnummer volgt de gecorrigeerde tekst, het teken < en vervolgens de oorspronkelijke tekst. Bij ingrepen in de leestekens wordt het woord dat aan het leesteken voorafgaat ook vermeld; soms wordt meer context gegeven

[pagina 515]
[p. 515]

om de ingreep duidelijk te maken. Bijvoorbeeld, in het gedicht ‘Hebt meêlijen’:

 

16 boomvertoog < boomverhoog
50 ongeboren, < ongeboren?
63 als al hetgene gij, o mensch < als al hetgene, gij o mensch,

 

Bij de gebundelde of bij Gezelles leven gepubliceerde gedichten worden correcties en vroegere versies slechts bij uitzondering vermeld, en dan steeds in het commentaargedeelte. Bij de onvoltooide nagelaten gedichten zijn de open varianten wel als gelijkwaardige versies in de leestekst opgenomen. Een voorbeeld daarvan is het klassiek geworden ‘Ego flos’, dat in vroegere edities steeds ten onrechte als een voltooide tekst werd gepresenteerd. Uit het handschrift blijkt immers dat de dichter in de genoteerde alternatieven nog geen keuzes had gemaakt. In dergelijke gevallen hebben we de open varianten in chronologische volgorde van ontstaan tussen accolades weergegeven, waarbij de latere variant onder de vroegere wordt geplaatst, onafhankelijk van de plaats waar de variant in het handschrift staat. Zo schreef Gezelle in de volgende regel uit ‘Ego flos’ eerst ‘en’, om daarna, boven ‘en’, de open variant ‘laat’ te noteren. Dat wordt dan als volgt weergegeven;

{en} uw oneindig licht
{laat}  

De volgende gecombineerde accolades geven weer dat Gezelle in de vierde strofe van ‘Ego flos’ eerst de regel ‘'t geschut van uwen gloed’ noteerde, vervolgens erboven de open variant ‘de kracht’ noteerde voor ‘'t geschut’, en daarna (onder de regel) ‘uw aldoorgaanden’ schreef als alternatief voor beide mogelijkheden samen:

 
{{'t geschut} van uwen} gloed.
 
{{de kracht}      }
 
{uw aldoorgaanden   }

Het commentaar bevat de volgende onderdelen:

 

-Bondige introductie tot de tekst. Dit gebeurt enkel wanneer de lezer voor een goed begrip van de tekst meer of andere informatie nodig heeft dan aangeboden wordt in de ‘vaste’ onderdelen van de commentaar.
-Aanduiding van de gekozen basistekst, met eventueel vindplaats van de
[pagina 516]
[p. 516]
manuscripten. Daarop volgt de referentie naar de verzamelde uitgaven van Gezelles werk, in chronologische volgorde, de Jubileumuitgave van Guido Gezelle's volledige werken (1930-1939, 18 dln.) en het Verzameld dichtwerk, (ed. J. Boets e.a., 1980-1991, 8 dln.). Voor de gelegenheidspoëzie, resp. het journalistieke proza, wordt verwezen naar Guido Gezelle's dichtwerken. Gelegenheidsgedichten (tweede druk, 1912, dl. 11-14) en Guido Gezelle's dichtwerken, (ed. F. Baur). Dl. 3: Gelegenheidspoëzie (1950); Dl. 4: Proza en Varia (1950).
-Datering van de tekst. Indien er in de genese van een tekst verschillende gedateerde stadia te onderscheiden zijn, worden de opeenvolgende data tussen schuine strepen geplaatst.
-Ingrepen: aanduiding van de ingrepen die de basistekst heeft ondergaan.
-Titel: woordverklaring van de titel (facultatief).
-Motto: toelichting bij het motto (facultatief).
-Woord- en zaakverklaring bij de leestekst. De hoge moeilijkheidsgraad van Gezelles taal, waardoor zijn teksten voor veel lezers vrijwel onbegrijpelijk zijn, maakt een uitvoerige woordverklaring noodzakelijk. Hiervoor is gebruik gemaakt van verschillende bronnen en werken. Vooreerst werden Gezelles eigen woordverklaringen, toegevoegd aan zijn bundels Vlaemsche Dichtoefeningen (1858) en Rijmsnoer (1897) en zijn vertaling The Song of Hiawatha (1886) op een kritische wijze in de verklaring betrokken. Daarnaast zijn ook de bestaande edities van Gezelles werk aangewend: het gaat voornamelijk om het door Stijn Streuvels opgestelde glossarium (‘Woorden, namen en zaken’) bij de bloemlezing Verzen (1902), de Jubileumuitgave van Guido Gezelle's volledige werken (1930-1939), het glossarium door F. Baur vanaf de tweede druk (1943, 1946) bij de uitgave Guido Gezelle's dichtwerken is gevoegd, de chronologisch gerangschikte en herspelde editie door Karel de Busschere van Gezelles Volledige dichtwerken (1971) en het Verzameld dichtwerk (1980-1991). Voor deze bloemlezing is de woordverklaring echter vooral het resultaat van een nieuwe, kritische en grondige reflectie op het lexicon van Gezelle. Daarbij is niet alleen gebruik gemaakt van hedendaagse en negentiende-eeuwse dialectwoordenboeken (o.a. het Westvlaamsch Idioticon (1873) van L. De Bo) maar ook van Gezelles eigen woordverzameling (de ‘Woordentas’), zijn lexicografisch tijdschrift Loquela (1881-1895, postuum omgewerkt tot woordenboek in 1907) en oudere woordenboeken. Hier heeft niet alleen het Woordenboek der Nederlandse Taal op cd-Rom grote diensten bewezen, maar ook het door Gezelle zeer gewaardeerde Etymologicum teutonicae linguae (1599) van C. Kiliaen. Wanneer het nuttig bleek ter opheldering van bijbelreferenties citaten uit een Neder-
[pagina 517]
[p. 517]
landse bijbelvertaling aan te halen, werd er meestal voor geopteerd te citeren naar de vertaling van J.Th. Beelen e.a. (1896-1897), een aan Gezelle contemporaine vertaling van de Vulgaat.
-Literatuur: vermeldt enkel de voor de commentaar geraadpleegde literatuur en beoogt dus niet de volledige secundaire literatuur over de tekst aan te geven. Via opgave van de auteursnaam en publicatiedatum wordt verwezen naar de bibliografie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken