Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nu moet je eens luisteren... (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nu moet je eens luisteren...
Afbeelding van Nu moet je eens luisteren...Toon afbeelding van titelpagina van Nu moet je eens luisteren...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (48.27 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Reinderhoff



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nu moet je eens luisteren...

(1948)–G. Gilhuis-Smitskamp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

Van een koning, die een fiets wilde hebben

Een sprookje uit kikkerland

JA, DAT WAS ME EEN LASTIG GEVAL MET KWAK-Kwek, de dikke kikkerkoning. Hij wilde niet uit zijn bed komen! Al twee uur lang waren ze allemaal met hem bezig geweest. Toen de deftige lakei met de gouden knopen op zijn jas die morgen de koning geroepen had, had Kwak-Kwek het laken over zijn hoofd getrokken, en gesnauwd: ‘Néé, ik kom niet. Ga onmiddellijk weg!’

De lakei had een uurtje gewacht, en toen nog eens verlegen om het hoekje gekeken. ‘Ga weg!’ schreeuwde de koning uit het bed, ‘ga weg, zeg ik!’

Bang was de deftige lakei naar de minister gelopen, Kwok, die nog veel meer en veel grotere gouden knopen op zijn jas droeg. ‘Oh, Excellentie Kwok, komt u toch eens, de koning wil niet uit zijn bed komen.’

Maar ook de minister werd uit de kamer gejaagd. En toen stonden ze verschrikt op de gang, en keken elkaar aan, en alle andere lakeien drukten zich plat tegen de muur. Wat moest er nú gebeuren? Als de koning nooit meer uit zijn bed zou willen komen, wie zou er dan voortaan over Kikkerland moeten regeren?

‘Excellentie,’ fluisterde de lakei, ‘zullen we de dokter halen? Misschien kan die er wat aan doen.’

Dat was een goed plan, vond Kwok. En toen de deftige lakei met de dokter terug kwam, vertelde hij gauw hoe de zaak in elkaar zat. Ze gingen met z'n drieën de slaapkamer weer in. Voorop dokter Kwikkelaar, met zijn dikke buik, die onder het lopen heen en weer schudde. Daarachter de minister, met een bang gezicht. En de deftige lakei bleef maar wat bij de deur staan. Je kon nooit weten!

Maar vóór dat dokter Kwikkelaar nog bij het bed was, zat de koning al rechtop. Hij zag groen van kwaadheid.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Ga weg!’ raasde hij, ‘of ik laat jullie allemaal in de gevangenis zetten. Zo lang ik mijn zin niet krijg, kom ik niet uit mijn bed. Je weet wat ik gezegd heb, ik wil een fiets hebben, een echte fiets om op te rijden. Ik wil mijn zin hebben, versta je me. Waar ben ik anders koning voor, als ik niet eens krijg wat ik hebben wil?’

Ja, daar stonden ze nu met z'n drieën. ‘Maar Majesteit,’ smeekte de minister, ‘hoe moeten we aan een fiets komen voor U?’ ‘Maar Majesteit,’ smeekte de dokter, ‘verbeeldt U eens dat U zou vallen....’ ‘Maar Majesteit,’ smeekte de deftige lakei, ‘vindt U dan Uw rijtuig met vier slakken er voor niet mooi genoeg meer? Denk eens aan hoe deftig het staat als ik op de bok zit, met rietpluimen versierd....’

Maar de koning keerde zich om naar de muur. ‘Als ik geen fiets krijg, kom ik nooit meer uit mijn bed,’ zei hij nijdig.

 

‘Zullen we eens naar Kwekstaart gaan,’ fluisterde de deftige lakei toen ze weer op de gang stonden, ‘misschien weet die raad.’



illustratie

[pagina 30]
[p. 30]

Kwekstaart was niet alleen de slimste, maar ook de moedigste kikker uit het hele land. Toen hij het verhaal van de boze koning gehoord had, zat hij heel diep na te denken. ‘Goed,’ zei hij eindelijk, ‘ik weet wel raad. Aan de overkant van de sloot, waar ons kikkerland ophoudt, staat een groot huis. Dat weten jullie wel, hè?’

Ze knikten alle drie heftig met hun hoofden, de dikke dokter, de minister, en de deftige lakei.

‘Goed, in dat huis woont een jongen, Jaap heet hij. En die jongen heeft voor z'n verjaardag een speelfietsje gekregen, dat je met een sleuteltje kunt opwinden. Ik heb zelf gezien dat hij het op de stoep liet rijden. Daar zou de koning net op passen.’

‘Oh.... maar,’ stamelde de deftige lakei, die erg bang was uitgevallen, ‘hoe wou je daar aankomen?’

‘Vannacht,’ zei Kwekstaart, ‘als het donker is, spring ik door het raam van de kinderkamer, en haal het fietsje uit de speelgoedkast. Jij moet mij helpen, Kwok.’

‘Goed,’ zei dokter Kwikkelaar, die allang blij was dat hij niet hoefde te helpen, ‘en dan zullen Frederik en ik de koning wel fietsen leren, hè Frederik?’

De deftige lakei knikte met een zucht. Het zou lang niet gemakkelijk zijn om die ongeduldige, driftige koning fietsen te leren! Maar 't was toch altijd nog beter dan om in het pikkedonker een vreemd huis in te sluipen, en een fiets uit de kast te halen.

De volgende morgen vroeg kwam Kwekstaart de fiets al brengen. ‘Alstublieft, Majesteit,’ zei hij met een diepe buiging, ‘het sleuteltje....’ Maar koning Kwak-Kwek liet hem niet uitspreken. ‘Vlug, breng mijn fiets onmiddellijk in de tuin van het paleis, dan zal ik er opstappen.’

‘Maar Majesteit, ik moet hem eerst nog opwinden met het sleuteltje,’ pruttelde Kwekstaart. ‘En U kunt niet eens fietsen,’ jammerde Frederik, ‘en U bent nog in Uw pyama, Majesteit....’

‘Hou je mond,’ schreeuwde de koning, ‘en doe wat ik je zeg.’

De deftige lakei en Kwekstaart reden samen de fiets weer door de

[pagina 31]
[p. 31]

gang van het paleis. Het gezicht van Kwekstaart stond heel donker. Maar langzamerhand begonnen er in die boze ogen kleine pretlichtjes te dansen.

‘Hij heeft je niet eens bedankt,’ zuchtte Frederik, ‘en zo gaat het nou de hele dag door. Altijd maar moet ik voor hem klaar staan, en nooit is het goed.’

Kwekstaart zei niets. Hij nam het sleuteltje uit zijn zak, en begon de fiets op te winden. Heel lang draaide Kwekstaart, zo lang hij maar kon.

De koning kwam al aandraven, in zijn rose gestreepte pyama. ‘Geef hier mijn fiets,’ riep hij ongeduldig, ‘jij Frederik, helpt mij opstappen. En laat al de lakeien op een rij in de tuin gaan staan, om te zien hoe goed hun koning fietsen kan.’

Frederik liet de koning los, en sprong vlug opzij. Rrrrrt - rrrrrt - daar schoot de fiets al weg. De koning viel haast over het stuur heen, en kon zich nog net vastklemmen. Holderdebolder ging het over de grintpaden van de paleistuin, al maar harder, al maar harder. ‘Help,’ gilde koning Kwak-Kwek, ‘help, help! Ik wil er af, ik wil....’ Maar steeds harder raasde de fiets door. Het was een gezicht om nooit te vergeten, zoals de koning in zijn rose gestreepte pyama door de tuin heen zwierde. Want stuur houden kon hij helemaal niet.

‘Och Kwekstaart,’ jammerde Frederik, ‘help hem toch....’ Maar Kwekstaart stond er heel kalm naar te kijken, en stak geen hand uit. ‘Hij moet maar eens leren dat hij niet alles kan,’ zei hij bedaard.

Kwok, de minister met de gouden knopen, lachte zó hard dat er twee gouden knopen van

illustratie

[pagina 32]
[p. 32]

zijn jas af sprongen. En dokter Kwikkelaar leunde tegen de muur van 't lachen, en zijn dikke buik schudde op en neer.

‘Help me,’ schreeuwde de koning, ‘en wie mij uitlacht laat ik in de gevange.... in de gevang.... au, au, help me toch!’

Met een gevaarlijke bocht zwaaide de koning vlak langs de kant van de vijver, en nog steeds snorde de fiets door. ‘O Frederik, Frederik, help jij me dan toch,’ smeekte de koning, die bijna niet meer kon, ‘ik val, ik.... o.... o....’

Kwekstaart pakte Frederik bij de arm. ‘Wacht nog even,’ zei hij. ‘Koning Kwak-Kwek, belooft U dat U niet meer zo lastig zult zijn, en Uw dienaren het leven niet meer zo zuur zult maken?’

‘Ja, ja,’ jammerde de koning, ‘ik beloof alles wat je maar wilt, maar laat die vreselijke fiets stilhouden. Au.... au....’

Hij zou net voor de voeten van dokter Kwikkelaar gevallen zijn, als Frederik hem niet gegrepen had. Heel stil en heel beschaamd liep koning Kwak-Kwek aan de arm van de goede deftige lakei naar zijn slaapkamer, om zich aan te gaan kleden. En Kwekstaart zette de fiets tegen een boom, en gaf dokter Kwikkelaar en minister Kwok een vrolijk knipoogje. ‘De koning heeft nog wel geen fietsen geleerd, maar hij heeft vandaag toch wèl iets anders geleerd,’ zei hij.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken