Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nu moet je eens luisteren... (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nu moet je eens luisteren...
Afbeelding van Nu moet je eens luisteren...Toon afbeelding van titelpagina van Nu moet je eens luisteren...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (48.27 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Reinderhoff



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nu moet je eens luisteren...

(1948)–G. Gilhuis-Smitskamp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]


illustratie

Van een kikkertje, dat niet tegen de kou kon

‘O, O, HET IS TOCH LANG NIET prettig om maar een kikker te zijn!’

Brakkie, het kleine kikkertje, zat met een bedroefd gezicht aan de kant van de sloot, en vouwde zijn voorpootjes over zijn nat, glimmend buikje.

‘O, o,’ zei hij nog eens met een bibberende stem. Hij zuchtte diep, en keek met zijn kleine, bolle oogjes over het water heen, dat zachtjes tegen de kant klotste. Twee grote tranen rolden over zijn wangen, en na die twee volgden er steeds maar meer. Maar niemand zag het en niemand hoorde het. Want het was al donker en de rietpluimen aan de slootkant ritselden heen en weer in de wind: rssss - rssss - rssss -

Arme Brakkie, wat had hij een verdriet. En toch zou je zeggen, dat hij alles had, wat een kleine kikker maar verlangen kan. Een vader

[pagina 45]
[p. 45]

en een moeder, twee lieve broertjes en een prachtige groene sloot om in te wonen. Maar aan dat alles dacht Brakkie nu niet. Hij dacht alleen maar aan dat ene, dat hem zo bedroefd maakte. Hij rolde nu haast om van het huilen. En omdat kikkers geen zakdoek bij zich kunnen hebben, moest hij de tranen zo maar met zijn pootjes wegvegen.

Ja, het was een lelijk geval met Brakkie. Weet je waaròm hij zo huilde? Omdat hij het zo koud had! En Brakkie kon helemaal niet tegen de kou.

‘Kom,’ zei zijn moeder wel tien maal op een dag, ‘wees toch niet zo flauw! Ben jij nou een flinke, Hollandse kikker? Je zit me daar maar te kleumen aan de slootkant, je lijkt wel een jongejuffertje! Spartel eens lekker met Kwekkie en Kwakstaart in het water, dan voel je de kou niet meer!’

Brakkie was deze zomer pas geboren. Nu, in de zomer had hij natuurlijk niet veel last van de kou gehad. Maar toen de avonden kouder werden, kon Brakkie soms al rillend en bibberend tegen zijn moeder aankruipen. En vader, die een oude, wijze kikker was, had zijn hoofd geschud. ‘Dat zal die jongen nog lelijk te pas komen, vrrrrrouw, als het winter is!’

En nu wàs het winter. De hele dag had het hard gewaaid. Honderden dorre bladeren dansten over de straatweg langs de sloot. O, wat had Brakkie het koud! De wind blies hard over zijn bloot bibberlijfje, hij begon hoe langer hoe meer te rillen.

In het grote huis, aan deze kant van de sloot, waren de lampen al aangestoken. Daar ging het vrolijk toe. En dat was geen wonder, want er werd vandaag feest gevierd!

In dat huis woonde een klein, dik jongetje met een blonde kuif, en dat jongetje heette Kees, en hij werd vandaag vijf jaar. Zijn vriendjes hadden vanmiddag bij hem gespeeld en ze hadden allemaal wilde, fijne spelletjes gedaan. Maar nu waren de vriendjes naar huis. En Kees zat in zijn pyama op vaders knie, dat mocht altijd even vóór hij naar bed ging.

[pagina 46]
[p. 46]

Brakkie keek met verlangende ogen naar dat mooie, grote huis. Wat een licht straalde er door al die ramen! Het zou er vast wel lekker warm zijn.... O, en toen kwam er ineens een stout plan op in zijn kaal kikkerkopje!

Hij veegde zijn tranen weg en zette een moedig gezicht. Toen hipte hij over het grasveldje heen, over de lege bloemperken, tot vlak voor het huis. Hij sprong op de bank, die voor het huis stond, rekte zich uit en keek door de glazen deuren.

O, wat was het daarbinnen mooi! De mensen zaten om een groot, zwart ding heen en daar kwam een rode gloed uit. Kees zat er óók bij, op de knie van zijn vader, en hij strekte zijn handen naar dat zwarte ding uit.

Brakkie kreeg ineens een groot verlangen om daar óók te zitten. Wat zou het dáár heerlijk zijn!

Hij sprong om het huis heen. Kijk, die achterdeur stond op een heel klein kiertje! Mooi zo. In een wip was hij door de keukendeur verdwenen. Daar was gelukkig niemand.

Nu kwam hij in de gang. Hu, wat voelden die stenen koud aan zijn pootjes!

Ineens ging de kamerdeur open en een stroom van licht viel in de gang. Met een sprongetje was Brakkie in de kamer. Ja hoor, hièr was het, hij had het wel goed gezien!

Hij wipte regelrecht toe op dat wonderlijke, gloeiende ding. Stilletjes ging hij er naast zitten. O, wat een heerlijk gevoel! Hij werd er slaperig van, zó lekker was het. Hij legde zijn pootjes op zijn buikje. Zijn oogjes begonnen zacht dicht te vallen....

‘O Vader!’ riep een harde jongensstem. ‘Vader, kijk eens gauw, een kikker bij de kachel!’

Ineens stonden ze op, al die grote mensen. Brakkie zat stijf van schrik. Wel tien handen probeerden hem te grijpen. Hij sprong op en wipte tussen al die lange benen door naar de hoek van de kamer. Maar daar stond een klein meisje en ze trok haar jurk stijf om haar benen heen, zó bang was ze. ‘O Moeder, Moeder, hij springt tegen mij op!!’

[pagina 47]
[p. 47]

Radeloos sprong Brakkie heen en weer over het gladde zeil. Dàn zat hij onder de tafel, dàn achter de piano, dàn onder het voetenbankje. Zijn poot bleef haken aan de franje van het divankleed. Maar hij werkte zich weer los en sprong wild van angst op een voetkussen. O, o, zat hij maar weer veilig aan de kant van de sloot!

‘Vader,’ riep de harde stem van de grote jongen weer, ‘zal ik uw wandelstok halen? Dan moeten we hem daarmee opjagen!’

‘Ja, ja!’ riep een andere grote jongen. Brakkie bleef doodstil zitten. Zijn oogjes stonden nog boller dan anders, van angst en schrik. Zou hij hier ooit weer vandaan komen?

Maar toen zei ineens een zacht stemmetje: ‘Jullie mogen hem geen kwaad doen, hoor! Hij komt op mijn verjaardag, dus hij is van mìj. En kijk eens hoe bang hij er uitziet! Toe Moeder, mogen de serredeuren even open, dan kan hij zo weer naar buiten springen!’

‘Gauw dan maar,’ zei moeder, ‘maar op een kiertje, hoor, want de kou moet buiten blijven.’

In tien tellen zat Brakkie op de stenen stoep, en even later zat hij weer aan de slootkant.

Hij durfde niets te vertellen aan Kwekkie en Kwakstaart, die nieuwsgierig vroegen waar hij toch zo lang gezeten had. En vader schudde weer wijs zijn hoofd en kwaakte: ‘Die jongen, vrrrrouw, heeft ook altijd wat!’

Maar Brakkie kroop dicht tegen zijn moeder aan. ‘Het is hier tòch maar beter dan daar,’ dacht hij bij zichzelf, ‘dàn moet ik maar kou lijden. Want naar die grote mensen ga ik nóóit meer toe. Vàst niet!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken