Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

De wijding van het water.

Aangenaam en stil, hoewel wat eentonig gingen nu dagen en weken voor Romanowna en Milna voorbij. De prior deed wat hij kon om de meisjes genoegen te geven: nu eens las hij haar voor uit de Heilige Schrift en verklaarde veel, wat zij vroeger niet hadden begrepen, dan weer deelde hij haar iets mede uit de geschiedenis der volken, of sprak over natuurkunde en andere zaken. Door zijne scherpzinnigheid had hij zooveel opgemerkt, dat hij altijd even onderhoudend was, en de meisjes verheugden zich steeds, als haar gastheer een uurtje tijd tol praten had. De prettigste dagen voor Romanowna waren evenwel die waarop er berichten van haar vader kwamen. Dagen te voren verheugde zij zich al in het denkbeeld dat er nu wel spoedig tijding zou komen, en als de brief dan eindelijk verscheen, las en herlas zij hem tot zij hem bijna van buiten kende. De eerste brieven, die zij ontving, waren zeer lang en vol bijzonderheden uit zijn leven: hij schilderde haar de buitengewone geestdrift, waarmede hij ontvangen was, en deelde haar zooveel van zijne voorloopige plannen mede, dat zij hem in hare gedachten kon volgen; maar later werden zijne brieven korter en zakelijker. ‘Ik heb weinig tijd, mijn kind,’ schreef hij, ‘meestal slechts zooveel, om de zeer lange brieven van u te lezen. Meld mij toch nauwkeurig alles wat gij doet en denkt, en bid steeds voor uwen vader, die het oogenblik al meer en meer ziet naderen dat hij u in zijne armen kan drukken.’

Romanowna deed met genoegen wat haar vader verlangde, en ofschoon er bijna niets meldenswaardigs in haar leven voorviel, zond zij hem toch gedurig lange brieven, terwijl zij zich vergenoegde met de korte berichten, die zij ontving, te lezen en te herlezen.

‘Ik heb,’ zoo schreef haar vader eens, ‘Jaitsk belegerd, en zou de stad zeker hebben ingenomen, als de gouverneur van Orenburg geene gelegenheid had gevonden de bezetting der vesting te hulp te komen; evenwel ben ik ruimschoots schadeloos gesteld voor die teleurstelling, want ik heb eene tweede hulpbende in het gebergte overvallen. Zoodra ik het leger met mijne troepen omsingeld had, maakte ik mij bekend en had het genoegen, te zien, dat alle soldaten zich dadelijk onder mijn vanen schaarden. Tot mijn leedwezen weigerden eenige officieren mij te erkennen, en ik zag mij dus genoodzaakt ze voorloopig in hechtenis te doen nemen.’

[pagina 78]
[p. 78]

Op eenen anderen tijd deelde hij mede: ‘Blijkbaar worden mijne wapenen gezegend, want ik heb niets dan voorspoed. De Baskiren, de Kirguisen, vele Tartaren van Budhiak en meer dan tien duizend Kalmukken hebben zich bij mijn leger aangesloten.’

‘Eene menigte Polen,’ meldde hij zijne dochter later, ‘die door Catharina naar Siberië waren verbannen, zijn bij mij gekomen, hebben mij voor hunnen keizer herkend en dienst bij het leger genomen, zoodat ik mij nn sterk genoeg gevoel om Orenburg te belegeren. Eindelijk, eindelijk, mijn kind, kan ik u toestaan bij mij te komen,’ schreef hij verder. ‘Ik zal u een veilig geleide zenden, dat u en Milna naar het schoone kasteel Tatischewa zal brengen. De reis is niet moeilijk, en in uw nieuw verblijf zult ge althans gedeeltelijk dat terugvinden, wat ge zoolang hebt ontbeerd. Bedank den goeden prior ook uit mijnen naam voor de goedheid, die hij voor u gehad heeft, en zeg hoe ik hem spoedig hoop te bewijzen dat hij met geen ondankbare te doen heeft. Laat u niet overhalen nog langer in het klooster te blijven, want ik heb plan om ‘het water te wijden,’ en zou gaarne zien dat gij bij dat feest tegenwoordig waart.’

Pater Alexius schudde het hoofd, toen Romanowna hem den wensch haars vaders mededeelde, want hij zag er vele bezwaren in voor die twee jonge meisjes, om zoo dicht bij het tooneel des oorlogs te zijn, en had liever gewild dat zijne beide beminnelijke gasten, vooral in haar eigen belang, nog wat langer bij hem waren gebleven. Hij deed evenwel geene poging haar terug te houden, daar Romanowna zoo verlangde bij haar vader te zijn. Niet zonder aandoening verlieten zij de plaats waar zij zoolang hadden gewoond, en met tranen in de oogen namen zij afscheid van den prior, die zich zulk een warmen en hartelijken vriend voor haar betoond had. ‘Vaartwel! mijne lieve meisjes,’ sprak de prior bij het weggaan. ‘God schenke u niets dan geluk en voorspoed, maar heeft Hij het anders over u besloten, en worden rampen uw deel, wendt u dan altijd gerust tot mij. Zoolang God mij in het leven spaart en ik een dak boven mijn hoofd heb, kunt gij er op rekenen, bij mij steeds eene veilige wijkplaats te zullen vinden. Maar als gij in eer en aanzien zijt en voorspoed hebt, vergeet dan toch niet, dat Hij, die u die schatten gaf, ze u ook weder kan ontnemen. Verhoovaardigt u niet op de rijkdommen dezer wereld, en tracht uw hart rein te bewaren. Misschien zien wij elkander hier beneden niet weder, maar belooft mij dat gij den ouden prior niet zult vergeten, want als ge

[pagina 79]
[p. 79]

aan mij denkt, zult ge u de woorden der Heilige Schrift herinneren, die ik u verklaard heb.’

De meisjes kusten de haar toegereikte handen van pater Alexius en verlieten, nadat zij het graf van Milna's vader nog eens hadden bezocht, het klooster, om zich naar het voor haar in gereedheid gebrachte kasteel Tatischewa te begeven.

De ontvangst, die Romanowna daar te beurt viel, was zeer luisterrijk. Eene eerewacht te paard haalde haar plechtstatig in en geleidde haar naar haren vader, die met eenige zijner hoofdofficieren zijne dochter op de breede trappen van het kasteel tegemoet kwam. Uit alle bovenramen wapperden vlaggen, en zeer fraaie muziek liet zich te harer eere hooren; maar Romanowna merkte bijna niets van al die hulde, zoo blijde was zij haar vader weder te zien. Zoodra zij hem in het oog kreeg, snelde zij heen en omhelsde hem hartelijk, terwijl zij moeite had de tranen van blijdschap, die zij voelde opkomen, te bedwingen. De czaar sloeg zijn arm om de schouders zijner dochter en stelde haar zoo aan het volk voor, dat haar levendig toejuichte. Daarop geleidde hij haar naar binnen, waar alles er even feestelijk uitzag en een allerprachtigst gastmaal was aangericht. ‘Wees welkom, mijne dochter,’ zeide de czaar, nadat de gasten allen aan den feestdisch hadden plaats genomen, ‘welkom op het kasteel Tatischewa.’

Alle gasten dronken dezen toast mede en stemden in met den wensch, dien de czaar deed, dat Romanowna zich in dit voorloopig verblijf recht gelukkig zou gevoelen. ‘En ge moet ons toestaan,’ zeide Pugatscheff, ‘dat wij hier af en toe van onze vermoeienissen komen uitrusten.’

‘Hoe, mijn vader, blijft gij dan niet bij mij?’ vroeg Romanowna.

‘Bij u? Neen, mijn kind, mijne taak is nog maar pas begonnen, en ik mag niet aan rust denken voordat ik haar geheel ten einde heb gebracht,’ antwoordde Pugatscheff; ‘maar’ voegde hij er bij, ‘reeds in de volgende week kom ik weder bij u, want dan hoop ik, bij leven en welzijn, het water te wijden, zooals ik u reeds heb geschreven.’

Het feest liep zeer prettig af. De czaar gaf reeds vroeg het sein om op te staan, daar hij vreesde dat Romanowna vermoeid zou zijn.

‘Wij zijn morgen reeds vertrokken als gij ontwaakt,’ zeide Pugatscheff, toen zijne dochter hem goeden nacht wenschte, ‘en daarom moet ge mij zeggen of ge ook nog de eene of andere begeerte hebt,

[pagina 80]
[p. 80]

want zelfs uw kleinste wensch zal vervuld worden. Gij zijt de meesteres van dit kasteel en kunt alles juist zoo inrichten als gij wilt. Alle bedienden moeten op uwe wenken vliegen, en wie u niet dadelijk gehoorzaamt, zal.....’

‘Er zal geen bedreiging noodig zijn,’ merkte Romanowna aan, haar vader lachend in de rede vallende. ‘Mijn eenig verlangen is, dat gij dikwijls bij mij komt, en dat de tijd spoedig daar zal zijn dat ge mij niet weder verlaat,’ en bij deze woorden gaf zij hem een kus en nam met eene beleefde buiging afscheid van het gezelschap.

Al zeer spoedig naderde nu de twaalfde Januari, de dag waarop sedert onheuglijke jaren het water gewijd was. In de laatste jaren evenwel was dit feest door verschillende omstandigheden niet gevierd, en het beviel den Russen, die zeer op dezen dag gesteld zijn, bijzonder goed, dat de czaar zulke groote toebereidselen liet maken om dien dag luisterrijk te vieren.

Op den feestdag werden er 's morgens al vroeg op de bevroren rivier prachtige tenten, met scharlaken behangen en met gouden franje omzet, opgeslagen. In de eene tent werd een troon geplaatst, die met wit laken bekleed en met kleine gouden sterren versierd was; en rondom de andere werd eene overdekte galerij gemaakt, die evenals de tent met scharlaken bekleed was. Toen deze tenten waren opgeslagen, werd het leger in troepen verdeeld en op de rivier en aan hare oevers geplaatst; daarop begonnen vele klokken te luiden en begaven zich vier priesters, in plechtgewaad en van bijlen voorzien, naar de ledige tent, waar zij een groot vierkant gat in het ijs hakten. Middelerwijl werd Romanowna, die op verlangen van haar vader zeer prachtig gekleed was, en er allerliefst uitzag, in eene met vier schimmels bespannen slede van het kasteel gehaald en onder begeleiding der muziek naar de tent gebracht, waar zij op den voor haar bestemden troon plaats moest nemen.

Zoodra zij gezeten was, begon de statige optocht. Twaalf priesters, allen met waskaarsen in de hand, gingen vooruit; daarop volgde de czaar, in een bisschoppelijk plechtgewaad, met een kruis geheel met diamanten omzet in de rechterhand. Naast en achter hem liep weder eene groote schaar van priesters, die een plechtig Te Deum zongen. Toen deze stoet de ledige tent genaderd was, ging de aartsbisschop met vier priesters binnen, om het water door gebeden en eenige plechtigheden te heiligen en te wijden. Daarna vertoonde Pugat-

[pagina 81]
[p. 81]

scheff zich op de galerij. Men loste kanonschoten, alle soldaten schoten driemaal hun geweren af, en toen mocht ieder, die wilde, nader komen om van het nu heilige water te ontvangen. In eene bewonderenswaardige orde naderden eerst allerlei zieken om van het water, waaraan eene genezende kracht toegeschreven werd, te drinken, of er door de priesters, die het in gouden schalen schepten, mede besproeid te worden; daarna kwamen vele moeders om hare kinderen te laten doopen; en eindelijk allen die van het heilige water in flesschen of andere medegebrachte voorwerpen wenschten mede te nemen.

Nadat deze plechtigheid afgeloopen was, stelde de trein zich weder in dezelfde orde in beweging. Pugatscheff gaf, toen hij bij de tent van zijne dochter kwam, waarop de keizerlijke vlag wapperde, het kruis aan een priester en zeide, terwijl hij Romanowna aan het volk voorstelde: ‘Ziedaar uwe toekomstige keizerin.’

Een luid ‘hoerah I’ ging van alle kanten op, de troepen bewezen haar militaire eer, en al het volk riep met luide stem: ‘Leve prinses Romanowna! Leve de keizer!’

‘Zij schijnen maar niet te willen gelooven,’ sprak de czaar met een droevigen glimlach, ‘dat het mij ernst is, niet nogmaals aan het hoofd van den Staat te staan. Welnu, ik zal mij hunne hulde voorloopig laten welgevallen; zoodra ik mijn plicht heb gedaan, zal het ieder duidelijk worden, dat het mij niet te doen was voor mijzelf een troon te veroveren, maar wel om het volk gelukkig te maken.’

Na afloop van dit feest werd er op het kasteel eene groote partij gegeven, die in de beste orde afliep, en waarbij alle gasten zich zeer vermaakten. De czaar nam toen afscheid van zijne dochter en zeide, dat hij vreesde in verscheidene weken geen tijd te zullen vinden om haar te bezoeken. Tot Romanowna's blijdschap kwam hij toch nog een paar malen met den graat Yon Solms, een zijner hoofdofficieren, een dag te Tatischewa doorbrengen, maar daarna trok hij meer zuidelijk met zijn leger en moest dus wel voor langen tijd zijne dochter vaarwel zeggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken