Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

Het onderzoek van den prior.

Pater Alexius was overal te gunstig bekend, dan dat niet alle deuren voor hem geopend zouden worden; en zoodra hij zich dan ook te Casan bij den gouverneur aanmeldde en toegang tot de gevangenis verzocht, gaf deze hem volkomen vrijheid, de gevangenen, die hij wenschte te spreken, op alle uren van den dag te bezoeken. Hij nam zijn intrek bij een priester en begaf zich daarop dadelijk naar de gevangenis, waar hij verzocht om bij Pugatscheff te worden toegelaten. Toen men hem binnen liet, vond hij den gevangene in zoo diepe aandacht geknield liggen, dat deze niet bespeurde hoe er iemand binnen gelaten was, voordat Pater Alexius door te hoesten zijne tegenwoordigheid bekend had gemaakt.

‘Vergeef mij,’ begon Pugatscheff, uit zijne knielende houding oprijzende, ‘ik was...’

‘Gij behoeft geene vergiffenis te vragen, omdat gij bidt,’ viel de prior hem op gestrengen toon in de rede. ‘Het is een groot voorrecht, als men in de verdrukking met een rein hart tot God mag naderen.’

Pugatscheff zag den monnik vlak in het gezicht en zeide: ‘Wel moogt gij dat zeggen, maar mijne verdrukking is zwaarder, dan gij misschien denkt.’

De prior zag den gevangene doordringend aan en werd blijkbaar ingenomen met dat edele gelaat. Op zachteren toon hernam hij: ‘Ik weet het, gij hebt zeer veel te dragen, maar als de nood op het hoogst is, is zeer dikwijls de redding het naast. Ik twijfel niet of ik kan uw lijden eenigszins verzachten, want ik kom u tijding brengen........’

‘O, van Romanowna? van mijne lieve dochter?’ vroeg Pugatscheff, den prior onstuimig in de ede vallende.

‘Ja,’ antwoordde de prior kalm. ‘Zij is zeer welvarend, evenals Milna, en zendt u door mij haren hartelijken groet.’

‘O, zeg mij,’ smeekte Pugatscheff, ‘hoe gaat het haar? Het arme kind zal zoo verlegen zijn, want toen ik in de gevangenis gebracht was, dacht ik er aan dat zij geen geld had behouden.’

Pater Alexius vertelde den bezorgden vader eerst dat zijn dochter in veiligheid bij hem was, en de wijze waarop hij met haar in kennis was gekomen, en vervolgde toen: ‘Uwe dochter en Milna hebben mij veel over u gesproken, en een der redenen van mijn

[pagina 73]
[p. 73]

bezoek is, om mij te overtuigen of gij werkelijk czaar Peter zijt.’

Pugatscheff zag den prior droevig aan en zuchtte, doch sprak geen woord.

‘Als gij kunt bewijzen dat gij werkelijk de keizer zijt,’ sprak. de prior en liet zijne stem dalen, daar hij eenig gerucht aan de deur meende te hooren, ‘ben ik in staat u te helpen.’

‘Ik heb geene bewijzen dan mijn woord van eer, en als ge mijn woord niet durft vertrouwen, kan ik u geen waarborg geven.’

Dat edele gelaat en die waardige houding hadden pater Alexius al bijna overtuigd, dat hij czaar Peter voor zich had, en hij zeide, zich verontschuldigend: ‘Mijne achterdocht is misschien eene inblazing van den duivel, maar al vijfmaal is het volk verblijd door de tijding dat de keizer nog leefde, en even dikwijls teleurgesteld door....’

‘Ik weet het; bedriegers hebben zich verstout zich voor mij uit te geven,’ hernam Pugatscheft, den prior kortaf in de rede vallende, ‘en uw argwaam is dus zeer gegrond, hoezeer hij mij grieft; maar vraag mij naar alles wat u goeddunkt, opdat uw twijfel worde weggenomen.’

Pater Alexius deed Pugatscheff verscheidene vragen, welke deze allen opzettelijk zóó uitgebreid beantwoordde, dat er eindelijk bij den prior geen twijfel meer overbleef of deze gevangene was werkelijk de czaar.

Verscheidene dagen aaneen bezocht de prior den keizer en trachtte hem door vertroostende gesprekken te bemoedigen, terwijl hij inmiddels, maar tevergeefs, pogingen in het werk stelde om zijne vrijlating te verkrijgen.

Daar de gouverneur van geen in vrijheid stellen wilde hooren, bezorgde pater Alexius aan Pugatscheft eene groote som geld en gaf hem den raad daarmede zijne bewakers om te koopen. ‘Zoodra ge vrij zijt,’ zeide pater Alexius, ‘moet gij in het klooster komen, waar ik vertrekken voor u in gereedheid zal laten brengen.’

Zooals de prior wel voorzien had, kostte het weinig moeite de wachters om te koopen; want slechts een dag nadat hij Casan had verlaten, bevond Pugatscheff zich bij zijne dochter.

Wat was het meisje gelukkig toen zij haar vader weder bij zich had. Aan het praten en vertellen kwam geen einde. Romanowna moest van elken dag een nauwkeurig verslag hebben, zij moest weten hoe haar vader dien bangen tijd was doorgekomen, hoe hij het

[pagina 74]
[p. 74]

elken dag had gehad; of hij veel aan haar had gedacht? of de oppassers goed voor hem geweest waren? of hij 's nachts had kunnen slapen? of hij niet zeer verrast was geweest over de komst van pater Alexius? en honderd andere vragen meer, die Pugatscheff allen beantwoordde, terwijl hij van zijn kant wenschte te vernemen wat Romanowna in dien tijd bejegend was.

Eenige dagen bleef Pugatscheff kalm bij zijne dochter, om naar ziel en lichaam verkwikt te worden, terwijl de prior buitenshuis voor hem zorgde. Buiten het klooster kon hij zich natuurlijk niet vertoonen zonder zichzelf en ook zijn beschermer in gevaar te brengen, want niemand mocht ooit bemerken, dat pater Alexius de hand had geleend aan de ontvluchting van een oproermaker. Doch al zeer spoedig begon die kalme, rustige eentonigheid van het kloosterleven Pugatscheff te vervelen, en met ongeduld verlangde hij naar tijding van de monniken, die pater Alexius naar alle kanten had uitgezonden om den geest der bevolking te polsen.

‘Wanneer zal ik toch een einde kunnen maken aan de dwingelandij van Catharina?’ riep Pugatscheff meer dan eens ongeduldig uit. ‘Wanneer zal ik mij aan het hoofd van mijn leger kunnen plaatsen?’

Romanowna hoopte in stilte dat het nog maar zeer lang zou duren, want hoezeer zij vroeger ook verlangd had, dat ieder zou weten wie baar vader was, begreep zij nu toch dat er oorlog noodig zou zijn voordat hij zijn doel zou kunnen bereiken; en dat denkbeeld vond zij zoo vreeselijk, dat zij veel liever maar stil in het klooster zou zijn gebleven, dan weder tot eer en aanzien te geraken, als haar vader daardoor in gevaar moest komen. Het werd haar soms bang om het hart, als Pugatscheff met zooveel opwinding sprak over den tijd dat hij Catharina van den onrechtvaardig verkregen troon zou stooten. ‘Dan,’ zeide hij, ‘kan ik rekenen de mij opgelegde taak te hebben volbracht, en mag ik mijne verdere levensdagen in stille afzondering eindigen, terwijl gij, mijne dochter, met wijsheid en zachtmoedigheid het volk regeert.’

Meermalen verzekerde Romanowna dat zij voor zich geen kroon wenschte, en dat zij geen verstand genoeg had om te regeeren, maar haar vader wilde daar niets van hooren. ‘Wijze en verstandige mannen,’ zeide hij, ‘zullen u gaarne ter zijde staan; en al is de taak, die God u wil opleggen, ook moeilijk, ge zult die toch kunnen volbrengen.’

‘Vreemd,’ zeide Romanowna tegen Milna, ‘dat ik altijd, als

[pagina 75]
[p. 75]

mijn vader zoo opgeruimd over de toekomst spreekt, zoo'n angstig gevoel krijg. Het is mij, alsof ons een groot onheil bedreigt in plaats van al dien voorspoed, welken de czaar zich voorstelt.’

‘Ik denk, dat het komt, omdat ge nu aan een geheel ander soort van leven gewend zijt, maar als ge eens weder in uwe vorige omgeving zijt, zult ge er stellig anders over oordeelen, want dit klooster is toch eigenlijk geene verblijfplaats voor eene prinses,’ merkte Milna aan.

‘En toch gevoel ik mij hier gelukkiger dan ooit vroeger te Petersburg aan het hof. Wij kunnen hier God dienen zonder door allerlei wereldsche genoegens afgeleid te worden.’

Milna was het lang niet met Romanowna eens. Zij verlangde naar de vervulling van al de schitterende beloften, die Pugatscheff haar had gedaan; maar dit zij te harer eere gezegd: zij betreurde het toch meer voor hare vriendin dan voor zichzelve, dat die tijd nog zoo ver af scheen te zijn. Alle dagen hinderde het haar, dat de prinses zich zoo moest behelpen, want, hoezeer de prior haar vrijheid had gegeven, Romanowna zooveel gemak te bezorgen als zij maar bedenken kon, bleef toch haar verblijf hier een groot verschil maken met hare omgeving te Petersburg.

Terwijl de beide meisjes op een avond dicht bij een der ramen zaten te praten, en Pugatscheff, zooals gewoonlijk met beide handen tegen het hoofd gedrukt, stil bij de tafel zat na te denken, kwam pater Alexius met een brief in de hand binnen en zeide: ‘Goede tijding.’

‘Goede tijding voor mij?’ vroeg Pugatscheff opspringende.

‘Ja, gij zult spoedig een groot leger bijeen krijgen door de onhandigheid van een dienaar van Catharina. Zij heeft namelijk den generaal Traubenberg order gegeven een regement huzaren te lichten onder de Kozakken van den IJaik. Zooals u misschien bekend is, zijn deze menschen vol godsdienstige vooroordeelen, en zoo is ook het dragen van een langen, zwaren baard een punt van godsdienst, en daarin....’

‘Ja, ja,’ riep Pugatscheff, den prior ongeduldig in de rede vallende.

‘Toen de generaal,’ vervolgde de prior, ‘hun het bevel van de keizerin vertoonde, om onder hen soldaten te werven, waren zij daartoe bereid, en in betrekkelijk korten tijd was er dan ook een leger van veertien duizend man op de been; maar bij de monstering der troepen vond Traubenberg goed, te bevelen, dat zij hunne baarden

[pagina 76]
[p. 76]

moesten afscheren. De hoofden kwamen hiertegen op en weigerden, en de generaal was dom genoeg, hun op de markt hunne baarden gewelddadig te laten ontnemen. Hij maakte hen hierdoor zoo woedend, dat zij niet alleen hem en nog vele andere officieren vermoordden, maar tevens in opstand kwamen, en besloten zich te wreken over het onrecht dat men hun had aangedaan.

‘Mijn berichtgever heeft hun toen verteld dat gij nog in leven waart en u hier bevondt, en deze tijding is met zooveel geestdrift ontvangen, dat zich dadelijk een soort van gezantschap heeft gevormd om u af te halen en te verzoeken u aan hun hoofd te stellen.’

‘Welk eene duidelijke roepstem van den hemel,’ sprak Pugatscheff met waardigheid. ‘Mijn vriend’ voegde hij er bij, ‘laten wij gezamenlijk in de kapel onze dankgebeden tot God opzenden, en Hem tevens smeeken mijne pogingen tot het welzijn van het volk te zegenen.’

Toen Romanowna en Milna zich wilden gereed maken om met Pugatscheff te vertrekken, stelde de prior haar voor, liever in het klooster te blijven, totdat de czaar eerst althans eene vesting zou hebben ingenomen, waar hij haar een veilig verblijf kon bezorgen. Pugatscheff nam dezen voorslag dadelijk dankbaar aan en liet dus, toen de soldaten hem kwamen halen, zijne dochter met hare getrouwe Milna en de oude Ottekesa onder de hoede van zijn vriend den prior.

Romanowna was bedroefd toen zij weder van haar vader werd gescheiden, en liet zich slechts een weinig troosten door de belofte, dat hij haar zeer dikwijls bericht zou doen toekomen en, zoodra het maar eenigszins mogelijk was, zou komen afhalen. ‘En dat kan niet lang meer duren,’ voegde hij er opgewonden bij, ‘want God kan niet toestaan dat de onschuld langer verdrukt wordt.’

Nadat hij van allen een hartelijk afscheid had genomen, vertrok hij met de soldaten in eene zeer opgewekte stemming. Zijne dochter zag hem na zoolang zij kon, en bewonderde met Milna zijne edele houding, toen hij op het vurige hem toegezonden paard in galop wegreed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken