Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

Het verhaal van den heer Lowitz.

Eindelijk was Milna weer in zoover hersteld, dat zij in de gezellige huiskamer van den dokter kon komen. Allerhartelijkst werd zij daar ontvangen, want mijnheer en mevrouw Dimsdale, die geen kinderen hadden, waren reeds zeer gehecht aan de beide lieve meisjes, die zij onder zulke ongelukkige omstandigheden hadden leeren kennen.

‘Wat is het toch prettig,’ zeide de dokter, ‘dat we nu eens zoo gezellig bij elkander zijn, en ik hoop, of liever wij hopen, niet waar, Lucie? dat het u beiden zoo goed zal bevallen in onzen huiselijken kring, dat wij u zeer lang bij ons zullen houden.’

‘Milna,’ antwoordde Romanowna dadelijk, ‘zal zeker gaarne gebruik willen maken van uwe vriendelijke uitnoodiging, maar mijn plicht roept mij, nu Milna hersteld is, naar mijnen vader, en als gij het goedvindt, zou ik wel gaarne morgen vertrekken.’

De dokter zag zijn vrouw aan en zeide toen, nadat hij eenige oogenblikken had nagedacht: ‘Als gij mijn raad vraagt, raad ik u stellig af een stap te doen, die u niets dan ellende kan bezorgen.’

‘Gij kent de liefde van mijn vader voor mij niet, dokter,’ merkte Romanowna kalm, maar droefgeestig aan. ‘Hij heeft, ik vrees dat ik dit gelooven moet, eenige misstappen begaan, maar zijn dochter was toen niet bij hem, en ik houd mij overtuigd, dat hij nooit tegen zijn geweten zou hebben gehandeld, als hij bedacht had dat het mij verdriet deed.’

‘Hoe innig veel leed het mij doet,’ hernam de dokter, ‘dat ik eene dochter in het vaste vertrouwen op de liefde van haren vader teleurstel, moet ik u ronduit zeggen, hoe ik geloof dat ge nu niets meer op hem zoudt vermogen.’

‘Kent ge mijn vader dan, dokter?’ vroeg Romanowna zacht verwijtend.

‘Niet persoonlijk, maar tot mijn leedwezen hoor ik dagelijks meer en meer tot zijn nadeel, zoodat ik niet naar de kennismaking verlang.’

Romanowna's oogen vulden zich met tranen, vooral omdat zij begreep, dat haar anders zoo beleefde gastheer zich niet zoo zou uitlaten, als hij er geene gegronde redenen voor had.

Terwijl zij zoo stil voor zich zat neer te kijken, schrikte zij eensklaps door de binnenkomst van een officier, die, zonder het gezelschap te groeten, op haastig gejaagden toon vroeg: ‘Om Gods wil, zeg mij toch waar is Lowitz?’

[pagina 109]
[p. 109]

‘Lowitz?’ herhaalde de dokter, ‘ik weet u niets van hem te zeggen, want hij heeft mij in langen tijd niet bezocht; maar wat is er met hem?’

‘Dus gij kunt mij niets van hem zeggen? Neem mij dan niet kwalijk, ik moet hem dadelijk achterna;’ met deze woorden verliet de officier haastig de kamer.

Dokter Dimsdale nam zijn hoed en snelde hem achterna. ‘Zeg mij, mijnheer,’ zeide hij, ‘wat vreest gij voor mijn vriend Lowitz?’

‘Wel, de jongen is radeloos van woede en smart over den schandelijken moord aan zijn vader, en...’

‘Is de heer Lowitz dood?’ riep dokter Dimsdale met ongeveinsde droefheid uit.

‘Weer een nieuw slachtoffer van Pugatscheff,’ antwoordde de officier en spoedde zich voort; maar dokter Dimsdale ging zonder zich te bedenken met hem mede.

In angstige spanning bleven de dames achter. Zij gevoelden dat er iets vreeselijks gebeurde of gebeurd was en hadden den moed niet elkander toe te spreken.

Eindelijk, na verloop van hoe lang? - geen harer zou het hebben kunnen zeggen - zagen zij drie personen de ramen voorbijgaan, en spoedig daarna kwam de dokter met den officier en den jongen Lowitz de kamer binnen. De beide eersten zagen er verhit en vermoeid uit, maar de heer Lowitz was zeer bleek en scheen wel half wezenloos, ten minste hij liet zich op den eersten stoel den besten neervallen en bleef daar onbeweeglijk zitten.

‘Wat is er toch?’ vroeg mevrouw Dimsdale bezorgd.

‘Dat zal ik je later wel eens zeggen,’ antwoordde de dokter met een blik op Romanowna, ‘maar wees nu zoo goed om te zorgen dat onze gasten iets te eten krijgen.’

Mevrouw Dimsdale verliet dadelijk de kamer, nadat zij tegen den vreemden officier, die zijne excuses maakte over zijn binnendringen, gezegd had, dat hij als vriend van den heer Lowitz welkom was.

Romanowna, die den blik van den dokter had opgemerkt, vroeg angstig, terwijl zij naar hem toeging en hare handen op zijne schouders legde: ‘Dokter, wat is er toch? Ik vrees, dat het iets is dat betrekking op mijn vader heeft.’

De dokter gaf geen antwoord, en Romanowna zag van hem naar de beide andere heeren, terwijl zij smeekte: ‘O, zeg mij of ik mij bedrieg. Ik heb zoo'n voorgevoel dat er iets met mijn vader voor-

[pagina 110]
[p. 110]

gevallen is. Dokter,’ herhaalde zij, daar zij in het geheel geen antwoord kreeg, ‘ik ben op alles voorbereid, zeg mij toch alles, laat mij het ergste weten. Hij is toch niet gedood?’

‘Hij is niet gedood, maar hij heeft gedood,’ sprak de jonge Lowitz op doffen toon. ‘Hij heeft mijn goeden, lieven vader vermoord, terwijl...’

‘Lowitz!’ riepen de dokter en de officier tegelijk waarschuwend, maar hij lette er niet op, en Romanowna wenkte hen met de hand om hem niet in de rede te vallen.

...‘hij bezig was zijn plicht te doen. Hij deed op last van de keizerin opmetingen voor het nieuwe kanaal en was dicht bij Demitreffsk bezig, toen Pugatscheff bij hem kwam en vroeg wat hij deed. ‘Ik onderzoek waar het best eene gemeenschap te maken is tusschen Don en Wolga,’ antwoordde mijn vader. Pugatscheff luisterde met geveinsde belangstelling en noodigde hem op een van zijne feesten. Mijn vader verontschuldigde zich, omdat hij bij goed weder sterrekundige waarnemingen wilde doen en het druk had. De verontschuldiging werd aangenomen; maar eenige dagen later zond Pugatscheff een boodschap, of hij eens bij hem wilde komen. Niets kwaads vermoedende begaf mijn vader zich dadelijk naar hem toe; doch zoodra hij bij den wreedaaad kwam, liet deze hem op eene piek steken en riep hem toe: ‘Kijk nu eens goed uit uwe oogen en bedank mij, dat ik zoo'n gemakkelijke manier heb uitgevonden om de sterren te bekijken.’

Lowitz had zeer langzaam gesproken en hield, terwijl hij sprak, de oogen op den grond geslagen; maar toen hij nu opzag en het meisje aanschouwde, dat bijna voor hem stond, had hij innige spijt over elk woord, dat hij gesproken had, en zou gaarne al zijne woorden weder hebben herroepen. Hare lippen waren stijf op elkander gedrukt en haar geheele gelaat was kleurloos, terwijl hare oogen met eene onzekere, starende uitdrukking op hem gevestigd bleven.

‘O waarom,’ vroeg Milna zacht verwijtend aan den heer Lowitz, ‘hebt gij haar zooveel verdriet aangedaan?’

‘Ik wilde dat ik met een gedeelte van mijn leven de woorden kon herroepen,’ antwoordde hij halfluide. ‘Ik ben opzettelijk niet eerder gekomen, en wilde dezen avond hier voorbijloopen, om den nacht buiten door te brengen, daar ik vreesde mij niet te kunnen bedwingen over die afschuwelijke gebeurtenis te spreken.’

‘Ach! was ik maar bij hem geweest,’ riep eindelijk Romanowna met

[pagina 111]
[p. 111]

een diepen zucht. ‘Dokter,’ vervolgde zij, ‘nu zult ge mij toch zeker niet mijn plan ontraden, om morgen naar hem toe te gaan?’

‘Neen, mijne lieve vriendin, ik raad u niet af, te doen wat gij uw plicht denkt te zijn; maar ik geef u toch in bedenking, of het wel raadzaam voor u is, onder deze omstandigheden naar Demitreffsk te gaan.’

‘Pugatscheff is niet meer te Demitreffsk,’ deelde de officier mede.

‘Waar dan?’ vroeg Romanowna.

De officier haalde de schouders op en zeide: ‘Zijn leger is handgemeen geweest met dat van den generaal Bibikoff.’

‘En?’ vroeg Romanowna in angstige spanning.

‘De generaal heeft eerst het leger der opstandelingen in het gebergte teruggedrongen en wist toen door eene versterking van troepen, die de kolonel Mikelson hem zond, hun den toevoer van levensmiddelen af te snijden.’

‘Dat was toch niet minder wreed!’ riep Romanowna.

‘Wreed?’ herhaalde de officier, ‘dat is oorlog voeren.’

‘Geen moorden uit baldadigheid,’ sprak Lowitz halfluide.

‘De generaal moest wel zoo handelen, en,’ voegde de officier er bij, ‘hij verdedigde eene rechtvaardige zaak.’

‘Mijn vader ook,’ merkte Romanowno aan, ‘de keizer heeft toch, mijns inziens, meer recht op den troon dan zijne gemalin, die hem wilde doen vermoorden.’

‘De keizer zeker,’ begon de officier met nadruk, ‘maar...’

Juist kwam mevrouw Dimsdale weder binnen en liet het eenvoudig avondmaal opzetten. Van die kleine opschudding maakte de dokter gebruik, den heeren te verzoeken het pijnlijke onderwerp te vermijden; maar hoeveel moeite ook allen deden om van gesprek te veranderen, Romanowna rustte niet, voordat de officier haar alles verteld had wat hij wist.

Van hem vernam zij, dat het leger van haar vader geheel verslagen en verstrooid was, en dat hijzelf zijn leven met de vlucht had gered.

‘Waar is hij naar toe gevlucht?’ vroeg Romanowna.

‘Men zegt dat hij de Wolga is overgezwommen, maar daar ik niet kon veronderstellen iemand te zullen ontmoeten, die belang in hem stelde, heb ik niet verder gevraagd.’

Romanowna zweeg gedurende het verdere gedeelte van den avond, en de overigen hadden ook niet de minste opgewektheid om een

[pagina 112]
[p. 112]

geregeld gesprek te voeren, en dus scheidde het gezelschap al spoedig. Romanowna sliep weinig, en Milna in het geheel niet, want al die vermoeienissen en ontroeringen bezorgden haar weder een weinig koorts, en dus eindigde de dag, die zoo aangenaam begonnen was, al zeer droevig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken