Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Treurige inbeelding.

Welk een kontrast! Toen de dokter nog maar een paar uren geleden Romanowna bezocht, hield hij haar voor krankzinnig, omdat zij over dingen sprak, die hij niet goed kon begrijpen, en nu hij weder bij haar kwam, dacht hij haar goed bij kennis te vinden, terwijl zij nu juist in de war was. Toen hij het bed was genaderd, liet hij haar de bloem zien en zeide zacht: ‘Hier is zij, Romanowna.’

‘Wat is dat?’ vroeg zij onstuimig. ‘Wie is zoo wreed om op dit oogenblik het hoofd van mijnen ongelukkigen vader met bloemen te tooien!’

‘Wij zijn het, mijne vrouw en ik. Wij brengen u de bloem waarom gij gevraagd hebt.’

‘Ach, waarom moest hij sterven!’ jammerde Romanowna. ‘Nu is er niemand meer om met mij naar het klooster te gaan, en o! ik kan niet meer, want al die ketens zijn om mijn hoofd gewonden.... o!....o!’

Op deze wijze klaagde Romanowna in het ijlen der koorts, en het was hartverscheurend haar te hooren, want bij ieder woord kwam alles, wat zij geleden had, zoo duidelijk uit.

Dokter Dimsdale legde koude kompressen op haar hoofd en bleef zelf met zijne vrouw dien nacht bij het ziekbed waken. Gelukkig voor Milna dat die menschlievende vrienden haar ter zijde stonden, want vele dagen was Romanowna niet buiten gevaar. Akelig was het om aan te zien, hoe zij in de hitte der koorts met fonkelende oogen en gloeiende wangen kon vertellen, dat zij haren vader zijne vrijstelling ging bezorgen, en dat hij dan met haar bruiloft zou houden bij Milna. En zelfs nadat het gevaar geweken was, moest zij nog

[pagina 192]
[p. 192]

met de uiterste zorg behandeld worden, daar haar hoofd reel geleden had en zij zeer verzwakt was van de doorgestane schokken. Niet minder aandoenlijk was het, te bespeuren, hoe zij alles scheen vergeten te zijn wat er in den laatsten tijd gebeurd was. Blijkbaar verkeerde zij in het denkbeeld, dat zij pas met Milna op reis was gegaan naar Petersburg, om de vrijstelling van haren vader te vragen. Zoolang zij nog zoo heel zwak was moest men haar wel in dien waan laten, maar zoodra hare krachten een weinig begonnen aan te sterken, oordeelde de dokter, dat men haar niet langer in eene noodlottige dwaling mocht laten, en besloot hij haar de waarheid mede te deelen.

‘Hoe gevoelt gij u heden, Romanowna?’ vroeg hij, terwijl hij zich bij haar bed neerzette.

‘Wel, veel beter,’ was het antwoord, ‘maar ik vrees, dat ik toch niet sterk genoeg zal zijn om op reis te gaan, want ik heb juist een gevoel, alsof ik zoo ver had geloopen dat ik niet meer kan.’

‘Nu ge hebt geen haast,’ sprak de dokter met nadruk.

‘Geen haast?’ herhaalde Romanowna vragend. ‘Geen haast?’ zeide zij nog eens langzaam, ‘ik weet niet wat het is, maar mij dunkt ik had wel haast, en ik heb al gedurig bij mijzelve liggen denken wat het is. Weet gij het niet, dokter? O ja, nu weet ik het, ik was op reis naar Moscou en toen brak het rijtuig! O! als ik daardoor eens te laat kwam.’

‘Bezin u eens goed,’ hernam de dokter op zachten, maar duidelijken toon; ‘uw rijtuig brak, toen moest ge terug, en op dien avond hebt ge een brief geschreven.’

De dokter sprak langzaam en zag hoe Romanowna's gelaat langzamerhand herinnering teekende.

‘De brief kwam niet aan zijne bestemming,’ vervolgde de heer Dimsdale; ‘hij bleef zeker in uw zak zitten, maar wees niet bezorgd, hij is nu reeds aan het adres...’

‘Is de heer Lowitz hier?’ vroeg Romanowna levendig, den dokter in de rede vallende.

‘Hij heeft Milna teruggezien,’ vertelde de dokter.

‘Milna teruggezien?’ vroeg Romanowna en voegde er bij, terwijl zij met de hand over haar voorhoofd streek, ‘dus ik zal alleen naar Petersburg moeten gaan.’

‘Naar Petersburg?’ vroeg de dokter verbaasd.

‘Ja, dokter, weet gij dan niet... o neen, gij kunt het niet we-

[pagina 193]
[p. 193]

ten, want toen wij u het laatst zagen was mijn vader nog niet gevangen. O, dokter! wat was het een naar gezicht, hem zoo zwaar geboeid te zien, die arme vader!’

Vermoeid sloot Romanowna hare oogen en bleef eenigen tijd stil liggen, maar eensklaps overeind springende, zag zij den heer Dimsdale stijf aan en vroeg:

‘Dokter, vertel mij toch eens wat er gebeurd is. Ik heb eene onduidelijke voorstelling van het een of ander ongeluk dat heeft plaats gehad, zonder te kunnen bedenken wat het is.’

Gaarne zou de dokter het arme meisje de smartelijke tijding bespaard hebben, maar hij gevoelde dat het het beste voor haar was dadelijk de zekerheid te hebben van Pugatscheff's dood, en deelde haar daarom de geheele toedracht der zaak mede. Met meer kalmte dan hij verwacht had hoorde zij hem aan, maar een diepe zucht en de tranen, die langs hare wangen rolden, toonden hem aan hoezeer haar de tijding trof.

‘Dokter,’ zeide zij eensklaps zacht, ‘wilt ge zoo goed zijn mij nog eens te bezoeken? Ik ben nu te vermoeid, maar wilde u toch gaarne iets vragen.’

‘Zeker, zeker, tracht nu maar eerst wat te slapen; zoodra gij mij wilt hebben, ben ik bij u,’ en na zijne patiënt hartelijk de hand gedrukt te hebben, verwijderde hij zich.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken