Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een voorstel van dokter Dimsdale.

Terwijl Romanowna wilde nadenken, viel zij in slaap, en ontwaakte niet voordat de avondzon haar laatste stralen wierp door het raam van het kamertje waar zij lag. ‘Vriendelijke zon!’ juichte zij zacht, opgeruimd door het zachte en vroolijke licht.

‘Zegt ge iets?’ vroeg de aangename stem van mevrouw Dimsdale.

‘Ik zag naar de zon,’ zeide Romanowna. ‘Helaas! zij kan mijn vader niet meer beschijnen.’

‘Laat ik u eens wat voedsel geven,’ zeide mevrouw Dimsdale, en bij deze woorden bood zij het meisje een zacht en versterkend kostje aan, dat zijzelve voor haar had gekookt en het laatste uur met

[pagina 194]
[p. 194]

moeite warm had gehouden. Hare moeite werd ruimschoots beloond, want de patiënt liet het zich zeer goed smaken.

‘Zeg mij toch eens, lieve mevrouw,’ vroeg Romanowna, ‘heb ik niet vreemd gehandeld tegen den heer Lowitz? Ik vrees er voor, want ik geloof dat ik op het punt geweest ben mijn verstand te verliezen.’

‘Neen, gij hebt zeer edel en belangeloos gehandeld. De jonge Lowitz is zoo getroffen over uwe handelwijze, dat hij met ongeduld verlangt naar uwe herstelling, om u zelf zijnen dank toe te kunnen brengen.’

‘Mijn gezicht kan niet anders dan zeer onaangenaam voor hem zijn, en daarom blijf ik hem liever uit den weg; maar, mevrouw,’ vroeg zij belangstellend, ‘heeft Milna nu in het huwelijk toegestemd?’

‘Milna wil eerst weten wat gij wenscht te doen, en heeft van Lowitz de belofte geëischt, dat hij niet op een huwelijk zal aandringen, voordat zij volkomen overtuigd is dat gij zonder haar gezelschap gelukkig kunt zijn. Ik zou u dit niet gezegd hebben,’ voegde mevrouw Dimsdale er bij, ‘als het niet was dat wij u een voorstel wilden doen.’

Op dit oogenblik trad de dokter behoedzaam binnen en werd door zijne vrouw bij het bed gewenkt. ‘Ik wilde juist,’ zeide zij, ‘Romanowna onzen voorslag doen.’

‘Goed,’ sprak hij, en daarop vroeg mevrouw Dimsdale aan Romanowna, of zij als aangenomen dochter en vriendin voortaan bij hen in Engeland zou willen wonen.

‘Zooals ge weet,’ voegde dokter Dimsdale er bij, ‘hebben wij geen kinderen, en wij hebben met zooveel genoegen u leeren kennen, dat we tegelijk het plan hadden opgevat u dit verzoek te doen.’

Een hoog rood overtoog Romanowna's gelaat en blijkbaar deed haar dit voorstel veel genoegen, maar toch zeide zij, nadat zij eenige oogenblikken had nagedacht met een droeven glimlach: ‘De dochter van den opstandeling mag aan geen levensgenot denken; zij moet in een klooster boeten voor vele bedrevene zonden.’

De dokter wilde iets zeggen, maar Romanowna wenkte met de hand en vervolgde: ‘Uwe mij steeds betoonde hartelijkheid geeft mij den moed u een verzoek te doen, namelijk, of gij mij wilt helpen bij pater Alexius in het klooster te komen, en of gij wilt zorgen dat Milna's huwelijk voltrokken wordt.’

Mijnheer en mevrouw Dimsdale zagen elkander teleurgesteld aan en beproefden, maar tevergeefs, Romanowna tot andere gedachten

[pagina 195]
[p. 195]

te brengen. Het denkbeeld ‘boetedoening’ stond bij haar zoo vast, dat zij er in het geheel niet af te brengen was. De protestantsche mevrouw Dimsdale kon zich geen denkbeeld vormen van wat zij ‘Romanowna's vreemde idées’ noemde, maar haar echtgenoot ried haar, Romanowna niet tegen te spreken en haar eerst geheel te laten herstellen, voordat er weder over het voorstel gesproken werd.

De dokter zeide dit blijkbaar niet zonder bedoeling, want hij scheen het een of ander plan te hebben, maar liet noch aan zijne vrouw, noch aan Milna en Lowitz iets van zijn voornemen blijken.

Mevrouw Dimsdale en Milna hielden Romanowna nu beurtelings gezelschap, maar beiden vermeden veel met de patiënt te praten. Romanowna was veelal in gedachten verzonken, en scheen zoo weinig opgewektheid tot spreken te hebben, dat zij met Milna nog nooit een woord over Lowitz gewisseld had.

Ongeveer zes weken na het eerste bezoek van den dokter was Romanowna in zoover hersteld, dat zij de ziekenkamer kon verlaten. In de zitkamer had mevrouw Dimsdale het zoo huiselijk mogelijk gemaakt, en voor Romanowna was een gemakkelijke stoel nedergezet, waar zij plaats nam, maar nauwelijks zat zij daar, of de heer Lowitz kwam het vertrek binnen. Verschrikt vloog zij op en wilde de kamer verlaten, toen hij haar voorkwam en vroeg: ‘Waarom zoekt ge mij te ontvluchten?’

’Omdat mijn gezelschap u niet dan zeer onaangenaam kan zijn.’

‘Toch niet,’ antwoordde de jonge man, ‘gij hebt mij door uw briefje zoo gelukkig gemaakt, dat het mij een genoegen is u mijnen dank daarvoor te kunnen betuigen.’

‘Ik had u zoo gaarne het smartelijk gevoel bespaard om mij te zien,’ zeide Romanowna.

‘Maar, waarlijk,’ hernam Lowitz, ‘het is mij bepaald een genoegen dat ik u weder hersteld mag ontmoeten. Gij beleedigt mij door te veronderstellen dat ik zoo haatdragend zou zijn, de onschuldige dochter te haten voor eene misdaad, die haar ongelukkige, verblinde vader bedreef,’ voegde hij er bij, daar hij zag dat Romanowna nog bleef staan met het plan om de kamer te verlaten.

‘Neen, zoo bedoel ik het niet,’ zeide Romanowna, terwijl zij zitten ging, ‘maar voor mijn gevoel is het, alsof ik bezwaard ben met alle zonden, die mijn ongelukkige vader bedreef.’

‘Neem mij niet kwalijk, maar ik geloof dat gij die zaak verkeerd beschouwt.’

Romanowna keek even op, maar de dokter merkte aan, om het

[pagina 196]
[p. 196]

gesprek af te breken: ‘Die zaak is al afgepraat, niet waar Romanowna? Gij gaat in een klooster boeten.’

Romanowna knikte den dokter dankbaar toe en gaf hem een wenk, op Milna wijzende, om verder door te praten. ‘En Milna,’ vervolgde de dokter, ‘mag niet medegaan naar het klooster, maar zij...’

‘Zal mij gelukkig maken!’ riep Lowitz op eens verrast uit.

Milna zag Romanowna aan en deze smeekte zachtjes: ‘Toe, zeg ja, Milna, want ik zal nooit toestaan dat ge den heer Lowitz ongelukkig maakt om mijnentwil.’

‘Hoe gaarne wenschte ik, dat gij u onder de zorg van mevrouw Dimsdale wildet stellen, dan zou ik kunnen besluiten aan mijzelve te denken, maar gaat gij naar het klooster, dan ga ik met u mede, want ik weet, gij zult u zeer ongelukkig gevoelen, als ge in die eenzame afzondering niet iemand bij u hebt, die u liefheeft en gedurig met u over al het gebeurde kan spreken. Maar geloof niet,’ voegde Milna er bij, ‘dat ik u wil dringen van uw besluit af te zien, want gij moet geheel uwe overtuiging volgen.’

‘Nu, dames, de verdere discussies tot later gelegenheid,’ riep de dokter. ‘Neen, neen,’ vervolgde hij tegen Lowitz, die de zaak liever nu verder behandeld zag, ‘wij vieren nu het feest van de herstelling onzer lieve vriendin en willen dus vooreerst geen onderwerp behandelen, waarover we het niet terstond eens kunnen worden. Over eenige dagen verwacht ik een gast met wien wij onze zaken zullen regelen.’

‘Wien toch?’ vroeg mevrouw Dimsdale even nieuwsgierig als de anderen, maar de dokter wilde zich niet over dat punt uitlaten. ‘De tijd zal u dat raadsel oplossen,’ sprak hij en begon toen allerlei aardige ontmoetingen uit zijn leven zoo koddig te vertellen, dat allen afgeleid werden en voor dien avond geheel vergaten, dat er een geheim en een verboden onderwerp van gesprek was, beide anders zeer geschikte redenen om alle discours te verhinderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken