Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes
Afbeelding van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjesToon afbeelding van titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.82 MB)

Scans (58.36 MB)

ebook (10.69 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

(1874)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Falada.

Er was eens eene oude koningin, die heel wijs en in vele dingen kundig en ervaren was; zij kende allerlei geheimenissen en wist, wat in steenen en kruiden voor verborgen krachten zitten. - Zij had eene eenige dochter en die was als kind al aan een koningszoon tot vrouw beloofd. Toen deze dochter nu groot en volwassen was, zoodat zij trouwen kon, zeide de oude koningin tot haar:

‘Dochter, vaarwel! Om met u mee te gaan, ben ik te oud; ik zal nooit meer op den rug van een paard zitten. Maar ik wil u van het mijne meegeven en bestendig bij u zijn, om u te beschermen. Zie hier, op dit linnen lapje zijn drie droppels van mijn bloed; mijn bloed is 't, dat u eens gevoed heeft en in mijn hart voor u klopt. Bewaar dit lapje goed! Zoo lang gij het draagt, ben ik bij u en kan u beschermen tegen alle vijandigheid, die u mocht aangedaan worden.’

De koningsdochter verborg het lapje met de broeddroppels der moeder aan hare borst en maakte zich met een zwaar hart klaar, om afscheid te nemen.

De oude koningin had een goed paard van bijzonder edel ras, dat heette Falada en kon als een mensch spreken. Dat paard nu liet zij prachtig optuigen en een scharlaken dek over den zadel hangen, waarop de prinses rijden moest. Ook liet zij een schimmel optuigen voor de kamerjuffer, die met de koningsdochter op reis zou gaan.

De koningsdochter legde haar juweelen halsband om en wierp zich den reismantel over de schouders. Toen zij zoo te paard zat, zeide de moeder tot haar: ‘Pas goed op wat ik u gegeven heb;’ en de dochter zeide: ‘Dat wil ik, moeder.’

Tot de kamerjuffer zeide de oude koningin: ‘Ga heen en draag

[pagina 110]
[p. 110]

trouw zorg voor mijne dochter, uwe meesteres.’ En ook de kamerjuffer zeide: ‘Dat wil ik;’ maar in haar hart was zij vol boosheid en arglistigheid.

Zoo reden de koningsdochter en de kamerjuffer weg, de eerste op den wakkeren Falada, de andere op den schimmel.

Toen het tegen den middag liep en de zon recht heet brandde, trokken de beiden over eene heide, en de koningsdochter kreeg erg dorst en snakte naar een verfrisschenden teug. Eindelijk kwamen zij tegen den avond aan een water, en toen zeide de prinses tot hare kamerjuffer: ‘Zit af en schep mij een beker vol.’ De juffer was echter onwillig en zei: ‘Ik heb geen beker om te scheppen; hebt ge zoo'n dorst, stap dan zelf af en drink aan de beek.’

De koningsdochter was deemoedig van aard en stapte af; maar toen zij zich over de beek neerboog, om te drinken, viel haar het lapje met de bloeddroppels uit den boezem, en voordat zij er naar grijpen kon, had de snelle stroom dat meegevoerd. Nu weende en klaagde de koningsdochter; doch de kamerjuffer lachte grimmig en zei, toen zij weer op wou stijgen: ‘Op Falada wil ik nu eens rijden; gij kunt op mijn schimmel gaan zitten.’ Dat deed de koningsdochter gewillig, want haar hart was bitter bedroefd, nu zij de gave en de bescherming van hare moeder had verloren.

Nu reden zij weer eene poos, tot zij in een bosch kwamen. Daar sprak de booze kamerjuffer tot de koningsdochter: ‘Als je leven je lief is, stap dan af en trek je kostelijke kleeren uit; geef mij je halssnoer, ringen en armbanden, want ik wil voortaan koningin zijn en gij zult mij als meid dienen.’

De koningsdochter wilde dit eerst niet doen; maar daar zij het geschenk van hare moeder had verloren, kon zij niets tegen de kamerjuffer uitrichten, en die sloeg haar en dwong haar, te zweren, dat ze aan geen mensch zeggen zou, wat gebeurd was, want anders zou het haar dood zijn.

Nu zwoer de koningsdochter, dat zij het aan geen mensch ontdekken zou, en zwoer bij kruid en gras, bij water en wind, bij hemel en aarde. Hierop moest zij de kleeren van de kamerjuffer aantrekken en op den schimmel achter haar aan draven tot aan des konings paleis.

Toen nu de oude koning de kamerjuffer met een hermelijnen mantel op Falada zag zitten, dacht hij, dat die de koningsdochter was, en zag de andere heel niet aan, nam zijn zoon bij de hand en bracht hem bij de ondeugende kamerjuffer. Vervolgens liet hij een grooten maaltijd aanleggen en werd de verloving openlijk bekend gemaakt.

De booze kamerjuffer vreesde nu echter, dat het goede paard Falada spreken en hare schandelijke ondeugendheid verraden zou, en daarom zeide zij tot den ouden koning: ‘Dat paard deugt nergens

[pagina 111]
[p. 111]


illustratie
Goeverneur Sprookjes.
Nijmegen, AE. Timmerman.
Falada.


[pagina 112]
[p. 112]

meer toe; 't is in het bosch gestruikeld en hinkt; wat doet zoo'n onnutte havervreter op stal? 't Is veel beter, dat men hem dood slaat.’

Toen werd het trouwe paard doodgestoken en zijn kop boven de staldeur vastgespijkerd. Verder zei de bedriegster:

‘De meid, die ik uit mijn moeders huis heb meegenomen, is een gemeen schepsel; ik wil niets meer met haar te doen hebben. Ik zal hier in het paleis wel andere kamerjuffers vinden, en dan kan zij de ganzen hoeden, wat net een werk voor haar is.’

Zoo werd de arme koningsdochter naar den stal gezonden en moest alle morgen met de ganzen naar de weide trekken, blootsvoets en met een stok in de hand. Met haar ging dan de ganzenjongen, die Koertje heette en een wilde, woeste bengel was.

Toen zij nu 's morgens hare kudde den stal uit wou drijven, zag de koningsdochter, die nu ganzenhoedster geworden was, daar den kop van haar trouw paard boven de deur gespijkerd en zuchtte diep:

 
‘Och, Falada, dat men zoo wreed je deed bloeden!’

Daarop deed de paardekop den mond open en sprak:

 
‘Prinses, och, dat jij hier de ganzen moet hoeden!
 
Vernam je moeder van je nood,
 
Ze treurde zich zoo zeker dood.’

Zoo trok de koningsdochter voorbij en dreef hare kudde naar de heide. Op de heide lag eene groote steen; daar ging zij op zitten en maakte haar glanzig gouden haar los, dat zij kamde en vlechtte.

Koertje zag, hoe dat haar in de zon flonkerde en glinsterde, alsof 't gesponnen goud was, en kreeg lust, om haar een lok uit te trekken. Zoo greep hij dan naar dat haar; doch de koningsdochter gaf hem een tik op de vingers, en toen hij niet losliet, zong zij met luider stem:

 
‘Komt, windekens, windekens, roert je,
 
Neemt 't hoedeken mee van stout Koertje
 
En laat hem loopen achteraan,
 
Terwijl ik 't haar vlecht tot een kroon,
 
Als zou ik met des koningszoon
 
Als jonge bruid voor 't altaar staan.’

Daar kwam op haar wensch een frisch windje over de heide opzetten, nam Koertje den hoed van het hoofd en dreef dien als spelend voor zich uit, tot de prinses hare haren gevlochten en de vlechten als eene koningskroon om het voorhoofd gelegd had. Toen nu Koertje eindelijk na lang jagen zijn hoed weer had opgevangen, was de koningsdochter klaar en zat haar geen enkel haartje meer los.

Den volgenden morgen was het weer even zoo; weer sprak de

[pagina 113]
[p. 113]

koningsdochter met Falada en weer noemde deze haar ‘prinses.’ En weer maakte zij op de heide haar gouden haar los en liet Koertje zijn hoedje naloopen, tot zij klaar was.

En zoo ging het ook den derden en vierden dag. Eindelijk op den vijfden dag trad Koertje voor den koning en sprak: ‘Heer koning, met die ganzenmeid wil ik niet meer hoeden; dat bevalt mij niet.’ - Toen vroeg de koning: ‘Wat heeft ze je dan voor kwaad gedaan?’ En Koertje vertelde nu alles, hoe zij en de doode paardenkop met elkander gesproken hadden, en wat toen verder gebeurd was op de heide, waar zij haar haar gevlochten en de wind haar gehoorzaamd had.

Daar hoorde de koning wondervreemd van op, en den volgenden morgen stond hij vroeg op, ging bij de staldeur staan luisteren en hoorde daar de ganzenmeid zuchten:

 
‘Och, Falada, dat men zoo wreed je deed bloeden!’

En de kop antwoordde:

 
‘Prinses, och, dat jij hier de ganzen moet hoeden!
 
Vernam je moeder van je nood,
 
Ze treurde zich zoo zeker dood.’

Vervolgens ging de koning naar de heide en verborg zich achter een hazelaarsstruik, en net als Koertje verteld had, zoo gebeurde het ook. En de koning verwonderde zich nog het meest over haar gouden haar en over hare groote schoonheid en dacht bij zichzelf, dat zij niet als dienstmaagd kon geboren zijn.

Toen nu 's avonds de ganzenhoedster naar huis keerde, sprak hij haar aan en zeide, dat zij hem openhartig vertellen moest, van welke geboorte zij was en wat haar was overgekomen. Hierop zeide de koningsdochter, dat zij een zwaren eed had moeten doen en beloven bij kruid en gras, bij water en wind, bij hemel en aarde, dat zij aan geen mensch zou openbaren, wie zij was en wat haar weervaren was.

De oude koning vroeg nu: ‘Maar hebt gij ook gezworen bij het vuur?’

Zij zeide: ‘Neen, bij het vuur heb ik niets bezworen.’

Toen sprak de koning: ‘Dan wil ik je zeggen, wat je doet. Een gedwongen eed bindt, en daar je je aan geen mensch moogt ontdekken en bij kruid en gras, bij water en wind, bij hemel en aarde hebt gezworen, zeg het dan aan het vuur, en dàt zal je hooren.’

De koning echter had zich al voorgenomen, zich achter den vuurhaard te verbergen en daar aan te hooren, wat haar weervaren was.

De koningsdochter deed nu, wat de koning haar geraden had. Ze knielde neder bij den haard, vertelde aan het vuur al, wat de booze kamerjuffer haar gedaan had, beklaagde den dood van haar trouw

[pagina 114]
[p. 114]

paard en haar eigen nood, en stortte haar geheele hart tot den bodem toe uit.

Dit alles hoorde het vuur; maar ook de oude koning hoorde het, en hij wist nu, wie de rechte bruid was.

Den volgenden dag, toen zij aan tafel zaten, vroeg de oude koning aan de valsche verloofde van zijn zoon:

‘Wat zal den knecht geschieden, die zijns meesters naam en kleeren steelt en zich zelf op zijns meesters plaats zet?’

Hierop antwoordde de valsche: ‘Ei, dien geschiede naar recht; waar men hem vindt, moet men hem aan wilde paarden binden en zoo over steenen en heide laten doodslepen.’

De oude koning zeide: ‘Gij hebt recht gesproken; maar gij hebt recht gesproken over uzelf, en daarnaar zal u geschieden.’

Toen werd de valsche kamerjuffer bleek en wilde er iets tegen zeggen; maar de oude koning trad aan de deur en leidde de ganzenhoedster aan zijne hand binnen.

‘Valsche, ontrouwe dienstmaagd!’ sprak hij; ‘zie, dit is uwe gebiedster en meesteres; gij hebt haar bedrogen en bestolen, gij hebt haar tot ganzenmeid gemaakt, ge hebt haar trouw paard doen dooden - u zal geschieden naar uw woord.’

En zoo geschiedde het: de bedriegster werd door wilde paarden doodgesleept, maar de koningsdochter vierde met den jongen koning eene vroolijke bruiloft.

Falada heeft na dien dag niet meer gesproken; maar de koningsdochter hield zijn verbleekten schedel in eere en liet dien plaatsen voor den ingang van haar koninklijk paleis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken