Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes
Afbeelding van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjesToon afbeelding van titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.82 MB)

Scans (58.36 MB)

ebook (10.69 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

(1874)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

De geluksmannetjes.

Op het Reuzengebergte ligt een fraaie lusttuin met de kostelijkste bloemen. Ongelukkig nu maar, dat gewone menschenkinderen dien tuin nooit te zien kunnen krijgen, want de heer en meester daarvan is niemand anders dan Rubezahl, en deze staat alleen aan geheel bijzondere gelukskinderen op bijzondere tijden en in heel bijzondere gevallen den toegang tot zijne heerlijkheid toe. Zoo vertelt het volk in den omtrek. En het vertelt daarbij nog, dat in dien tuin de geluksmannetjes groeiden; wie die in den Sint Jansnacht plukte, werd rijk en voor zijn geheele leven gelukkig; maar het moest een wees zijn, en daarbij vroom en oprecht, want ieder ander brak Rubezahl zonder genade den hals.

Zoo vertelt het volk in Silezië, en een kleine knaap, die met zijn zusje bij een barmhartigen brouwer woonde - want de ouders der kinderen waren voor jaren gestorven - had daar ook van gehoord. Toen dacht die knaap bij zichzelf: ‘Als de Sint Jansdag komt, wil ik mijn geluk beproeven. Dan zal mijn zusje het altijd goed hebben, en ook onze brave pleegvader zal tevreden met mij zijn.’ Toen nu de Sint Jansdag kwam, ging Jozef op weg, zonder iemand een woord van zijn voornemen te zeggen. Tegen den honger had hij een stukje brood in den zak, tegen den dorst hoopte hij eene bron te vinden. Zoo ging hij welgemoed op het pad, om de hem aangeduide streek op te zoeken.

Toen hij in het gebergte aan eene herberg kwam, stond de waard voor de deur en vroeg hem, waar hij zoo laat nog heen wou. ‘Geluksmannetjes halen; 't is vandaag Sint Jansdag,’ gaf Jozef trouwhartig ten antwoord. De waard schudde het hoofd en Jozef ging verder. Toen hij pas tweehonderd pas ver was, kwam hem een man naloopen; die had in de herberg gezeten en van Jozefs voornemen, om naar Rubezahls lusthof te gaan, gehoord. De knaap kende hem wel; 't was een rijke herbergier uit Breslau, die eerst gisteren avond tot laat in den nacht bij Jozefs pleegvader, den brouwer, met nog anderen gezeten en gespeeld had. ‘Hoor, Jozef, ik moet ook dien kant uit,’ sprak hij tot den knaap; ‘laat ons samen gaan.’ Jozef keek den man verwonderd aan en dacht: ‘Wil die ook zijn geluk zoeken? Ik zou zeggen, dat hij dat niet noodig heeft, want gezond is hij en rijk ook; wat wil hij dus meer?’ Hij zei er evenwel niets tegen, en zoo gingen zij met elkaar verder.

Het werd al laat, de zon daalde en de kudden trokken naar huis. Toen de avondklokken in de dorpen in het dal begonnen te luiden, vouwde Jozef de handen en deed zijn avondgebed, zooals hij dat gewoon was. De ander [...] daar echter mee; hij dacht niet aan

[pagina 154]
[p. 154]

bidden, maar alleen aan de geluksmannetjes en aan al den rijkdom, die deze hem aanbrengen zouden. Al spoedig hadden zij Rubezahls lusthof bereikt, en de bloesems van de geluksmannetjes blonken hun verleidelijk in de oogen. Nu viel de herbergier daar begeerig op aan, rukte ze bij handen vol uit den grond en stopte ze in zijne zakken.

Op eens echter stond een grijsaard met een langen zilverwitten baard voor hem en riep hem een donderend halt toe. Verschrikt en over zijn geheele lichaam trillend sprong de man op, terwijl het kind vol vertrouwen op den grijsaard toetrad, hem de hand gaf en op bescheiden toon om twee bloemen van de geluksmannetjes verzocht.

‘Kind,’ sprak de grijsaard vriendelijk, ‘wat wilt gij daarmee doen, en waarom moeten het juist twee zijn?’ Jozef antwoordde: ‘Ik zou graag rijk en gelukkig worden, en mijn zusje moet het ook worden, opdat wij onzen goeden pleegvader niet langer tot last zijn en hem alles vergelden kunnen, wat hij voor ons gedaan heeft.’ - ‘Gij zijt een brave jongen,’ sprak de grijsaard, tikte hem vriendelijk op het hoofd en plukte hem een grooten ruiker van de bloemen af; ook propte hij hem er nog alle zakken mee vol en vermaande hem, goed op te passen en er geen van te verliezen. De knaap dankte hem wel duizendmaal. Nu echter keerde de grijsaard zich tot den herbergier en vroeg hem op barschen toon: ‘Wie zijt gij?’ - ‘Een arm man, die buiten zijn schuld in nood geraakt en ook hierheen gekomen is, om gelukkig te worden,’ antwoordde deze.

‘Ellendeling! Maak, dat gij mij uit de oogen komt! Zal ik u rijk maken, opdat gij weer spelen en lui en liederlijk leven kunt? Dan vergist gij u zeer. 't Geluk, dat ik hier uitdeel, komt alleen aan arme, onschuldige weezen toe.’ - ‘Och heer,’ stotterde de man, ‘ik ben ook een wees, en heb mijne ouders noóit gekend.’

Nauwelijks echter had hij deze woorden gesproken, of de grijsaard pakte hem bij den nek en slingerde hem met geweld in den afgrond. Een schelle kreet, een klagelijk jammeren volgde, maar toen werd alles stil. De knaap was van schrik neergevallen; hij durfde niet opzien, maar bad in stilte tot God. Nu nam de grijsaard hem bij de hand, sprak hem zacht en liefderijk toe en leidde hem uit den lusthof weer op den rechten weg.

De brouwer en de zuster zaten thuis om Jozef in bittere ongerustheid. Des te grooter was dan ook hunne blijdschap, toen hij springlevend en gezond weer thuis kwam en een grooten ruiker en de zakken vol geluksmannetjes meebracht. Hij verdeelde het geschenk van den berggeest terstond eerlijk in drie parten, waarna allen zich te slapen legden. Maar wat stonden zij verbaasd, toen zij 's morgens elk blaadje in zuiver goud veranderd vonden! Nu waren zij rijk en, wat meer is, ook gelukkig voor hun gansche leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken