Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ooievaars (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ooievaars
Afbeelding van De ooievaarsToon afbeelding van titelpagina van De ooievaars

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (3.88 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.03 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ooievaars

(1877)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vrouwenhaar.

Eens ging de kleine Bertram langs een hoogen tuinmuur. Die muur was van vierkante zandsteenen gebouwd. Deze steenen lagen zoo dicht aan elkaar gesloten, dat men er moeielijk met een mes tusschen kon komen.

En toch kwam tusschen een paar van die steenen een aardig groen plantje voor den dag. De dunne, groene takjes hingen laag naar beneden en aan elk van die takjes bloeide een allerliefst blauw bloempje.

[pagina 7]
[p. 7]

Toen de kleine Bertram dat frissche plantje aan den kalen muur zag, bleef hij staan. Hij zag het lang aan en was zeer verwonderd, dat aan den drogen muur zoo'n frisch bloempje groeien kon.

‘Hoe zijt gij toch hier aan dezen muur gekomen, lief bloempje?’ vroeg hij.

Daarop sprak het bloempje: ‘Dat is zeker wonderlijk. Mijn vaderhuis is ver, ver van hier. Mijne moeder woonde aan een ouden kerkhofsmuur. Om dien muur op te zoeken zoudt gij wel drie uren ver moeten loopen.

Mijne moeder droeg wel een dozijn bloemen in hare haren. In iederen bloesem vormden zich echter eene menigte nietig kleine zaadkorrels. Toen de bloesems verwelkten, werden de zaadkorrels rijp. Nu kwam er eens een geweldige stormwind. Die wind deed de kleine zaadkorrels hoog in de lucht opstuiven en nam ze mee, ver, ver weg.

Een van die nietig kleine korreltjes dreef de hevige stormwind tot hierheen tegen den muur aan. Het korreltje viel in eene reet tusschen de steenen en bleef hier liggen. Daar de steenen nu echter een weinig vochtig waren en daar de zon recht warm op dezen muur scheen, begon het korreltje spoedig te zwellen. Het werd al dikker en dikker. Eindelijk barstte het open en aan den eenen kant kwam een teer kiempje uit, aan den anderen kant ontsproten wortels. De worteltjes hielden zich nu aan de steenen vast en waar zij maar een droppeltje konden opvangen, daar zogen zij dat gretig in, opdat het kiemblaadje zou kunnen groeien.

Zoo werd uit het zandkorreltje zoetjes aan een groen plantje. En dat plantje ben ik.’

‘Maar,’ vroeg hierop de kleine Bertram, ‘hoe kunt ge dan hier groeien en bloeien, daar ge toch bijna geheel geen aarde hebt?’

‘Ik heb geen aarde noodig,’ zei het bloempje. ‘Als het maar

[pagina 8]
[p. 8]

soms een weinig regent, zoodat de muur nat wordt dan heb ik al voeding genoeg. Maar zelfs, als het eens in lang heel niet regent, verwelk ik daarom toch niet. Dan leef ik alleen van de lucht. In de lucht zijn nog altijd heel kleine waterdroppeltjes, die mijn dorst stillen. Bij nacht hechten zich ook wel dauwdropjes aan mijne bladeren en verfrisschen die.’

‘Valt je dan echter de tijd niet lang, als je zoo geheel alleen aan den kalen muur hangt?’ vroeg nu Bertram.

‘O neen, lieve jongen,’ zeide het bloempje. ‘Overdag speelt de wind met mij en de lieve zonnestralen aaien en kussen mij. Tegen den avond komen eene menigte muggen en vragen, of zij ook bij mij slapen kunnen? Ik verbied haar dat nooit. En dan gaan zij onder mijne bladeren zitten en vertellen mij, wat zij dien dag al gezien en beleefd hebben. Soms komt ook laat in den avond nog een kleine kever bij den muur opkruipen en verzoekt om een nachtkwartier. Ja wel, zeg ik dan; neem maar bij mij plaats en slaap gerust.’

‘Ge zijt een wonderlijk bloempje,’ zei hierop de kleine Bertram. ‘Maar zeg mij nu nog één ding: hoe heet gij?’

‘Ik heb een vreemden naam,’ antwoordde het bloempje. ‘Omdat mijne takken zoo lang neerhangen, noemen de menschen mij Vrouwenhaar.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken