Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje
Afbeelding van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekjeToon afbeelding van titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

Scans (8.79 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

(1878)–J.A. van Dijk, J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

9. Grietje en de Musschen.

Grietje wandelde eens achter in den tuin van hare ouders, en zag met blijde oogjes, hoe kostelijk de appel- en pereboomen daar bloeiden, en verlustigde zich in den liefelijken geur van hunne lichtroode en witte bloesems. Toen zij daar nu zoo naar die boomen stond te kijken,

[pagina 41]
[p. 41]

merkte zij, dat in een gat van den hollen stam van een derzelve eene musch vloog, die een dikke rups in den bek droeg. Daar het gat in den stam niet heel hoog von den grond was, kon zij er gemakkelijk bij klimmen. Zoodra de oude musch haar echter vernam, vloog zij schielijk en angstig tjilpend weg. Grietje gluurde nu door dat gat in den boom, en tot hare blijdschap zag zij, dat daar vier jonge muschjes bij elkander zaten, in een mooi rond en zacht nestje, van strootjes, wol en veeren heel kunstig en aardig gemaakt. Toen liet zij zich haastig bij den lagen stam nederglijden, en rende op een drafje naar huis.

‘Vader, moeder!’ riep zij; ‘daar ginder in den appelboom zit een nestje met vier jonge vogeltjes. Geef gauw een mandje, dan wil ik ze er uithalen en hier in huis brengen!’

Meteen had zij reeds een korfje in de hand, en wilde daarmee weder de deur uitwippen.

‘Stil, stil wat!’ zeide de vader; ‘wij moeten eerst eens bedaard met elkander overleggen, of het wel goed zoude zijn, dat wij die arme onnoozele beestjes aan hunne ouders ontroofden en bij ons in huis haalden. Ga een weinigje bij ons

[pagina 42]
[p. 42]

zitten, mijn kind; en als wij begrijpen, dat het goed is, dan hebben wij altijd nog tijd genoeg en wil vader er u zelf wel een handje toe helpen.’

Daar was het goede meisje dadelijk mee tevreden, en zij ging dus geduldig bij haren vader en hare moeder zitten.

De vader. Gij gelooft toch wel, lieve meid, dat vader en moeder u recht hartelijk lief hebben, niet waar?

Grietje. O ja, - zou ik dat niet gelooven? Dat ondervind ik immers allo dagen, ja ieder oogenblik.

De vader. Maar stel nu eens, dat een paar sterke, leelijke roovers hier bij ons in huis kwamen stormen, u bij de armen of boenen aangrepen, en u zoo met geweld de deur uitsleepten en wegvoerden, zonder zich aan uw of ons smeeken en kermen in het minst te storen - wat dunkt u, grietje, zou dat niet geducht hard en grievend voor ons zijn?

Grietje (met tranen in de oogen). Och, lieve vader! spreek daar niet langer van, dat kan ik niet verdragen! Dan zouden vader en moeder zeker van verdriet sterven, en ik zou mij dood schreien.

[pagina 43]
[p. 43]

De vader. Dat kon licht gebeuren, mijn liefje! Welnu, even zoo lief, als wij u hebben, en gij ons hebt, hebben de oude vogeltjes hunne kindertjes, en de jonge vogeltjes hunne ouders. Gelooft gij dus niet, dat het ook wel gebeuren kon, dat de oude en jonge vogeltjes van verdriet en droefheid stierven, als wij hen zoo wreedaardig van elkander afscheurden? - En waar woudt gij de arme teedere schepseltjes laten, en wat zoudt gij hun te eten geven?

Grietje. Ik wilde ze in een kooitje zetten en rupsen voor hen zoeken, want ik heb wel gezien, dat de oude vogel hun die ook bracht.

De vader. Stel nu eens verder, dat de wreede, ondeugende roovers, van wie wij zoo even spraken, u niet alleen onbarmhartig van uwe ouders afscheurden en wegsleepten, maar dat zij u daarna ook alle vrijheid benamen, u in eene nare, akelige gevangenis opsloten, waar gij niet meer vrij loopen, dansen of springen kondt, en dat zij u nu en dan slechts een weinigje eten toewierpen - zou zulk een leven u wel aanstaan, grietje?

Grietje. Och, vader! als mij dat overkwam, zou ik zeker binnen weinige dagen van kommer en verdriet dood wezen.

[pagina 44]
[p. 44]

De vader. Dat geloof ik zeer goed, beste meid! Maar als die goddelooze roovers vervolgens eens de aardigheid van u afkregen, als ze u nu en dan geen eten en drinken meer brachten op zijn tijd, en u op het laatst geheel en al vergaten en jammerlijk van honger en dorst lieten omkomen?

Grietje. O, hoe ijselijk, vader! Het is net om er van nacht van te droomen.

De vader. En zóó is toch meestal het ongelukkig en beklagenswaardig lot van de arme jonge vogeltjes, die door wreede handen van hunne lieve ouders worden afgescheurd, indien zij al niet vroeger door kwelling en allerlei martelingen hun ellendig leven eindigen! Men vergeet, hun eten of drinken te geven, en vindt hen dan eindelijk eens op een morgen uitgehongerd, verkleumd en dood. - Willen wij nu nog de jonge vogels uit het wanne nestje halen, lieve grietje?

Grietje. O neen, vader! neen! voor geen geld van de wereld zou ik dat nu meer doen willen! Het spijt mij al, dat zulk een wreed en gruwelijk voornemen bij mij is opgekomen. Vergeeft mij dat, lieve vader en moeder!

[pagina 45]
[p. 45]

De moeder. Dat doen wij van harte gaarne, mijn kind! Ik ben recht blij, dat gij u door uwen verstandigen vader van uw onberaden opzet hebt laten afbrengen. Ik weet wel, gij hadt het zoo erg niet ingezien.

De vader. En laat mijn lieve kind, hieruit leeren, dat het, eer men iets doet, altijd goed is, dat men zich vooraf bedenkt of verstandiger menschen raadpleegt; want anders loopt men licht gevaar, dat het berouw te laat komt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken