Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje
Afbeelding van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekjeToon afbeelding van titelpagina van Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

Scans (8.79 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oom Willem en zijne buurkindertjes. Een schoolboekje

(1878)–J.A. van Dijk, J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

11. Nederigheid maakt bemind.

Weet gij wel, kinderen! wien men nederig noemt? - Ik zal u dat met korte woorden zeggen. Men noemt iemand nederig, die niet trotsch wordt en zich niet boven anderen verheft, ofschoon hij meer verstand, schoonheid, sterkte, geld, goed, eer of aanzien heeft, dan zij bezitten.

En die beminnelijke deugd bezat herman, lieve kinderen! zoo als ge hier hooren zult.

Zag hij op de school, dat een ander kind iets niet zoo schielijk begreep of niet zoo vlug en goed kon antwoorden als hij, dan zou hij dat kind daarom niet beschamen, maar 't aanmoedigen en helpen, niet bespotten of uitlachen, maar het veel liever opbeuren en moed inspreken. Prezen de andere jongens hem soms, omdat hij meer verstand en kunde bezat, dan zij, zoo zeide hij:

[pagina 50]
[p. 50]

‘Dat heb ik niet aan mij zelven, maar aan den lieven God en aan onzen goeden meester te danken.’

En onze herman zeide dat niet alleen met den mond; maar de brave jongen meende het ook uit den grond van zijn hart.

Herman was een frissche, knappe en welgemaakte jongen; maar hierop was hij niet hoogmoedig of trotsch, zooals sommige dwaze knapen en onnoozele meisjes dat wel eens zijn. Maakte iemand hem daar opmerkzaam op, dan zeide hij slechts: ‘Dat is een vergankelijk geschenk van den goeden God, dat men ook vaak heel spoedig weer verliezen kan; maar een braaf hart en een edele ziel hebben veel meer waarde, dan een fraai en welgemaakt lichaam.’

Denkt eens goed na, kinderen! zou herman geen gelijk gehad hebben, toen hij zoo sprak! En als er jongens onder u zijn, die zich verbeelden, dat zij er nog al heel knap naar lijf en leden uitzien, of meisjes, die vaak wel eens in den spiegel, naar hare gladde, roode koontjes loeren - zoudt gij hem dat wel in waarheid willen nazeggen?

[pagina 51]
[p. 51]

Al bezat herman meer sterkte, dan de meeste andere knapen van zijnen ouderdom, hij zou er zich toch nooit op verheffen, en nog veel minder van die kracht misbruik maken, om andere jongens te beleedigen of over hen den baas te spelen. ‘God heeft mij die lichaamskracht gegeven, om er goed, niet om er kwaad mee te doen,’ zeide hij dikwijls.

De vader van herman was een man van eer en aanzien; die veel geld en goed in de wereld had. Maar ook daarop was herman niet hoovaardig. Al werd hij doorgaans jongeheer genoemd, hij verachtte daarom brave arme kinderen toch volstrekt niet, en zelf was een arm, maar braaf en schrander weesjongetje zijn liefste speelkameraad. Zeiden onverstandige menschen hem, dat hij rijk en een jongeheer van aanzien was, dan lachte hij vaak en antwoordde: ‘Mijne ouders zijn wel rijk, maar daarom ben ik het nog niet; want gij weet toch wel, dat aanzien, goed en geld maar vergankelijke dingen zijn. Ook zouden mijne ouders niet rijk wezen, als God hun zijnen zegen onthouden had; en dus is hunne bezitting niets meer, dan een geschenk, dat zij van den goeden Vader daar boven

[pagina 52]
[p. 52]

ontvangen hebben. En al verkreeg ik ook eerlang den geheelen rijkdom van mijne brave ouders, zoo had ik zelf daar nog weinig eer van, maar had dit enkel en alleen aan God en aan hen te danken.’

Dewijl de ouders van herman rijke lieden waren, konden zij hem ook fraai en kostbaar kleeden. Daarop echter verhief de nederige jongen zich evenmin, als op al het overige. Als andere kinderen zijne mooie en dure kleederen bewonderden en prezen, zeide hij: ‘Och, dat is enkel het werk van den wever en kleermaker. Die kunnen in een korten tijd een bedelaar in een heer veranderen. De waarde, die de kleederen aan een mensch geven, is enkel schijn. Het kleed maakt den man niet; want al steekt men een aap in heeren- of dames-kleeren, hij zal daarom toch nooit een mensch worden, maar altijd een stom, redeloos dier blijven.’

Wat zegt gij van herman, mijne liefjes! Bevalt hij u? Volgt hem dan ook na! - Vindt gij zijne denkwijze edel en wat hij zeide verstandig en goed? Handelt er dan naar, al waart

[pagina 53]
[p. 53]

gij ook onder dezelfde gezegende omstandigheden, als hij, geboren. Als gij dat doet, ik beloof het u, gij zult om uwe nederigheid van God en alle brave menschen bemind worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken