Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het kinderleven (ca. 1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het kinderleven
Afbeelding van Uit het kinderlevenToon afbeelding van titelpagina van Uit het kinderleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.85 MB)

Scans (13.00 MB)

ebook (5.67 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het kinderleven

(ca. 1891)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]


illustratie

[pagina 53]
[p. 53]

Het houten been.

Aan het einde van een dorp stond een oud houten huis. Het had kleine, smalle vensters. De deur was zoo laag, dat volwassen menschen zich bukken moesten, als zij naar binnen moesten gaan.

In dit ellendig huis woonden de armste menschen uit het dorp. Daarom noemde men het ook het armhuis.

Voor de lage deur van dit armhuis zat dag aan dag een stokoud man, die een houten been had. Naast hem zag men een kruk liggen. Zonder deze kruk kon hij geen stap doen. Het hoofdhaar van den ouden man was spierwit. Zijn gezicht was bleek en ingevallen.

Op zekeren dag kwam eene vreemde vrouw dat armhuis voorbij. Zij had een meisje aan de hand, en dat meisje was hare dochter en zoowat tien jaar oud.

Toen die vreemde vrouw den armen man daar zoo zag zitten, kreeg zij diep medelijden met hem. Zij kwam naar hem toe en drukte hem een zilveren geldstukje in de hand. Daarbij vroeg zij hem: ‘Hoe zijt gij het ééne been zoo kwijtgeraakt, oude man? Ge zijt zeker soldaat geweest en het been is u in den oorlog weggeschoten?’

‘Och neen,’ zeide de oude. ‘Soldaat kon ik niet worden, want reeds als kleine jongen heb ik mijn been verloren.’

‘Dan zijt ge misschien eens gevallen, misschien wel uit een boom?’ vroeg de vrouw verder.

‘Ook dát niet,’ antwoordde de oude. ‘Met dat been

[pagina 54]
[p. 54]

is het eene treurige geschiedenis, die ik liever niet vertel. Mijn eigen zuster heeft aan al mijn ongeluk schuld.

‘Ik was een jongetje van drie jaar en had eene zuster van tien jaren. Op een Zondag gingen vader en moeder naar de kerk, en zoo bleven mijne zuster en ik alleen thuis. Moeder had vooraf aan mijne zus nog gezegd, toch vooral goed op mij, haar broertje, toe te zien en mij geen oogenblik alleen te laten.

‘Maar mijne zuster vergat, wat moeder haar gezegd had. Zij liep den tuin in, en liet mij alleen. Ik, kleine jongen, vat nu allerlei domme dingen bij de hand, juist omdat ik alleen was en mij verveelde. Ten laatste haal ik een stoel, klim daarop en wil bij de broodkast opklauteren. Daar echter slaat de zware broodkast om en komt op mijn rechterbeen neer, dat middendoor breekt.

‘Ik kreeg nu wel een dokter, maar die kon het been niet genezen. 't Werd er van dag tot dag erger mee. Eindelijk verklaarde de dokter: Het been moet afgezet worden; anders moet het kind sterven. En dus werd het been mij afgezet. Ik kan mij nog flauw herinneren, dat ik daarbij ontzettende pijnen had door te staan.

‘Toen ik vijf jaar oud was, kreeg ik een houten been. Ik ben nu vijf en zeventig jaar oud. Zeventig volle jaren heb ik mij dus op mijn houten been moeten voortsleepen. Verdienen kan ik ook niets. En zoo ben ik, toen mijne ouders stierven, moeten gaan bedelen. Over de vijftig jaren heb ik den bedelzak gedragen.

[pagina 55]
[p. 55]

En aan al dit mijn ongeluk was mijne lichtzinnige zuster schuld.’

Toen de oude man zweeg, zeide de vreemde vrouw tot hare dochter: ‘Onthoud toch vooral de geschiedenis, die gij daar gehoord hebt, mijn kind. Gij kunt er uit leeren, welk een ontzettend ongeluk kan gebeuren, als de grootere kinderen hun plicht verzuimen en niet op hunne kleinere broers en zusters toezien.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken