Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw (1710)

Informatie terzijde

Titelpagina van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
Afbeelding van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de GraeuwToon afbeelding van titelpagina van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw

(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Selfs-verloochening Eens Christens
bestaande in 't verzaaken van zyn

 Syn wesen,
Oordeel over Oorsprong,
 Wil en
 Schat.
 
WIe agter my (dus segt Gods Soon)
 
Wilt komen, moet hem self verzaken.
 
Wat is dit, Self?, om 't wit te raken,
 
Hoeft een naauwkeuriger vertoon;
[pagina 71]
[p. 71]
 
Wat anders, dan het eygen oordeel
 
Myn Wesens, Oorspronk, Wil en Schat,
 
Dus lang natuurlijk opgevat,
 
Verwerpen tot myn geestlijk voordeel?
 
 
 
De Heyden, vremd van 't leven Gods,
 
Mogt van de kennis van sijn selven
 
Breed stoffen; maar dien grond te delven
 
Was dwaaslijk ploegen, op een rots.
 
 
 
Hy die een breydel voor sijn lusten
 
Kon vinden, bleef nog ver van Huys;
 
Want haar te naag'len aan het Kruys
 
Was boven hem, hy buyten ruste.
 
 
 
Hier toe was 't noodig dat Gods Soon
 
Self neder-quam, om 't my te leeren,
 
En met dat alles om te keeren,
 
Al 't walglijk maakte luyster schoon.
 
 
 
Die heeft myn oordeel zoo verandert,
 
Nae sijn getuyg'nis over my;
 
Sulks ik door looch'ning nu bestry
 
(In 't dienen onder sijnen Standert.)
 
 
 
Dat oude self, dat in my huyst,
 
En stoflijk werkt nae sien en voelen;
 
En hoe verstuykt, niet laat te woelen;
 
Schoon 't al in Jesus is gekruyst:
 
 
 
Nae welks berigt, ik my voor desen
 
Dees uyt-gestrektheid, met een ziel
 
Vereenigt, die haar 't samen hiel,
 
En op my selven dagt te wesen:
 
 
 
Die met my myn geboorte Stad,
 
En tal van jaaren op te teekenen,
 
Geen ander af-komst kan doen rekenen
 
Dan 't vleeslijk maagschap dat ik had:
[pagina 72]
[p. 72]
 
Die mynen wil my deed beschouwen
 
Behoeftig, rustloos, onvernoegt;
 
Die altyd draaft, en sweet, en swoegt
 
In 't sigtbre voor sijn schat te houwen.
 
 
 
Dus was ik ag! in slaverny
 
Terstond als ik begon te wesen;
 
Gods Soon, in eeuwigheid gepresen,
 
Maakt my van dienstbaar, vry en bly:
 
 
 
Die heeft my 't sondig self onttogen,
 
Nadien ik 't niet voor 't myn en houw;
 
Maar my een lid van hem beschouw,
 
Met door sijn Geest verhelderde oogen:
 
 
 
Dit wierd ik waarlijk door sijn kragt,
 
En Zaalige Verryssenisse,
 
En ben nae sijn getuygenisse;
 
Aldus te Zion voort-gebragt:
 
 
 
Het vry Jerusalem daar boven
 
Myn Moeder, en den Hoogsten Godt
 
Myn Vader; O gelukkig lot!
 
My kenlijk door een vast geloven.
 
 
 
Myn ouden wil, en wilt niet meer
 
Gods gunst verwerven, door haar werken;
 
Hem algenoegsaam aan te merken,
 
Geeft die gedagte een anderen keer.
 
 
 
En zoud 't de ziele niet versaden,
 
Die al haar schat in Jesus heeft?
 
Schoon 't heele schepsel haar begeeft,
 
Hy is de Heyl-bron der genaden.
 
 
 
Waar blyft de sukkelende ziel,
 
Die nog niet uyt haar self kan stappen?
 
't Geloove moet aan stukken kappen
 
De keten, die haar rugwaarts hiel.
[pagina 73]
[p. 73]
 
Wat wil het vleeslijk oordeel dryven?
 
Wat bondigs brengt het by, dat klemt?
 
Wyl 't eeuwig nooyt te samen stemt,
 
Gelooven en natuurlijk blyven.
 
 
 
Maar die het eygen ik versaakt,
 
Syn sondig oordeel, en gedagten;
 
Heeft een gewissen troost te wagten,
 
Die eyndeloos den Geest vermaakt.
 
 
 
Een vloed van troost, die d'aardsche dingen
 
Verdwynen doet tot enkel niet;
 
Soo dikmaals als de ziel sig siet
 
Gestelt by Gods verhevelingen.
 
 
 
Wie stoft'er op sijn Adeldom?
 
Ik kan van Godlijk af-komst roemen;
 
Gods Soon myn oudsten Broeder noemen:
 
Al sijn besit myn eygendom.
 
 
 
Het oordeel Gods is regt en waarheid;
 
Waar onder 't myn demoedig buygt;
 
En overtuygend overtuygt,
 
Steeds wenst te wand'len in die klaarheid:
 
 
 
O Jesus myn Gezegend Hooft!
 
Myn tong en kan uw lof niet swygen;
 
Soo moet uw kragt een doorgank krygen,
 
In luyster, die geen laster dooft:
 
 
 
In glans van onbesmette seden,
 
En beeldnis uwer Heyligheid:
 
Doe my, van uwen Geest geleyd,
 
Dus voort-gaan in uw mogenheeden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken