Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw (1710)

Informatie terzijde

Titelpagina van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw
Afbeelding van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de GraeuwToon afbeelding van titelpagina van De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De poësy van de geest en deugtryke juffrouw G. Gordon de Graeuw

(1710)–Geertruijd Gordon de Graeuw–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De getrooste, en vernoegde en stille Ziel op 't Ziek-bedde spreekt aldus;

 
VRaagt gy my Vrienden hoe 't my gaat?
 
Ik ben in wenschelijken staat.
 
Al wort dit lighaam aan-gegrepen,
 
Dit swakke vlees van smert genepen;
 
Wyl bloed en sappen in haar werk
[pagina 198]
[p. 198]
 
Onmatig, al te traag of sterk
 
Nu half gestremt, dan hart bewogen,
 
De herssens selfs geen rust gedoogen.
 
Dit alles raakt het stofflijk deel,
 
Myn Geest die blyft in haar geheel.
 
Ik heb myn leden dog gegeven
 
Hem die my door 't geloof doet leven:
 
Hy doe daarmee soo 't hem behaagt.
 
Myn Geest die 't Godlijk-zegel draagt
 
Beschouwt, bedaart en stil van herten
 
Als buyten sig, des lighaems smerten.
 
En onberoert om 't geense siet,
 
Om datse Jesus troost geniet.
 
 
 
Vraagt gy my Vrienden hoe ik 't stel?
 
Ik seg myn God maakt alles wel,
 
Wat hoeft my buyten hem te lusten?
 
Hy doet my in syn liefde rusten;
 
Want hy my geen verwyt en doet
 
Myns quaats, nog syn bewesen goet:
 
Hy dekt voor sig en my myn sonden.
 
Al wat ik leersaam heb gevonden
 
Gedeelt, gevoegt, beschouwt voorheen,
 
'T wort al versmolten in dit een,
 
Dat ik een Lid ben van Gods Soone
 
Als ik dees waarheid my vertoone,
 
Beset, besitse gans myn geest,
 
Maakt my getroost en onbevreest
 
Geduldig onder 't pak der smerten
 
Tot hupp'lens toe verheugt van herten,
 
Kort om, in God besit ik 't al
 
In hoop die niet beschamen zal.
[pagina 199]
[p. 199]
 
Vraagt gy my Vrienden hoe 't al zy?
 
'T is altyd wel in God met my,
 
Syn Geest myn steunsel voor 't beswyken,
 
Doet in myn swakheid sterkte blyken.
 
Want al 't gewoel op 't pynlijk bede
 
Myn rust myn vreugde niet belet.
 
Hoe souw myn tong dat kunnen swygen?
 
Ik spreek om voor my lugt te krygen,
 
Van 't goede dat myn Godt my doet.
 
Wie vraagt na een gerust gemoet.
 
Ik hebt, en ken het, boven meenen,
 
Schoon sondig, ja van kop tot teenen.
 
Ik roem in Gods geregtigheid,
 
In synen Soon voor my bereid;
 
En door 't Geloove my gegeven:
 
Hy zal, 't zy door myn dood of leven,
 
Verheerlijkt worden in myn Vlees:
 
Nadien ik voor geen sterven vrees,
 
Daar 't my by hem te zyn gewin is,
 
En Christus al myn lust en sin is.
 
En soo 'k niet zyn kon, tot syn eer,
 
Ik wens geen et-maal levens meer.
 
 
 
Myn Vrienden die uyt liefde my
 
Komt sien, en hoort, wat ik bely,
 
'T verquiktme dat ik u mag seggen,
 
Hoe in myn hert de saken leggen;
 
Terwyl de kragt van myn geloof;
 
Schoon 't lighaams smerten niet verdoof,
 
Die tuymelingen stygt te boven.
 
Ik maan u, God met my te loven,
[pagina 200]
[p. 200]
 
En over my te danken, die
 
Door alles heen syn Liefde sie:
 
Die my ten eynde toe sal sterken.
 
'T moet alles, dog ten goede werken.
 
Die hem beminnen wat voor stryd
 
En leet hen aanloopt in der tyd.
 
Ga naar voetnoot*Dit lyden kan in 't minst niet haalen,
 
By 't eyndloos heerlijk zege-praalen,
 
Dat voor Gods Kind'ren is bereid.
 
Al 't schepsel onder dienstbaarheid
 
Des ydelen verderfs geboogen,
 
Wagt dat onwetend uyt den Hoogen.
 
Wy selve sugten in dien stand;
 
Die God syn Geest ten onderpand
 
En deel syns Erfnis heeft gegeven,
 
Ja selfs syn Geest door wien wy leven
 
Begeert dat, en hy bid na God
 
Voor al de Heyl'gen om dat lot.
 
Wil God myn dagen nog wat rekken,
 
Ook dat zal tot syn eere strekken.
 
Gy Zielen wien ik dit bely
 
Gelooft, bedenkt dat nevens my.
 
 
 
Wanneer een ziele soo gestelt,
 
Gods Deugden op haar Lyk-bed melt,
 
En dat die woorden onder 't hooren,
 
Tot in het merg der zielen booren;
 
Die daar den Eed'len geur van houd.
 
Die sprenkels sout, die graanen goud
 
Verdienen op te zyn gelesen;
 
Dit heeftmen willen doen by desen:
 
Dog syn die trecken schoon en Eel
 
Gedood-verft met een grof pinceel,
 
'T is 't werk van 's Hemels Geest den gloed en kragt di'er straalen
 
In 't hert, niet 's menschen doen, dat op 't papier te maalen.

voetnoot*
Rom. VIII. 27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken