Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

Scans (2.91 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 2. De school der poëzie

(1948)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 39*]
[p. 39*]

[Mijn liefste was dood]

 
Mijn liefste was dood,
 
toen ben ik gegaan
 
alle werelden door,
 
ik heb gevonden, de wereld is groot,
 
maar zij was dood.
 
 
 
Ik heb veel gevonden, de wereld is groot,
 
er zaten veel in den nacht
 
met witte vingren wenkend, de macht
 
van mijne doode was heel groot.
 
 
 
Toen ben ik gekomen op eenen akker,
 
o mijn liefste, word wakker,
 
gij laagt daar neer zoo zwart,
 
droomasch, verbrand uw hart.
 
 
 
Gij hadt te lang gewacht bij het vuur,
 
elk nacht- en daguur
 
zaagt ge mind'ren de vlam
 
alsof een dief haar nam.
 
 
 
En toen het stervend was op 't hout
 
het roode vuur - te koud
 
was het - toen hebt ge 't opgestookt
 
met eigen ziel, het heeft gerookt,
 
het heeft geknetterd, het heeft de vonken
 
doen springen en lonken,
 
het vuur heeft sissend het hout gekust
 
als kleine meisjes - het is gebluscht,
 
o mijn liefste word wakker,
 
uw asch is zoo zwart op den akker.
 
 
 
En in mijn angst ben ik heengegaan
 
een heel eind weg, over de baan
 
van den akker, toen heb ik gezonden
[pagina 40*]
[p. 40*]
 
de roode liederenmonden,
 
om te roepen de dagschuwe,
 
nachtzieke schaduwe,
 
haar ziel, die bij de wachtvuren
 
wachtte de nachturen -
 
of ze nog levend was,
 
om te rak'len in de asch,
 
om te lokken uit de lucht,
 
als ze soms daarin was gevlucht,
 
dat ze kwam om me toe te spreken,
 
langs mijn wangen haar weeke
 
lippen te laten gaan -
 
de armen om me te slaan,
 
met haar vingers mijn hoofd te streelen,
 
in mijn ooren te kweelen,
 
met haar stem mij te zeggen dat
 
ik haar altijd heb liefgehad -
 
 
 
Deze monden zijn gegaan,
 
ik hoorde ze als klokken slaan:
 
 
 
Roode gewaden, roode zij
 
ligt nu klaar, een groote wei
 
van roode zijde, kom o kom,
 
liefste, zijn liefste, ik bid er om.
 
 
 
Rood satijn voor 't rood lichaam,
 
roode bloemen voor het haar,
 
roode bladen als om 't raam
 
wingertgeblaar -
 
we hebben het allemaal klaargestrooid,
 
we hebben de wereld uitgerooid
 
van al het niet brandende, al het niet rood,
 
ge kunt nu keeren, arm en bloot.
[pagina 41*]
[p. 41*]
 
Roode papavers, roode tulpen
 
vallen rondom de breede fulpen
 
spreiding van het rood fluweel -
 
een rood lied zingt er uit de keel
 
van roode vogelen, vijver wijn
 
purpert het marmer, in karmijn
 
zit hij alleen met heete lippen,
 
roode jonkvrouwen houden de slippen
 
van zijnen mantel, kom die hij wacht -
 
rondom duistert de purpere nacht.
 
 
 
Rondom duistert de purpere nacht,
 
kom keer weer, o kom die hij wacht,
 
ik ben zijn trouwe roode trompetter,
 
om en om ga ik, één gedacht
 
waait mij voort en dreunt geschetter
 
uit mijnen rooden mond die lacht,
 
lacht van de weerpijn die zijn hett' er
 
brandt in mijn rooden armen mond,
 
'k wilde dat ik u weder vond -
 
kom keer weer, zijn liefste, hij wacht
 
in purperrooden gloenden nacht.
 
 
 
Die roode kersen, die roode drank
 
stroomde en viel vergeefs, die rank
 
bleef eenzaam in den dorren nacht,
 
heeft den vogel niet weergebracht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken