Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werkToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.73 MB)

Scans (2.19 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk

(1950)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

III

[pagina 29]
[p. 29]
 
In de zaal ruischte het licht, zooals in zee
 
de middag ruischt. Een hemelvaart van licht
 
steeg op naar boven en maakte een wolk
 
onder het glazen dak, en menschen kwamen
 
tusschen het groen en het hangende rood -
 
een zwerm gezichten in het gele licht.
 
En Willem duizelde: hij kwam ter leering.
 
 
 
Zooals aan de zee gele bloemen groeien,
 
zooals over zee zwarte wolken zijn,
 
zooals op zee de straten van de golven
 
toonen haar zwart en rood en groen gelaat
 
's morgens als de zon schijnt - en elke gevel
 
eener golf toont zich anders parelmoer. -
 
Zoo was de zaal, ze bruischte op hem in.
 
En zooals de drommen der zware winden
 
al trommelend over zee uit den afgrond
 
des winterhorizons op komen zetten,
 
in 't laat najaar, wanneer de zon zich stort
 
vroolijk op zee, zoo kwamen drommen mannen
 
zacht-luidruchtig pratend en schuifelend
 
de zaal binnen, diep zooals een afgrond,
 
en leken met gelaten gouden droom.
 
 
 
Een gouden droom in blauwe werklijkheid.
 
 
 
Er is wel een stil plaatsje tusschen rotsen
 
aan zee, waar stil de zee in sluipt, het kindje
 
der groote golf, komende aan haar hand,
 
komt daar alleen, en stort zijn helder water
 
op 't gele kiezelzand wat daar stil ligt.
 
Zoo was de ziel van Willem, hij zat stil
 
zooals een bloem diep in de zaal gezonken,
 
en hoorde voor zijn oor geweldige zee,
 
en ving ze in zijn hart parelend op.
[pagina 30]
[p. 30]
 
Het was een groot rumoer van gaan en komen,
 
de arbeiders vulden geheel de zaal.
 
 
 
En de zaal zette zich, en was een wolk -
 
in 't dikke blauw schemerden stil de hoofden -
 
en allen werden, allen keken stil
 
naar waar vijf hoofden als vijf sterren blonken.
 
 
 
En een stond op, Willem kende hem wel,
 
zijn hart ging open want hij had hem lief,
 
zooals een vriend een kameraad bemint,
 
vaster bestaat geen liefde op de aarde.
 
En 't was Willem toen hij tegen de zaal
 
begon te spreke', of hij sprak tot zijn hart.
 
 
 
‘Wanneer de mannen van een ieder vak
 
zich zamelen zooals een golf zich zamelt
 
op zee, zooals men ziet een zwarte wolk
 
zich samenballen, dan komt er een kracht
 
tusschen de arbeiders van dàt enkel vak.’
 
 
 
Zwaar waren de woorden.
 
‘Als een enkel vak
 
over de aarde zich kon samenpakken
 
zooals een wolk of zooals de lawine,
 
dan zou de rijke patroon nedervallen
 
zwak, en de arbeid vond zijn zonneweg
 
naar beneden, diep in het zonnig dal,
 
waar het geluk en zoete vrede woont.’
 
 
 
Willem luisterde en zag de landouwen
 
hoog in de blauwte van de diepe zaal,
 
boven des sprekers zacht goud-gele hoofd.
 
De heele zaal leek als een blauwe zee
[pagina 31]
[p. 31]
 
op te zwellen naar den spreker, en die
 
leek neer te komen met zijn zonnig hoofd.
 
En Willem zag alleen dat hoofd, zoo gouden,
 
zweven en spreken, als een sprekend hoofd,
 
dat geen lijf meer had maar alleen een stem.
 
 
 
‘Als de vakarbeiders van heel een land
 
zich konden vereenen tot blijvende hulp
 
aan elkander, zooals op zee de golven,
 
die ook niet apart zijn maar saam de zee,
 
dan maakten zij een kracht, zooals de krachten
 
van elk arbeider apart, en te zamen
 
alle aparte krachten. Maar veel meer
 
nog. Want er ware in hen één Wil.’
 
 
 
De wil vertoonde zich. Hij was het zonlicht
 
buiten, men zag hem stijgen als de zon,
 
in vierkante stralen door alle vensters.
 
De aarde was er vol van.
 
‘Als de vak-
 
arbeiders aller landen zich konden
 
samenvoegen, dan kwam de stille zon
 
der Vrijheid, o gewis. O twijfelt niet.
 
Mannen, de Zon schijnt. Gij zijt zelf de Zon.’
 
 
 
Zooals een vol bed blauwe violieren
 
zoo hief de zaal zich, en er was een donder
 
van rumoer door de donkre vergadring.
 
 
 
En Willems hart werd klaar zooals een parel,
 
en hij voelde zich daar tusschen geworpen,
 
tusschen zijn kameraden, zoo zooals
 
een niets-waardige, maar die door de andren
 
eerst een waardige wordt en zuiver klaar.
[pagina 32]
[p. 32]
 
‘En als de arbeiders van ééne natie
 
zich stortten in den politieleen strijd
 
om de staatsmacht, zij vielen den staat aan -
 
en als alle arbeiders aller naties
 
dit deden en zich stortten op het land
 
van den staat, zooals nu de zeegolven
 
aller oceanen bruischen op het land -
 
dan werden de arbeiders zelf het land,
 
het vaste rustig land der eeuwigheid,
 
en Vrijheid zou met de arbeiders wonen,
 
en alle menschen waren eeuwig vrij.’
 
 
 
Het leek wel of de reednaar werd zijn stem,
 
zijn stem van goud, en dat goud weer de Vrijheid.
 
De Vrijheid steeg op en verdoofde alles
 
rondom Willems ooren. Er werd gesproken
 
nog aldoor veel, hij hoorde het niet meer.
 
Hij zag in het ovalen duister de
 
Vrijheid gaan, haar smijdig goud figuurtje.
 
Hij zag de drommen van zijn kameraden
 
donker blauwgroen, en haar tusschen hen komen
 
met haar gouden lach over al haar leden.
 
En zooals een die aan de donkre zee
 
zit, en de vioolkleurige heft haar stem, -
 
voor hem niet, maar lijkt slechts voor zich te ruischen.
 
Hij kijkt slechts naar de zon, hoe goud die is,
 
en goud heengaat en trekt, zoo was ook hij.
 
Hij zag alleen nog maar de gouden Vrijheid,
 
en begreep, en luisterde hoe zij ging.
 
 
 
En toen de vergadring uit was en in
 
een wolk zich oploste, toen ging hij heen.
 
Veranderd. Zijn hart had weer iets anders
 
gekregen en verloren, 't Voelde nieuw aan.
 
En in zijn voeten liep reeds half de Vrijheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken