Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (1.37 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen

(1950)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 229]
[p. 229]

Deel II

[pagina 231]
[p. 231]
 
Geliefde, als je de verzen leest,
 
denk dan: ‘het was mijn geest
 
die dat maakte, die is in hem geweest.’
 
 
 
Geliefde, jij bent de muziekgeest,
 
ik ben maar Pan, 'k was niets geweest
 
zonder jou fijne en slanke leest,
 
de bloem waarin woont de muziek van jou geest
 
 
 
Geliefde als je de verzen leest
 
denk dan: ‘het was mijn geest
 
die dat maakte, die is in hem geweest.’
[pagina 232]
[p. 232]
 
Boven aan 't gordijn
 
is warm wit licht,
 
het stel aan den haard heeft een schijn,
 
een hoog-zilver gezicht.
 
Er is schaduwe zonneschijn,
 
van geluk het eeuwig gedicht.
 
Een meisjesgedaante, hoog en fijn,
 
tusschen de aard en de wolken vliegt.
[pagina 233]
[p. 233]
 
Als de gangen koel
 
zijn van een leeg huis,
 
vol van een schijn, en zoel
 
langs de wanden gesuis
 
van een afwezigheid,
 
zoo is mijn ziel vol
 
van uw aanwezigheid.
[pagina 234]
[p. 234]
 
Als koele knoppen
 
is uw aanwezigheid,
 
als rozeknoppen
 
uw zachte bloedwangen, uw vroolijkheid,
 
als schittrende droppen
 
van zilver van uitdagendheid -
 
zijn uwe oogen als ge ze van mij trekt
 
en 't heerlijk lijnig lichaam van mij rekt
 
achterover, zijlings, als riet,
 
opdat ge mij medetrekt,
 
wijl uw zachtbloeiende lach mij zegt:
 
komt ge niet?
[pagina 235]
[p. 235]
 
Gij zijt het goudst zonlicht
 
glijdend de wereld door,
 
ver van zijn wit bronlicht,
 
stralend zijn eigen spoor.
 
 
 
Zooals een hinde, die,
 
gekoesterd in zon en licht,
 
met zijne fijne knie
 
door de boschpaden vlucht,
 
 
 
zoo ga ik door uw licht,
 
vluchtende ijlend, niet
 
denkend aan bron van licht,
 
voelend slechts 't licht dat gij giet.
 
 
 
Maar gij zijt en licht en zon,
 
liefde en liefdes bron.
[pagina 236]
[p. 236]
 
Blauw vlamt de lucht,
 
groen bloeit veld en boom,
 
zonder verlangen's zucht
 
spiegelt het, diepe stroom.

 

 

 

 
Blauw vlamt de lucht,
 
groen bloeit veld en boom,
 
diep van verlangen zucht
 
spiegelend wit de stroom.
[pagina 237]
[p. 237]
 
Bij een vijver in den hellen avond
 
staat in bloei een boom, -
 
de vijver is vloeiend lavend
 
het groen gras aan den donkren zoon

 

 

 

 
Een koel korenblauw licht,
 
ernstig schoon,
 
straalt om uw lieflijk gezicht,
 
dat zacht ovaal daarin woon.
[pagina 238]
[p. 238]
 
Toen uw kleed werd opgenomen
 
en weggedrukt door den wind,
 
zag ik u, o fijne gnome,
 
rank, bloemenrank kind.

 

 

 

 
Er gaat iets om van soezigheid,
 
van eindelooze snoezigheid,
 
van ondoordringbre zachtigheid,
 
dat is haar meisjesachtigheid.
[pagina 239]
[p. 239]
 
Haar haren zijn een zoete schemering
 
boven haar oogen die geheimvol lachen,
 
en zoete mijmering - om wat ze niemand zegt
 
niemand weten zal, nooit, ten eeuwigen dage.
 
Haar haren omhullen bekronend dat geheim.
 
Haar ziel en haar figuur zijn recht.

 

 

 

 
Klaar ernstig en tevreden
 
gaat gij daarheen.
 
Trotsch en zacht zijn uw zeden,
 
kuisch en teeder uw leên.
[pagina 240]
[p. 240]
 
De purpren herfstmiddag
 
met goud licht, terwijl rose bolle wolken rusten,
 
zoo was van haar gelaat de ruste,
 
dat ik zag.

 

 

 

 
Van een bleeke azalea
 
zie ik diep stil verbaasd
 
de kleuren, want ik sla
 
u ga, er in, er naast.
 
Hoewel ge er niet zijt
 
is hare uwe lieflijkheid,
 
en in haar licht rondom
 
staat uw beeld, schoon en stom.
[pagina 241]
[p. 241]
 
Uw oogen zijlings, halfgeloken, stralen,
 
en uit uw lippen zweemt een teeder lachen,
 
en in dat stralen en dat dagen
 
staat uw ovalen hoofd te pralen.

 

 

 

 
Donker, nevelig is de winter.
 
En toch - ik vind er
 
Zooveel liedren voor u, die leven,
 
Wat zal dat met de lente geven?
[pagina 242]
[p. 242]
 
Aldoor een optocht
 
van liederen, de hartstocht
 
doet ze gaan, eindeloos.
 
 
 
Er is geen einde
 
aan mijn liederen.
 
Gij kunt geen einde
 
mijn liefde gebieden.
 
Gij zijt oneindig.
[pagina 243]
[p. 243]
 
Hoe dacht ge dat ge geen gevoel
 
hadt? Omdat ge koel
 
zijt? Maar misschien is de zon
 
nog niet in de bron?

 

 

 

 
Als gij mij aanziet, 't oog in donkre schaduw
 
van uwe lokken
 
en uw lichaam wachtend in schaduwig rijpen nacht,
 
dan moet ik denken aan den donkren gloeiend blauwen
 
krokus, die op de lente wacht.
 
den krokus, die wacht op de zoete, wilde, vochtige lente.
[pagina 244]
[p. 244]
 
Zacht in het schoone licht neergezegen
 
in het bosch, als een hinde in de bladen,
 
leekt gij, met uw lippen die zwegen,
 
liefde, zonder woorden, in zade.

 

 

 

 
En waar gij op het gras gaat,
 
langs de bloemen, over het veld,
 
in een bocht of rechtuit, het schoon geweld
 
overweldigt de bloemen, van uw gelaat.
[pagina 245]
[p. 245]
 
Gij, donker als de dageraad
 
ontwakend
 
boven de schouders der zwarte heuvelen
 
in zich zelve ontstaat.

 

 

 

 
Een schat van een plant
 
neem ik uit het land
 
in mijne warme hand,
 
en draag ze, o 't is de schoonste
 
van blad en kleur en bloesem,
 
vlak voor mij aan mijn boezem
 
naar mijn woonstee.
[pagina 246]
[p. 246]
 
Oneindig kalm is voor mij in mijn kamer de lucht,
 
en daarin heeft mijn meisje, klaar en kuisch,
 
in 't midden haar hoofd met niets dan de zucht
 
naar oneindige liefde en schoon woordgebruis.

 

 

 

 
Diep achter een licht als melk,
 
in open, stralend van bloemelicht,
 
zat Gij, en ik bood u een kelk
 
donkerrood, zelf vol wijn: mijn groot gedicht.
[pagina 247]
[p. 247]
 
Toen ge zaat onder het lamplicht
 
met in den diepen stoel uw zacht geduik,
 
met de liefde die als een damp ligt
 
over u, leekt ge een rozenstruik.

 

 

 

 
Terwijl ik op mijn fluitje zit te pijpen,
 
slaat vol begrijpen
 
uw oog op onder 't zware wolkend haar,
 
vochtig en parelrijpe, -
 
ziet me even aan als om me in zich te grijpen
 
en blijft dan toegedekt in zacht begrijpen
 
en 't is alsof het iets verzameld' daar.
[pagina 248]
[p. 248]
 
Toen gij laast, -
 
uw schittrende oogen
 
weken, verbaasd,
 
terug voor de schoonheid.
 
Toen drongen ze in
 
de schoonheid, -
 
toen dronken ze in
 
de schoonheid, -
 
en uw gezichtje verstijfde als een vlam.
 
 
 
Er was toen volkomen evenwicht
 
van binnen- en buitenschoonheidslicht.
 
De schoonheid die ge in u opnam,
 
werd gelijk aan de schoonheid die uit u kwam
[pagina 249]
[p. 249]
 
Wijl gij luistert naar één in-lied,
 
en naar de teedre verte ziet,
 
de stille zachte eerbied
 
valt voor u neer op de knie.
[pagina 250]
[p. 250]
 
Kleine ademen
 
geef ik u,
 
zachte wademen
 
als schaduw.

 

 

 

 
O vrouw,
 
uw oogen
 
vragen mij donkerblauw
 
het hooge.
[pagina 251]
[p. 251]
 
Gij zijt de koele blonde
 
ochtendstond met lach,
 
de hooge lichtdoorzonde
 
wolkwinde klare dag.

 

 

 

 
Licht flakkrende dag
 
dans voorbij,
 
met uwen sluiervlag
 
als al kleedij.
[pagina 252]
[p. 252]
Plassengrond
 
Door den grond
 
ziet men de lucht,
 
als een ander halfrond
 
zalig verlucht,
 
't lijkt of op diepe, diepe tapijten
 
zwevende englen hun leven slijten,
 
maar het zijn wolken die daar zweven,
 
op blauw afbeeldend hun lichte leven.
[pagina 253]
[p. 253]
 
Bloesems en lichte bruine blaadjes
 
in een luchtige mengeling,
 
o hoe zacht komt van de zaadjes
 
zoo luchtige massa fijn ding,
 
De bloesems en de lichte bruine blaadjes
 
zijn als muziek van de jonge zaadjes.

 

 

 

 
Een moschje. Zacht tilt de wind zijn borstveertje.
[pagina 254]
[p. 254]
 
Nevel.
 
Aan den gevel
 
der lucht niets dan de zee.
 
Niets dan die twee.

 

 

 

 
En de zee
 
in een grijs beven.
 
En de nevel schittert mat.
 
Wonderlijk dat die twee
 
niet leven.
 
Wat is wat?
[pagina 255]
[p. 255]
's Nachts
 
Gulzig tikken tegen de ramen
 
de regendroppen,
 
duizenden zijn er samen -
 
als dikke knoppen,
 
vallen op den grond
 
die ze gulzig verslond.

 

 

 

 
Ik weet zeker, zacht
 
zijn plekken van uw lichaam,
 
zacht als geene vacht,
 
zacht, zacht-zonder-naam.
[pagina 256]
[p. 256]
 
De zon is op en 't is hier stil.
 
Alles is fijn als een schil
 
van iets. -

 

 

 

 
Zee,
 
zonder één rimpel,
 
alleen met de wimpel
 
hoog in de mast, der zon!
[pagina 257]
[p. 257]
 
Verlangend schiet de meeuw als pijl van boog
 
langs 't duin. Hij zoekt zijn wijfje. Later zweeft
 
hij met haar boven, roomgoud, sneeuwmelkwit.

 

 

 

 
Zooals een stormwind, zooals de aard gestuwd wordt,
 
Zooals 't Heelal zich voortstuwt in de ruimte,
 
Zoo drijft een kracht, een kracht mij naar u toe.
[pagina 258]
[p. 258]
 
Ik kan niet meer maken begin
 
met iets.
 
Mijn zin
 
is eindloos als het niets.

 

 

 

 
Mijn liefde is mijn zin,
 
heeft geen einde, geen begin.
[pagina 259]
[p. 259]
 
Bevend trekt de dauw
 
uit de wei die wordt zwart.
 
Zoo trekt naar u, o vrouw,
 
de liefde op uit mijn hart.

 

 

 

 
Geliefde, mijn hart
 
is van u,
 
mijn ziel hier is een part
 
van u.
[pagina 260]
[p. 260]
 
Uit de tafel ziet
 
gij mij dikwijls aan.
 
Sla ik 't oog af, niet
 
wijkt uit den hoek uw vast gadeslaan

 

 

 

 
Dikwijls, op de straat,
 
zie ik in werelddamp
 
lichte vorm, en staat
 
gij daar, mijn lamp.
[pagina 261]
[p. 261]
 
Als ge me aanziet
 
keert het bloed mij om
 
en golft terug.
 
Ik wil vooruit, 't lijf blijft stug,
 
ik wil spreken, maar blijf stom

 

 

 

 
Uw blik
 
is zoo gedrongen
 
in mij,
 
verwrongen
 
ben ik,
 
ik ben gij.
[pagina 262]
[p. 262]
 
Mag ik stil mijn hand hier neerleggen
 
waar warmte welt
 
en in uw schijn niets meer zeggen,
 
waar alles kwelt
 
dan stilte, nu,
 
en rust, bij u?

 

 

 

 
Ik kan niet arbeiden,
 
kan niet slapen gaan.
 
Ik moet nog beiden,
 
zien mijn geliefde aan.
 
Op de nachtwiek
 
gaat nog haar gaan.
[pagina 263]
[p. 263]
Alleen
 
Dat gij hier niet zijt
 
in uw onschuldigheid,
 
dat is mijn pijn.
 
Altijd wil ik in u zijn.

 

 

 

 
Als de dag er is
 
brandt de lamp nog.
 
Wat is die vreemde kamp toch
 
tusschen uw beeltenis,
 
de dag, en de duisternis?
[pagina 264]
[p. 264]
's Nachts
 
Geliefde ik ga
 
nu stil naar bed,
 
ik ben niet met
 
u, maar ik ga
 
zoo vreemd waar ik mijn voeten zet.
 
O wees bij mij
 
en als ik lij,
 
geef mij het licht
 
van uw gezicht.
 
 
 
Houd 't bij me in lange schaduwnacht
 
dat ik het zie in stille aandacht
 
en het streele met mijn vingers zacht.
 
Goe nacht - beeld in den nacht, goe nacht
[pagina 265]
[p. 265]
 
Geliefde, zie mijn ziel,
 
zie haar streven,
 
en als ge wilt, wil dan uw ziel
 
aan mijne geven.

 

 

 

 
Mijn hart leeft
 
door uwe goedheid.
 
Mijn hart beeft
 
door uwe zoetheid.
[pagina 266]
[p. 266]
 
De grenzen der zale zweven
 
weg in het niet eindende,
 
de suizen der stilte weven
 
uit het eindloos verfijnende.
 
Zacht zweeft mijn liefde
 
naar de oogen van mijn geliefde,
 
en die helder blauwe zenden zoo klaar terug

 

 

 

 
Geliefde als gedachte,
 
als fluweelen gevoel
 
uit liefde geboren,
 
en daarboven het zachte
 
tusschen de wimpers zoel
 
der oogen, blauw als koren.
[pagina 267]
[p. 267]
 
Oneind'ge liefde
 
is in haar manieren,
 
't is aldoor of ze gaat versieren
 
haar geliefde
 
't lijf en hoofd.

 

 

 

 
Ernstige, verheugde en vol
 
neiging! - het hart dat u ziet,
 
zwelt, en al wat er school
 
ontbloeit, en zich aan u biedt.
[pagina 268]
[p. 268]
 
Haar fijne lach
 
begrijpt alles.
 
Meedoogend zag
 
ze het Talloos
 
met die zachte oogen
 
En de hooge
 
goedige Lach
 
bleef over.
[pagina 269]
[p. 269]
 
De zachte lach
 
stroomt over haar boezem neer,
 
en iets ervan zag
 
ik zelfs op haar schouders teer.
 
 
 
En waar de armen
 
de zachte inbuiginge'
 
van hare heupen
 
hangend verwarmen,
 
daar zelfs sluipen
 
de hooge verheugingen
 
van hare lach.
 
 
 
En waar de knieën
 
onbeschrijflijk
 
teeder en zedig
 
wachten voor het
 
zachte vlieën
 
der beenen naar het smedig
 
vaste vredig
 
wezen der voeten,
 
zelfs daar zag,
 
onbegrijpelijk,
 
de voet nog iets van den lach.
[pagina 270]
[p. 270]
Lente-avond
 
Over de velden ging rond dauw,
 
maar boven de velden straalde
 
een ster, zoo straalt boven al wat ik dwaalde
 
gij, eene vrouw.
 
 
 
In de duistre twijgen
 
schudt de nachtegaal
 
liedbloesem.
 
Misten stijgen
 
aan de eiken, maangeel en vaal,
 
naar den nachtboezem.
 
Ik trad naar buiten,
 
O niets dan de maan,
 
Zilveren Licht.
 
Dicht
 
Om mij staan.
 
Volkomen omsluiten.
 
O mijn zacht licht alom
 
In den Zilverdom.
[pagina 271]
[p. 271]
 
Na lang smachten
 
is het water
 
heerlijk. Reeds 't beachten
 
in 't glas. Dat klaar geklater!
 
 
 
Na lang derven
 
is het eten goed.
 
Men vergeet het sterven,
 
't herleven is zoet.
 
 
 
Na eeuwen vermoeienis
 
is zacht de rust.
 
Vreemd dat de rust nog zoo weg is,
 
- dat zij mij toch nog kust.
[pagina 272]
[p. 272]
 
Geliefde, er is in uw aanvatten een rust,
 
een gezegende teederheid in uw handen.
 
Het is of ontbloeien de landen
 
van mijn lichaam, waar uw hand mij kust
 
 
 
Uw aanraking drijft tot schoonheid.
 
Het is alsof wat metterwoon leit
 
in zaad, zich bloeiend ten toon spreidt
 
in schoonheid,
 
door de aanraking van uwe schoonheid.
[pagina 273]
[p. 273]
 
O nieuwe schoonheid,
 
ik ben berooid
 
bij uwe schoonheid.
 
Zoo minde ik nooit.

 

 

 

 
Ik zie een zweem
 
van liefde in uwer oogen stille heim
[pagina 274]
[p. 274]
 
Mijn Liefste is de zonnemorgen
 
zij verdrijft zacht
 
de donkre zorgen,
 
zij verdrijft den nacht.

 

 

 

 
Zij is geheel gevuld
 
met stralende liefde,
 
zooals lentedag met guld.
[pagina 275]
[p. 275]
 
Er stijgt van u op
 
een zacht groen vertrouwen
 
en gij toont uw zilvren traan.
 
De zachte liefde is te aanschouwen.

 

 

 

 
Een wolk zoo teer licht dat de ooren suizen,
 
ondoordringbaar als wit water voor sluizen,
 
omgeeft haar, dat is het licht van haar deugd.
[pagina 276]
[p. 276]
 
Teeder licht
 
onbewust,
 
uit de kust
 
van 't licht.

 

 

 

 
Een licht
 
van liefde -
 
en zij hief de
 
oogen.

 

 

 

 
Een klare wondre lach
 
zalig als de dag.
[pagina 277]
[p. 277]
 
Klaar en zoet,
 
zendt zij den groet
 
van haar oogen, genadig
 
en van licht overdadig,
 
mij tegemoet.
 
 
 
Maar onstuimig,
 
als het schuimig
 
wezen der zee, dring ik over haar en tusschen
 
en vul haar met kussen.
 
 
 
Het licht van haar oogen wordt een wade
 
van zachte genade,
 
hare wangen worden vol van een hemelschen lach
 
en zij neemt mij op in haar Dag.
[pagina 278]
[p. 278]
Haar oogen
 
Schemering achter water,
 
waarover soms vliegt een lach.
 
Zachtheid. Genade. Gaat er
 
Mysterie door waarvan geen begrip gewag.
 
Genade. Zachtheid. Mededoogen.
 
Liefde waarin iets klaar,
 
Iets van verlangen te droomen leit -
 
Volkomenheid.
[pagina 279]
[p. 279]
 
Rijke, gezegende,
 
als avondlicht geregende
 
over gouden regen, over mij
 
hoe maakt gij mij blij.

 

 

 

 
Ik sta
 
in het licht uwer oogen,
 
voordat ik ga
 
naar het hooge.
[pagina 280]
[p. 280]
 
Het is of zoete zachte bliksemen
 
gaan in mijn hoofd door een wereld niet te noemen
 
zoo schoon - met een week gouden zacht opflitsemen
 
uit de ziel zelf als bron - die ontbront in bloemen.

 

 

 

 
Venus staat dan zelfs, als de zon goud parelt,
 
In 't blauw als een goud vlekje en geeft ook licht.
 
Zoo staat, Geliefde, gij altijd in mijn ziel,
 
Ook als de poëzie oppermachtig heerscht.
[pagina 281]
[p. 281]
 
Ernstige, trotsche, kuische,
 
de liefde ontbloeit in u,
 
in uw warme neigen luw
 
hoort mijn gebogen hoofd ze ruischen.

 

 

 

 
Geliefde, als gij buiten
 
voor mij in de grijze lucht
 
staat en uw gestalte als een zucht
 
mij zegt, gij zwijgt, dat gij hebt
 
Liefde,
 
o dan ebt
 
mijn leven naar u.
[pagina 282]
[p. 282]
 
Met gelaat ovaal,
 
ziet naar de hemelzaal
 
met diepe liefde
 
mijn Geliefde.

 

 

 

 
Het donkere blauw
 
naar 't lichte blauw,
 
d'oneind'ge liefde
 
naar het oneindig.
[pagina 283]
[p. 283]
 
De muziek van uwe ziel
 
viel als dauw in mijne ziel,
 
en toen zijn ze samen
 
opgestegen tot één vlamme.

 

 

 

 
Ik zal verovren
 
het heden,
 
voor u, Geliefde,
 
het omtoovren,
 
en 't als bede
 
van liefde
 
aan u op-offren.
[pagina 284]
[p. 284]
 
Het gezicht hangt
 
stil stralend,
 
omdat het wangt
 
aan de wereld, wonderen verhalend.

 

 

 

 
Klaar staart gij mij aan,
 
alsof gij wilt vergaan
 
in liefde. - Tot gij van liefde
 
uw oogen reefde.
[pagina 285]
[p. 285]
 
Zacht vliegt mijn ziel op
 
naar der nacht donkre top.
 
 
 
Schemer ruischt over de wegen
 
tusschen de lippen van ons neergezegen
 
 
 
Vergeten vloeien stroomen in elkander,
 
hij die een ander was, hij is geen ander.
 
 
 
O, er is eene in
 
het eindelooze, die ik zelve ben!
[pagina 286]
[p. 286]
 
O diepe zee
 
gij opent u,
 
schaduw
 
gij opent u.

 

 

 

 
Uit haar droom
 
zag zij op: Was dit de Liefde?
 
In haar droom
 
zonk zij terug: O dit was Liefde.
[pagina 287]
[p. 287]
 
O zoete ontbloeiing
 
van die roze in bladen,
 
o zachte ontgloeiing
 
van die droomende parel

 

 

 

 
Zij weet het niet,
 
zij is liefde, -
 
zij is zooals een lied
 
dat is liefde.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken