Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

Scans (1.33 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten

(1952)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 232]
[p. 232]

Liederen van de geest der muziek der nieuwe menschheid

I

 
In het groot Heelal,
 
in de heldere lucht,
 
teekenen zich nu af
 
groote figuren.
 
Zij strijden voor hunne vrijheid,
 
zij geven hun leven
 
voor het heil hunner klasse,
 
en het geluk der menschheid.
 
En nu dus door bloed
 
hun zaak geheiligd wordt,
 
nu dus hun zaak verschijnt
 
in 't zwarte van den dood,
 
in 't rood van 't bloed,
 
en 't gouden licht der overwinning,
 
is het nu niet tijd
 
te beginnen met zingen,
 
en uit de gouden monding van de keel
 
hun strijd te doen klinken en hunne figuren
 
te doen rijzen in de lucht?
 
 
 
Ja - klink dan, o stem der revolutie.
 
Ruisch, o stem der arbeidersklasse
 
die naar de vrijheid stijgt,
 
Dreun, o stem der klasse die aanvalt,
 
dreun, o stem der burgers die u verdedigt,
 
en, stem van de menschheid, die in het Heelal
 
stijgt naar de eindelooze vrijheid
 
van 't Communisme,
 
vereenig die klanken
 
in ééne harmonie.
[pagina 233]
[p. 233]
 
O zacht zing ik,
 
Geest van de gouden Muziek der nieuwe Menschheid,
 
die Wording,
 
die Toekomst.
 
 
 
Van alle kanten der aarde wordt gehoord
 
de stem der arbeiders die naar de vrijheid dringen,
 
die naar de vrijheid smachten,
 
die voor de vrijheid strijden.
 
Van alle kanten der aarde
 
glinsteren hun daden
 
in metaal.
 
Ja, de groote dagen
 
herleven weder.
 
 
 
Zooals de helden der burgers eens vochten
 
voor de vrijheid hunner klasse,
 
tegen den adel en koningen,
 
en voor de hoogere vrijheid der menschheid,
 
tegen de tirannie,
 
de heerschappij van Natuur en menschen,
 
zoo vechten nu de helden der arbeiders
 
voor hunne vrijheid en die der menschheid.
 
Harmodius en Aristogiton,
 
Cato, Brutus en Cassius,
 
Willem de Zwijger en Cromwell,
 
Danton en Robespierre
 
en de duizenden die met hen stierven,
 
herleven weder,
 
in de honderdduizenden arbeiders,
 
in Liebknecht en Lenin
 
en Luxemburg,
 
die sterven en stierven voor de vrijheid der arbeiders.
[pagina 234]
[p. 234]
 
Maar evenals die Grieksche burgers eens vonden
 
Aeschylus en Pindaros en Sophokles, -
 
en de Romeinen Lucretius, -
 
de Italianen Dante,
 
en evenals Cromwell Milton vond,
 
Danton en Robespierre Shelley,
 
zoo mogen nu de arbeiders
 
vinden de stem
 
die hen bezingt.
 
O klink nu mijn stem in de keel van een man
 
die den strijd en de vrijheid
 
der arbeiders zingt.
 
Klink, mijne goudene stem,
 
stem van de arbeiders,
 
stem van de menschheid, die strijdt voor de Vrijheid,
 
in de keel van een man,
 
een dichter die strijdt voor de vrijheid.
 
 
 
Maar evenals de zaak der arbeiders
 
duizenden malen grooter is
 
dan die der burgers, -
 
immers zij streden
 
voor de onderdrukking der menschen,
 
deze voor de vrijheid der menschheid -
 
zoo moge ook de klank van mijn stem,
 
klinkende in de keel van dien man,
 
duizenden malen die dichters verwinnen.
 
Daal in der arbeiders hart,
 
voel hunne diepste smart,
 
Dichter die die man zult zijn.
 
Stijg tot hun hoogst ideaal,
 
voel hunne hooge moraal,
 
dichter die die man zult zijn;
 
ken hunne groote zaak,
 
vlieg op goudene vleugelen
[pagina 235]
[p. 235]
 
van hun Idee die de aarde omspant,
 
dichter die die man zult zijn,
 
en zing dan, zing hun Idee.
 
 
 
Heerlijk is de gouden zonneschijn om de aarde,
 
heerlijk der mane glans,
 
heerlijk der sterren zachte licht.
 
En de geest beschijnt de stof,
 
de stof der wereld en de lichamen der menschen,
 
met dat gouden, zilveren en zachte licht.
 
Maar evenals tusschen dat gouden licht der zon
 
en het zilveren licht der maan
 
en het zachte licht der sterren -
 
het licht der zon toch 't allerschoonste is,
 
zoo is in het licht van den geest
 
het licht der Poëzie het allerschoonste,
 
schooner dan alle.
 
 
 
Wel lichten ook de zede, de godsdienst, de wijsheid,
 
stralende over de wereld, de menschheid,
 
wel zijn wetenschap, staatkunde, recht
 
sterren in den nacht,
 
maar de Dichtkunst is de zon zelve.
 
Met gouden randen omvat zij
 
de dingen der Natuur en de menschen.
 
In haar licht schijnen de bergen en zeeën,
 
de planten en dieren, de gansche aarde,
 
de sterren, de hemel, het Heelal.
 
In haar licht schijnen de lach en de smart,
 
schijnen de hartstochten,
 
schijnt het gevoel, het dierbaarst der menschen.
 
In haar licht schijnt het onbewuste
 
het diepst van ons wezen,
 
de bron van ons wezen.
 
In haar licht schijnt de Liefde,
[pagina 236]
[p. 236]
 
het wezen van 't onbewuste,
 
de kracht van ons bestaan,
 
de liefde voor ons zelve,
 
de liefde voor de vrouw,
 
de liefde voor de menschheid,
 
samen het diepst van ons wezen.
 
Door haar treedt aan het licht
 
die oerbron van ons bestaan,
 
en wordt ons helder.
 
Wat wetenschap niet weet,
 
wat noch recht noch staatkunde onthult,
 
wat noch zede of godsdienst of wijsbegeerte
 
omvatten kan, omvat zij.
 
Met de lichte beweging van het gevoel,
 
de intuïtie van het instinct,
 
met den blik die van zelve de diepte kent
 
en de hoogte, -
 
met de lichte beweging der Natuur zelve,
 
met de lichte beweging van het hart,
 
met de zachte spontaniteit der Natuur,
 
met de lichte beweging van het begrip
 
van het hart, die de gratie der Natuur zelve is,
 
voelt zij wat in het hart leeft
 
van den dichter,
 
toont zij en legt zij bloot,
 
openbaart zij,
 
baart zij open, -
 
keert het binnenst naar buiten,
 
en toont in de spraak die welt uit het hart,
 
naar de keel en de mond die tot klanken vormt,
 
terwijl de hersenen in verbazing toehooren,
 
de hersens die toch voeden het hart,
 
het wezen zelve der dingen.
 
Wel zijn ook de andere kunsten,
 
muziek, en het verven, beelden en bouwen
[pagina 237]
[p. 237]
 
bronnen der waarheid,
 
hooger dan verdere geest,
 
ook zij kennen het wezen der dingen des harten,
 
maar boven hen straalt de Poëzie,
 
want zij werkt met de woorden, de abstracte begrippen,
 
de hoogste vruchten des geestes,
 
die zelve weer poëzie zijn.
 
Want de taal, zij is door het volk gemaakt,
 
den oer-poëet, in het verleden.
 
Daardoor, dat hij werkt met de grootste kracht
 
die in het lichaam des menschen is,
 
en met de woorden die begrippen zijn,
 
daardoor overstraalt de Dichtkunst
 
alle verdere kunsten.
 
De poëzie toont ons het onbewuste,
 
de liefde voor het zelf en voor de vrouw,
 
de liefde voor de menschheid,
 
duidelijk, in begrippen klaar en goud.
 
Zij overstraalt daardoor als 't licht der zon
 
Natuur en Menschheid,
 
en toont ze in het licht van 't hart.
 
Klink dan o mijne stem in de stem van een man
 
die de arbeiders zingt en den strijd hunner klasse
 
voor hunne vrijheid in het gouden licht.
 
En die der menschheid.
[pagina 238]
[p. 238]

II

 
De Menschheid is als het erts,
 
waaruit groote kunstwerken komen.
 
Zij is haar eigen kunst'naar,
 
zij schept zich zelve.
 
In den oorsprong was zij als het erts,
 
verborgen in den schoot der aarde,
 
onderworpen aan de Natuur,
 
en vermocht weinig.
 
Maar zij heeft zich zelve verheven
 
door arbeid, en heeft de Natuur overwonnen
 
voor een groot deel.
 
De stammen hebben geheerscht
 
over kleine deelen der aarde.
 
De vorsten, de priesters, de adel, de burgers
 
hebben groote stukken der aarde
 
aan zich onderworpen,
 
en schitteren door hun macht,
 
als bronzen en gouden beelden,
 
in het gouden licht van den vlietenden tijd.
 
De naties hebben geglansd.
 
Gouden macht heeft geblonken,
 
gouden wetenschap heeft geschitterd,
 
gouden kunst en gouden wijsheid,
 
en talrijk zijn de gestalten
 
die in de wolken schijnen.
 
 
 
Maar de groote massa was ellendig.
 
 
 
De massa was donkere slaven
 
van de vorsten, de priesters, den adel, de burgers,
 
zij waren één donkere nacht
 
onder het gouden en bronzen licht.
[pagina 239]
[p. 239]
 
En ook nu is die nacht; nog dieper.
 
 
 
De burgers hebben een gouden macht
 
verheven, die in het heelal schittert
 
als nooit te voren.
 
 
 
Gouden macht blinkt,
 
gouden wetenschap glanst,
 
heller dan ooit te voren.
 
 
 
Maar de groote massa is ellendig.
 
 
 
Het donkere proletariaat,
 
de groote massa der menschheid,
 
rondom de geheele aarde,
 
is slaaf van 't kapitaal.
[pagina 240]
[p. 240]

III

 
Vreeselijk was het lot der menschen.
 
Zij werkten en zwoegden en tilden de aarde
 
op hunne spaden voor voedsel en brandstof,
 
zij sponnen en weefden voor de kleeding,
 
zij ploegden den grond en ook de zeeën,
 
en alleen om enkelen rijk te maken,
 
en zich zelf slaven van hun macht.
 
 
 
Zoo was het sinds het communisme
 
der stammen verdween van de aarde.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
 
Zij werken en zwoegen en tillen de aarde
 
op hunne spaden voor voedsel en kleeding,
 
zij spinnen en weven voor de kleeding
 
zij ploegen den grond en ook de zeeën,
 
en alleen om de machtigen rijk te maken,
 
en zich zelf slaven van de macht.
 
 
 
En nu zijn de proletariërs
 
verre de meerderheid van alle menschen.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
[pagina 241]
[p. 241]

IV

 
Vreeselijk is het lot der menschen,
 
Tusschen hen woedt eeuwige strijd.
 
 
 
Binnen de stammen heerschte vrede,
 
tusschen de stammen eeuwige oorlog.
 
Zij moordden en doodden elkander.
 
 
 
En nadat het persoonlijk bezit
 
was gekomen in plaats van het gemeene,
 
en daarmee de macht van mensch over mensch
 
in de plaats der gelijkheid,
 
werd de groote massa des volks
 
allengs tot slaaf en onderhoorige,
 
lijfeigen, - en toen tot loonarbeider.
 
 
 
En een zee van ellende en onderdrukking
 
spreidde zich om de heele menschheid.
 
 
 
Armoede, ziekte, óverwerk,
 
werkeloosheid, diepste onkunde,
 
verminking van hart en ziel,
 
opoff'ring van ziel en lichaam
 
voor macht, rijkdom van enkelen,
 
dat is het lot der groote massa,
 
die de enklen stooten naar de laagte,
 
die de enklen meesleept naar de laagte.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
[pagina 242]
[p. 242]

V

 
Vreeselijk is het lot der menschen.
 
Zij scheppen grooten rijkdom,
 
hun arbeid schept groote macht
 
voor enkelen.
 
Maar die enkelen onderdrukken hen.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
 
De arbeid der massa schept hoogeren arbeid,
 
beheersching der gansche natuur.
 
Maar zij is het wapen tot onderdrukking
 
der massa.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
 
De arbeid der massa schept wetenschap
 
en gouden kunst.
 
Maar zij zijn wapens tot onderdrukking
 
der massa.
 
 
 
Ach, ach, ach!
 
Al wat de massa maakt
 
is wapen tot eigen onderdrukking!
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
[pagina 243]
[p. 243]

VI

 
Vreeselijk is het lot der menschen.
 
Tusschen hen woedt eeuwige strijd.
 
De machtigen strijden om het bezit
 
der aarde en offeren de massa,
 
de arbeiders,
 
de millioenen,
 
op in den strijd voor het niet hunne.
 
 
 
Vreeselijk is het lot der menschen.
[pagina 244]
[p. 244]

VII

 
Maar is er dan geen licht in het donker?
 
Is er geen redding voor de massa,
 
de duizenden jaren onderdrukte,
 
is er geen redding uit den nacht?
 
 
 
Ja, er zijn drie lichten die schijnen
 
voor de massa der onderdrukten,
 
drie verre sterren in den nacht.
 
Het zijn arbeid en strijd en liefde.
 
 
 
Die drie verlichten den nacht in het donker,
 
en toonen heel ver, heel ver, heel ver,
 
in wolken van damp nauw zichtbaar, nauw zichtbaar
 
de flauwe kust van het land der vrijheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken