Erato
(1646)–Leonardus Gouwerak– Auteursrechtvrijomhelst van verscheyde minne-deuntjes, sangh-rijmpjes ende nieu-quelige veersjens
[pagina 179]
| |
Voys: Sulleman.
Soo de veel-bedachten de sorgh van Huys-houwen,
Daer souwender menigh vermyen het Trouwen:
Den Houwelicken staet heeft soo veel sorghen;
Want sy is van alle sorgen ‘t swaerste begin.
2. Een huys moet men terstont gaen kopen of hueren
By d’Ouders te blijven kan niet altijt dueren:
De gasten sijn wech, de Bruyloft is gedaen,
Het jonge paer moet de huys-sorrigh nemen aen.
3. Dan heeft men al van doen van wolle en lijnen,
Ledekant, bedt, dekens, lakens en gardijnen,
Stoelen, kussens, tafel, sprey, kist-en-kast,
Raech-hooft, boenders, stof-besem, varcken,
| |
[pagina 180]
| |
4. Schotels, telluren, pispot, potten en pannen,
Kommen en glasen, roemers, kruycken en kannen,
Kranen, kandelaers, kaers-lae,lamp, oly-kan,
Hangh-yser, wafel-yser, boeckende-koecks-pan.
5. Halen, tangen, potten, decksels, ketels, hack-bort,
Hack-mes, schuymspaen, deurslach, blaesbalck, plack-bort
Rooster, spie, nraet-pan, druyp-lepels confoor,
Borstel, pars, koffer, kanne-bort, kap-stickm tresoor.
6. Spiegels, schilderyen, porseleyn en brant-ysers,
Een kroon in de kamer, om het vuyr haert-ysers,
Een kat en een hont, een vogeltje in een kou,
Stamper in de vijsel is huysraet voor de vrou,
7. Ick mach swijgen stal, want sou ick meer verhalen;
Ick sout door den grooten hoop, lichtelijck verdwalen:
Al dat hier vooren by een verhaelt staet,
Is al te malen niet als nodigen huysraet.
| |
[pagina 181]
| |
8. Dat seyt de jonge Vrou, wie sou willen trouwen,
‘K hadt niet gedacht dat soo veel koste ‘t huys houwen,
Waer dat men wat koopt, het is over al gelt,
Men heeft altijt schier werck dat men het telt.
9. Is yemant wat meer, ick macht niet al verhalen,
Daer moet silver sijn, bekers, sout, vaten, schalen,
Lampet, telluren, kroesen, een gouwe kop,
En ander dingen meer, daer me gaet het gelt op.
10. Begint de jonge Vrou dan tijt te rekenen,
Dat is, dat het haest kramen sal betekenen,
Men maeckt kinder-goet, men koop suyker en kruyt,
En veel dingen meer, om de kraem te houden uyt.
11. De moeder en dochtrt gaet om als te koopen,
Dat sietmen al weer een groote som beloopen:
Het spreeck-woort dat wort dan water, dat seyt, die trout,
Noyt so wel is getrout, dat het niet eens berout.
|
|