Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

2

‘Tabé!’ roept Andries, en hij knijpt Claudia's hand bijna tot moes.

‘Au, au!’ gilt Claudia lachend.

‘Nog steeds hetzelfde kinderachtige meisje dat bang is dat zij zich bezeert,’ zegt Andries, terwijl hij Claudia bovendien nog een mep op haar schouder geeft. Dan spert hij zijn mond wijd open van verbazing en staart zijn nichtje aan.

‘Nee maar,’ roept hij uit, ‘wat heb je nou in vredesnaam met je haar gedaan?’

‘Veranderd hè,’ antwoord Claudia. ‘Ik vond die twee staartjes zo kinderachtig. Vind je het leuk?’

‘Nee,’ zegt Andries op een toon die geen tegenspraak duldt. ‘Nee, ik vind het niet leuk. Beslist niet. Het staat zo ouwewijvenachtig...’

‘Andries, Andries,’ roept Claudia's moeder. ‘Dat lijkt me geen nette taal. In Wassenaar mag je die misschien gebruiken, maar bij ons in huis niet. Dan ga je linea recta weer naar Wassenaar terug.’

‘Nee, nee, tante,’ haast Andries zich te zeggen. ‘Ik wil graag linea recta hier blijven, ik vind het hier juist zo mieters en in Wassenaar was het zo rot, dat ik...’

Claudia's moeder kijkt nu werkelijk kwaad. Zij neemt het oor van Andries tussen haar duim en wijsvinger, schudt er zachtjes aan en zegt: ‘Ik geloof dat we een schriftje moeten kopen, waarin we de woorden aantekenen die je hier niet mag gebruiken.’

Andries kijkt wat beduusd. Waarschijnlijk heeft hij niet ver-

[pagina 13]
[p. 13]

wacht dat zijn tante hem zo zal aanpakken. Hij zal moeten oppassen anders ligt hij er met de linea recta uit. Hij weet wel niet wat linea recta is, maar het zal wel een harde rechte liniaal zijn, waar hij flinke tikken mee voor zijn broek krijgt.



illustratie

‘Ik wilde alleen maar zeggen,’ verontschuldigde hij zich, ‘dat ik Claudia met staartjes veel leuker vind. Als ik nou met haar ga wandelen, lijkt het net of ik met mijn moeder loop en...’

Claudia en haar moeder schieten in de lach.

‘We praten er niet meer over, Andries,’ zegt Claudia's moeder.

‘Mijn haar zit zo juist leuk,’ roept Claudia, terwijl zij voor Andries heen en weer springt, zodat haar haar op en neer golft.’

[pagina 14]
[p. 14]

‘Het ken!’ antwoordt Andries.

Hij trekt een gezicht alsof hij zeggen wil: Mij hoef je niets wijs te maken. Het is een akelig gezicht dat losse haar.

‘Om jou een plezier te doen, zal ik ook wel eens staartjes maken,’ zegt Claudia. ‘Ik geloof dat mijn moeder dat ook aardiger vindt.’

‘Is het een toffe school?’ vraagt Andries.

‘Het valt best mee,’ stelt Claudia haar neefje gerust, ‘maar je moet natuurlijk wel goed je best doen en geen kattekwaad uithalen.’

‘Ik doe altijd mijn best,’ snoeft Andries, ‘en kattekwaad haal ik nooit uit. Goed, mijn potlood schiet wel eens uit en dan komt dat precies op iemand zijn kop... eh... hoofd terecht en dat van die staarten in die inktpot is al zo lang geleden. En daar zeuren ze nog over. Trouwens, we hebben op school niet eens inkt meer, hoe kan ik dan staarten in een inktpot stoppen. Het hoofd van de school is een vervelende vent. Je moet altijd je voeten vegen en er mag geen streep modder op zitten, dan moet je in het magazijn je schoenen gaan poetsen en daar krijg ik altijd van die vieze handen van, want thuis poets ik nooit schoenen, dat doet mijn moeder altijd, tenminste als zij tijd heeft, en als ik vuile handen heb, moet ik mijn handen weer wassen aan het fonteintje in de gang en dan mors ik met water en ligt er een hele plas onder en dan krijg ik weer straf en moet ik voortaan als ik vuile schoenen heb mijn handen in de klas wassen en dan komt mijn vinger een beetje ongelukkig tegen de kraan terecht als ik de kraan schoon wrijf want ik wil per slot van rekening mijn handen toch niet wassen met vuil water, nou en dan spuit die snertkraan juist in het oog van zo'n rotjong dat aan het voorste tafeltje zit en die zet het dan op een blerren en dan krijg ik een klap voor mijn kop alsof ik het kan

[pagina 15]
[p. 15]

helpen...’

Claudia en haar moeder luisteren vol verbazing naar de enorme stortvloed van woorden die uit de mond van Andries vloeit. Hij staat wijdbeens met zijn handen in de zakken als een Volendammer te praten.

‘En mijn moeder wil helemaal niet dat ik geslagen word. U hoeft u helemaal niet te laten slaan, zegt ze. Nou, dat heb ik in mijn oren geknoopt. En toen ik op een keer weer zo'n dreun kreeg, zei ik dan ook direct dat ik me niet hoefde te laten slaan, want dat dan mijn vader eens op school zou komen om de hele school in gruzelementen te hakken en de vloer aan te vegen met de schoolmeesters. En toen moest ik van school af. Begrijpen jullie dat nou?’

‘Ik begrijp dat heel goed, Andries,’ zegt Claudia's moeder streng. ‘Reken erop dat je van ons behoorlijk wat straf krijgt, als er klachten komen van meneer Van Lening!’

‘Gezellige naam!’ roept Andries. ‘Kun je daar lenen? Ik zal het hem toch eens vragen.’

‘Je praat erover heen, Andries,’ zegt Claudia's moeder. ‘Heb je gehoord wat ik zei?’

‘Ja, tante,’ antwoordde Andries gedwee.

's Avonds komt vader met groot nieuws thuis. Voor ze gaan eten legt hij uit, wat hij van plan is. Hij wil gaan verhuizen naar een benedenhuis, een benedenhuis met een tuin. Altijd heeft hij van tuinieren gehouden, heel vroeger heeft hij ook een tuin gehad en nu wil hij er weer een. Op de Bergweg wonen ze op een hoek. Daardoor hebben ze niet eens een balkon. Als het mooi weer is, wil hij lekker in zijn eigen tuin in de zon zitten en naar de mooie bloemen kijken, die hij daar geplant heeft.

‘Maar we kunnen toch wel naar tante Katrien gaan, naar de Bergse Plas, oom?’ vraagt Andries. ‘Het was daar reuze-

[pagina 16]
[p. 16]

leuk. Die gekke oom met die Buick, hoe heet hij ook al weer, die...’

‘Die zien jou liever gaan dan komen, Andries,’ antwoordt Claudia's vader. ‘Ik geloof dat je het daar wel een beetje verbruid hebt.’

‘Het ken!’ antwoordt Andries en hij trekt een nors gezicht. ‘Ik ben van plan om vanavond naar het huis te gaan kijken. Jullie mogen wel mee...’

Direct klaart het gezicht van Andries op. Claudia en haar moeder kijken elkaar aan.

‘En de kleine Martin?’ vraagt moeder. ‘Die moet naar bed!’

‘Het duurt geen uren,’ zegt vader. ‘Alleen maar even kijken. De kinderwagen kan in de auto en het is niet ver. Als het huis je niet aanstaat, dan doe ik het natuurlijk niet.’ ‘Ik zie wel tegen een verhuizing op,’ antwoordt Claudia's moeder peinzend.

‘Mag ik het ook zeggen, oom?’ vraagt Andries.

‘Wat bedoel je?’ vraagt vader.

‘Of het huis me aanstaat.’

‘Zeggen wel,’ antwoord vader lachend, ‘maar k trek me er niets van aan. Je tante, die moet het mooi vinden. Als die tegen de verhuizing is, gaat het niet door.’

‘En heeft Claudia ook helemaal niets te vertellen'’ vraagt Andries met een sip gezicht.

‘Een heel klein beetje,’ bekent vader, ‘maar niet veel.’

‘Waar is het?’ vraagt Claudia nieuwsgierig.

‘Ja, waar is het?’ roept Claudia's moeder uit. ‘Is het een nieuw huis? Is er een badkamer en is er centrale verwarming, en de keuken, is die wel groot genoeg?’

Vader stopt zijn vingers in zijn oren.

‘Nu vraag je me opeens zo veel,’ zegt hij. ‘Kijk straks zelf

[pagina 17]
[p. 17]

maar.’

‘Maar waar is het dan toch!’ roept moeder uit. ‘Je zegt dat het dichtbij is. Weer op de Bergweg?’

‘Nee, op de Noordsingel!’

‘De Noordsingel!’ roept Claudia verbaasd uit. ‘Daar staat de gevangenis. Is het daar?’

‘Mij niet gezien!’ roept Andries uit. ‘Ik ga niet mee. Ik pas wel op Martin. Gaan jullie maar alleen. Ik zet wel thee. Ik wil ook wel wat voor u breien, tante. Of aardappelen schillen. Of stofzuigeren. Of... Nee, ik ga maar niet mee. Ik voel me trouwens niet helemaal lekker. Van die steken in mijn buik soms. Hier!’

Hij wijst op zijn keel.

‘In je keel ook?’ vraagt Claudia's moeder meewarig.

‘Nee, alleen in mijn buik... nee, nee, ook in mijn keel. Ik weet het eigenlijk niet...’

‘Weet je niet of je pijn hebt? Nou, dan zul je wel geen pijn hebben,’ lacht Claudia.

‘Ik weet wel dat ik pijn heb!’ roept Andries kwaad. ‘Maar het schiet door mijn hele lichaam. Ik geloof dat ik ziek ben, ik geloof dat de dokter moet komen, en dat een pilletje...’

‘Andries, stel je niet zo aan!’ zegt vader streng. ‘We gaan naar een huis kijken en dat ligt schuin tegenover de gevangenis, maar er is een singel tussen. Nu ik er goed over nadenk, is de gevangenis daar niet. Het is een gerechtsgebouw, de gevangenis is erachter, maar je kunt hem niet zien!’

‘Ja, en als ik erin zit, zien jullie mij niet. Misschien wel nooit meer. Nee oom, liever niet. Mijn moeder vindt dat niet goed. Belt u maar op. Ze wil niet dat ik zo dicht bij de gevangenis kom...’

‘Je moeder heeft er niets mee te maken en ik bel niet op. Jij gaat gewoon mee naar het huis op de Noordsingel kijken.

[pagina 18]
[p. 18]

En dat van die gevangenis vergeet je maar. Doe maar net of het een bioscoop is, of het elektriciteitsgebouw, dat is ook geel.’

‘Ik zal je wel bij de hand houden, hoor Andries,’ zegt Claudia plagend. Ik laat mijn haar los, dan ben ik net je moeder en niemand durft je kwaad te doen. Eventueel houd je je ogen dicht, als je uit de auto stapt.’

‘Alsof ik bang ben!’ snoeft Andries. ‘Ik ben helemaal niet bang.’

‘Dan is alles opgelost,’ zegt vader. ‘Na het eten gaan we naar de Noordsingel.’

‘Welk nummer?’ vraagt Claudia.

‘Nummer tweehonderd a,’ antwoordt vader.

‘Weer a!’ roept Claudia.

‘I-a, i-a!’ balkt Andries als een ezel. ‘Vind je dat nou zo fijn, die a? Ik begrijp jullie niet. Jullie wonen toch mooi?’ ‘En er is centrale verwarming,’ zegt vader, alsof dat de deur dichtdoet.’

‘Fijn hoor,’ roept Andries. ‘Hebben wij in Wassenaar ook, zit je altijd in de kou.’

Vader en moeder kijken elkaar aan en halen hun schouders op.

‘Kom maar eens mee, Andries,’ zegt Claudia, ‘dan zal ik je een leuk verhaaltje voorlezen. We hebben net nog even tijd, voor we gaan eten.’

Claudia en Andries gaan naar de zolder waar Claudia's vader boekenplanken voor zijn dochter heeft getimmerd. Er is ruimte genoeg op zolder.

‘Hé, daar hangt de schommel nog!’ roept Andries uit. ‘Die ken ik!’

‘Wil je liever schommelen?’

‘Nee, nee, lees jij maar voor!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken