Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

8

‘Nou, en toen kwam die directeur-geneesheer bij me en die zei: “U bent volkomen genezen.”’

Oom Leen kijkt zijn vrouw met een enigszins treurig gezicht aan.

‘Ja,’ zegt hij, terwijl hij de rook van zijn sigaret rondpaft. ‘En toen ik de rekening openmaakte, de rekening die de geneesheer-directeur me heeft gezonden vanwege de behandeling van tante Hennie in het ziekenhuis, toen konden ze mij wel haast opnemen. Waar halen die mensen de brutaliteit vandaan! Bijna duizend gulden!’

‘En dan te weten roept tante Hennie, dat hij bijna niets gedaan heeft. Elke dag een paar minuutjes praten. Over vroeger, en over muizen en over mijn vader en soms de gekste dingen. En elke dag een zes pilletjes innemen. Dat is alles. Ik voel me nu weer uitstekend.’

Andries zit er met een sip gezicht bij. Is hij even treurig als oom Leen? Hij hoeft toch geen hoge rekeningen te betalen? Nee, Andries begrijpt dat zijn moeder weer beter is. En dat zal wel het einde betekenen van de heerlijke logeerpartij in Rotterdam bij zijn nichtje Claudia.

‘Vindt u het niet fijn dat uw moeder weer beter is, Andries?’ vraagt tante Hennie, terwijl zij het glimmende papier van een grote doos bonbons afpeutert. ‘Heeft u niet naar uw moeder verlangd?’

Andries kijkt of hij iets zuurs in zijn mond proeft.

‘Een beetje...’ begint hij.

Gelukkig schiet oom Henk hem te hulp.

[pagina 54]
[p. 54]

‘Hennie, dat kind heeft geen tijd gehad om erbij stil te staan. Hij heeft hier al zoveel avonturen beleefd. Hij is bij vergissing op school in de verkeerde klas gaan zitten...’

‘Ach,’ roept tante Hennie. ‘Heeft het arme kind in de eerste klas gezeten?’

‘Nee, in de vijfde!’ roept Claudia.

Daar kijken tante Hennie en oom Leen van op.

‘En mocht u daar dan niet blijven?’ vraagt tante Hennie.

‘Hij wist niets van breuken af!’ roept Claudia.

‘Dat is flauw,’ zegt tante Hennie. ‘Een kind wegsturen, alleen omdat hij niets van breuken afweet. Wat jammer dat ik in het ziekenhuis lag. Anders had u het aan uw moeder kunnen vragen, Andries...’

‘Moet ik weer mee naar Wassenaar?’ vraagt Andries kortaf.

‘Tja,’ zegt tante Hennie. ‘Daar kwamen we voor, hè. U gaat natuurlijk weer fijn met uw moeder mee naar Wassenaar.’

‘Het gaat anders goed met hem op school. En wat moet hij in Wassenaar?’

‘Tja,’ zegt oom Leen. ‘Dat is de moeilijkheid. Hij mag op zijn oude school niet meer terugkomen. Hij zou dan naar het dorp moeten. Dat is een heel eind fietsen, want ik heb geen tijd om hem met de auto te brengen.’

‘Kan hij dan nog bij jullie blijven,’ informeert tante Hennie voorzichtig. ‘Is dat niet te druk?’

‘Ja, het is wel wat druk,’ zegt Claudia's moeder. ‘De kleine Martin is er ook nog en hij geeft heel wat werk. En binnenkort is het vakantie. Dan willen we wel eens een paar daagjes wegwippen en dan altijd met die kinderen. Je krijgt moeilijk een oppas voor twee van die grote kinderen. Voor Martin zou het nog wel gaan.’

[pagina 55]
[p. 55]

Er wordt thee ingeschonken en tante Hennie presenteert de heerlijke bonbons die helemaal uit Zwitserland komen, naar zij beweert.

‘Als we de kinderen nu eens met vakantie stuurden,’ zegt oom Leen peinzend. ‘Ik heb een kennis en die doet zijn kinderen altijd naar een ponniekamp...’

Claudia klapt in haar handen van blijdschap.

‘O, een ponniekamp, dat lijkt me enig,’ roept ze uit.

‘Heb jij het adres?’ vraagt tante Hennie, die er geen gras over wil laten groeien.’

‘Ja, ik moet het hier ergens in mijn boekje hebben,’ zegt oom Leen.

Oom Leen begint in zijn zakagenda te bladeren.

‘Als jullie er tenminste geen bezwaar tegen hebben,’ zegt tante Hennie.

‘Nee, wij niet,’ antwoordt meneer Lommerijk, nadat hij zijn vrouw even heeft aangekeken.

Oom Leen heeft het telefoonnummer gevonden. Hij gaat opbellen. Tijdens het gesprek zet hij een somber gezicht. Hij schudt verschillende keren met zijn hoofd. Dan legt hij de hoorn neer.

‘Het gaat niet door,’ zegt hij. ‘Er is met Pasen geen plaats meer. Helemaal vol. Ze kunnen twaalf kinderen hebben, want ze hebben twaalf ponnies...’

‘En met Pinksteren?’ vraagt Claudia.

‘Je Pinkstervakantie is te kort, Claudia,’ waarschuwt haar moeder haar. ‘Maar een paar dagen. Zo'n kamp duurt meestal een week.’

‘Ja, het duurt een week,’ bevestigt oom Leen. ‘In de grote vakantie is nog plaats, als we er tenminste gauw bij zijn.’

‘Jammer, hé,’ roept tante Hennie uit, als zij de teleurgestelde gezichten van Claudia en Andries ziet. ‘Maar er is

[pagina 56]
[p. 56]

niets aan te doen. Hier, neem nog maar een bonbonnetje.’

‘Als we de kinderen eens naar Terschuur deden!’ roept oom Leen uit.

‘Terschuur?’ vragen Claudia's vader en moeder.

‘Terschuur?’ roepen Andries en Claudia.

‘Is dat ook een ponniekamp, oom?’ vraagt Claudia.

‘Nee,’ antwoordt oom Leen. ‘Een ponniekamp is het niet, maar het moet er heel leuk zijn. Het is een boerderij. Ze hebben er heel wat dieren en ze verhuren tijdens de vakantie aan kinderen.’

‘O, zijn er nog meer kinderen?’ vraagt Andries.

‘Zeg, Leen. Hoe weet jij dat allemaal?’ vraagt tante Hennie. ‘De kinderen van mijn broer gaan er immers altijd in de vakantie naar toe!’ roept oom Leen uit. ‘Dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. Het moet geweldig zijn voor die kinderen.’

‘Worden ze daar bezig gehouden, Leen?’ vraagt tante Hennie.

‘Bezig gehouden? Nee, wat bedoel je daar nu weer mee'’

‘Zijn daar leiders?’

‘Dat geloof ik niet. Het is gewoon een boerderij met koeien, paarden, kippen, varkens, land.’

‘Landbouw en veeteelt,’ zegt Andries langzaam.

‘Ja, vindt u dat niet leuk?’ vraagt tante Hennie. ‘Als u het niet leuk vindt, moet u het eerlijk zeggen.’

‘O, maar Andries vindt het wel leuk, hè Andries!’ roept Claudia uit.

Het lijkt haar een geweldig idee. Samen met haar neefje in de paasvakantie naar een boerderij.

‘Is dat zo'n soort kampeerboerderij?’ vraagt ze. ‘Ik heb erover gelezen in Renée leert kamperen. Daar was een

[pagina 57]
[p. 57]

varken en dat heeft de schoenen van een padvinder opgegeten.’

‘Mij niet gezien!’ roept Andries uit. ‘Mijn schoenen worden niet naar de varkens gebracht. Heeft u niets anders, vader?’

‘Jongen, de kinderen van Bram zijn er vaak geweest. Het zal best aardig zijn. En gezond! Altijd gezond boerenbrood, verse melk, verse eieren...’

‘Boerenbrood, wat is dat nu weer,’ roept Andries uit.

‘Zijn dat van die ronde broden?’ informeert Claudia's moeder.

‘Ik bedoel,’ zegt oom Leen,’ ‘dat ze er zelf brood bakken. Dat is toch veel lekkerder dan dat fabrieksbrood?’

‘Ja, dat zal wel,’ zegt Claudia's moeder.

‘En wat doen de kinderen daar de hele dag?’ vraagt Claudia's vader.

‘Ravotten in de heerlijke vrije natuur. Terschuur ligt in een bosrijke streek op de Veluwe.’

‘O, de Veluwe!’ zegt tante Hennie met een verzaligd gezicht. ‘Weet je nog Henk dat we er vroeger eens geweest zijn? Met de bus van Malade. Wat een tijd was dat! De echoput, het pannekoekenhuis, het Uddelermeer!’

‘En Terschuur ligt vlak bij Barneveld,’ vervolgt oom Leen. ‘Daar zijn de eiermarkten.’

‘Kukeleku!’ roept Andries.

‘Wilt u, liefke?’ vraagt tante Hennie.

‘Als zij meegaat!’ zegt Andries, en hij wijst op Claudia.

‘Je wilt toch wel, hè?’ vraagt tante Hennie aan Claudia.

‘O ja, ik wil graag!’ antwoordt Claudia. ‘Als het van vader en moeder mag!’

‘Van ons mag het,’ zegt Claudia's vader.

‘Dan ga ik gauw even bellen!’ roept oom Leen.

[pagina 58]
[p. 58]

‘Heb je dat adres ook weer in je agenda staan?’ vraagt Claudia's vader verwonderd. ‘Je lijkt wel een reisbureau!’ ‘Ik ben die prachtige hotelreis van hem naar de Rivièra nog niet vergeten,’ roept tante Hennie. ‘Een hotelreis. En wij moesten in tenten!’

‘Lig niet te zeuren,’ zegt oom Leen een beetje in zijn wiek geschoten. ‘Je hebt toch niet in een tent geslapen, je hebt toch een mooi hotel gehad en je bent bovendien met het vliegtuig terug gegaan!’

‘Nee, Henk,’ antwoordt oom Leen op de vraag van Claudia's vader. ‘Ik heb hier het telefoonnummer van mijn broer Bram in mijn agenda staan. En die weet dan wel weer het telefoonnummer van de boerderij in Terschuur. “De grote melkhorst” heet die boerderij geloof ik. Wacht, hier heb ik het telefoonnummer van Bram. Mag ik even?’

‘Ga je gang, Leen,’ zegt Claudia's vader.

Oom Leen weet al gauw het telefoonnummer dat hij nodig heeft. Hij draait het nummer van Terschuur en dan het nummer van de boerderij. Als hij even gesproken heeft, klaart zijn gezicht, dat eerst wat angstig heeft gestaan, helemaal op. Ja, hier is er plaats.

‘Voor een meisje en een jongen!’ roept hij in de hoorn.

Dan knikt hij tevreden.

‘Dat is afgesproken,’ zegt hij. ‘Het wordt nog schriftelijk bevestigd. Ja zeker. Daar kunt u op rekenen. Ik schrijf vanavond nog. Jazeker!’

‘En?’ vraagt tante Hennie.

Claudia en Andries kijken oom Leen vol verwachting aan.

‘Het is in orde,’ zegt oom Leen. ‘Claudia krijgt een kamer bij andere meisjes en Andries een kamer bij andere jongens! Er was nog net plaats. Ik ben precies op tijd!’

Oom Leen kijkt triomfantelijk in het rond.

[pagina 59]
[p. 59]

‘Ik zal straks schrijven,’ zegt hij.

‘Moeten we al koffers pakken?’ vraagt Andries.

‘Kalm aan, jongen,’ raadt tante Hennie aan. ‘Het duurt nog een paar weken!’

‘Hè, ik wou dat die weken al om waren,’ zegt Andries.

Claudia komt met haar Bosatlas aandragen. Zij slaat de kaart van de Veluwe op - de provincie Gelderland - en wijst Andries aan waar Terschuur ligt.

‘Hier gaan we heen, Andries,’ zegt ze. ‘Wat zullen we een pret hebben, samen.’

‘En u mag niet ondeugend zijn, hoor!’ waarschuwt tante Hennie.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken