Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

7

Andries zit heerlijk onderuitgezakt in een fauteuil te lezen. Het is zaterdagmiddag en hij hoeft niet naar school. Hij heeft een spannend boek en hij is van plan niet eerder wat anders te gaan doen, voor hij zijn boek uit heeft. Bovendien zouden zijn vader en moeder na sluitingstijd van de winkel op bezoek komen. Ze willen het nieuwe huis bezichtigen en verder afspreken wat er met Andries gebeuren moet. Nou, Andries zelf weet het wel. In ieder geval niet terug naar Wassenaar. Op die nare school willen ze hem toch niet terug hebben? Wat moet hij dan in Wassenaar? En... tante Fie en oom Henk zijn erg tevreden over hem. Hij heeft maar één keer kortsluiting gemaakt. Dat was toen ze pas in het nieuwe huis aan de Noordsingel woonden. Andries had twee blanke draden tegen elkaar gehouden, omdat hij oom zo graag wilde helpen. Een enorme knal en veel rook was het gevolg. Er waren stoppen afgegaan en ze zaten in het donker. Verder was hij heel lief geweest, hij had oom Henk zelfs geholpen de tuin om te spitten.

Claudia heeft keurig staartjes in haar haar gedraaid. Moeder heeft tegen haar gezegd dat zij staartjes prettiger vindt, als tante Hennie en oom Leen op bezoek komen. Tante Hennie houdt namelijk niet van al die veranderingen. En zij is pas ziek geweest.

Claudia zit ijverig haar huiswerk te leren. Zij zit over de kaart van Italië gebogen en mompelt zachtjes de namen van de verschillende plaatsen. Zo nu en dan dwalen haar gedachten af. Zij denkt eraan dat zij helemaal geen vrien-

[pagina 47]
[p. 47]

dinnetjes heeft op de Noordsingel. Er wonen geen meisjes in haar buurt. Naast haar wonen allemaal deftige mensen en het zijn heel oude mensen die geen jonge kinderen hebben. Hun kinderen hebben zelf al lang weer kinderen en wonen ergens anders. Claudia is erg blij dat Andries haar steeds gezelschap houdt. Zij hoopt maar dat hij niet terug moet naar Wassenaar. Haar hart begint een beetje angstig te kloppen als zij eraan denkt dat straks oom Leen en tante Hennie kunnen komen om hun zoon Andries mee terug te nemen.

Claudia tuurt door de serredeuren naar buiten. Martin is erg lief. Hij staat buiten in de box en speelt met zijn ringen en ballen. Claudia is dus niet helemaal alleen, maar de kleine Martin is veel te jong voor haar. Zij kan niet echt met hem praten. Het jongetje begrijpt er nog niets van. Wel kan hij naar haar zwaaien en hij doet het dan ook direct als hij Claudia's hoofd voor de serredeuren ontdekt.

Claudia's vader loopt in de tuin heen en weer. Hij heeft bloemen en planten gezaaid en nu kijkt hij of alles goed op wil komen. Hij heeft begrepen dat de kastanjeboom veel licht wegneemt. De tuin was meestal in schaduw gehuld en daarom heeft hij de boom om laten hakken. Andries en Claudia vonden dat erg jammer omdat ze zich veel van de kastanjes hadden voorgesteld. Toen Claudia's moeder hen echter aan het verstand had gebracht dat ze de kastanjes toch nooit zouden kunnen poffen, omdat je daar tamme kastanjes voor nodig hebt, en dat wilde kastanjes niet eetbaar zijn, was het plezier er gauw af. Ze vonden het allebei best dat de boom werd omgehakt.

Vader komt met een ernstig gezicht de kamer in.

‘Daar begrijp ik niets van,’ mompelt hij.

‘Moeilijkheden, oom?’ vraagt Andries als een eigenwijs oud

[pagina 48]
[p. 48]

mannetje.

‘Tja, maar die begrijp je toch niet,’ zegt meneer Lommerijk.

‘Heeft u kiespijn, oom?’ vraagt Andries.

‘O nee, maak je maar niet ongerust!’

‘Gelukkig maar,’ zegt Andries, ‘want moeder brengt altijd lekkere bonbons mee en dan zou u daar niets van kunnen eten.’

Meneer Lommerijk moet even lachen. Dan wordt zijn gezicht weer ernstig. Hij loopt naar de keuken, waar zijn vrouw soepgroenten aan het schoonmaken is voor de zondagse groentensoep.

‘Er wil niets groeien in die tuin,’ zegt meneer Lommerijk. ‘Wat ik er ook aan doe. Het helpt niet. Soms komt er wat op en dan gaat het weer dood. Het lijkt wel of het verstikt.’

Claudia's moeder weet ook de oplossing van het raadsel niet, maar dan merken ze dat ze niet samen in de keuken zijn. Andries is meneer Lommerijk nageslopen en hij staat in de deuropening.

‘Sta jij ons af te luisteren, Andries?’ vraagt Claudia's moeder een beetje boos.

De lip van Andries trilt een beetje.

‘Ik ben zo bang dat ik naar huis moet,’ brengt hij met moeite uit. En oom kijkt zo ernstig. Eerst dach ik dat hij kiespijn had, maar nu ben ik bang dat hij me niet langer in huis wil houden. Ik word overal altijd weggestuurd. En het is binnenkort paasvakantie en dan wil ik ook niet naar huis!’

Meneer en mevrouw Lommerijk kijken elkaar een beetje lachend aan. Het is een compliment voor hen dat Andries zo graag bij hen wil blijven. En ook een compliment voor

[pagina 49]
[p. 49]

Claudia dat zij steeds zo heerlijk met Andries weet te spelen. ‘Ik kan je wel geruststellen, hoor Andries,’ zegt meneer Lommerijk. ‘Ik had het helemaal niet over jou.’

‘En u keek zo lelijk. Dat van die kiespijn was maar een grapje van me. Ik dacht dat u boos op mij was, oom.’

‘Welnee, jongen. Hoe kom je daar nu bij. Ik loop over de tuin te piekeren. Er wil niets groeien...’

‘Knoop is onze tuinman,’ zegt Andries peinzend.

‘Ja, dat weet ik,’ lacht vader nu, ‘maar Knoop woont in Wassenaar en daar heb ik niets aan. Zou hij weten wat er aan de hand is?’

‘O ja!’ roept Andries uit. ‘Knoop weet zoveel van tuinen. Mag ik hem opbellen, oom?’

‘Opbellen?’

‘Ja, dan vraag ik raad!’

Vader en moeder kijken elkaar aan.

‘Zou je dat niet liever zelf doen, Henk?’ informeert mevrouw Lommerijk, terwijl zij het deksel van de pan haalt en de soepgroenten bij de bouillon doet.

‘Ik ken die man niet eens. Nee, als Andries zo graag wil opbellen, nou, dan heb ik er geen bezwaar tegen.’

Andries rent naar de telefoon. Het nummer weet hij uit zijn hoofd. Hij heeft Knoop zo vaak op gebeld voor zijn vader. De verbinding komt al gauw tot stand en Andries legt uit wat voor moeilijkheden oom Henk met zijn tuin heeft.

‘Nee, nee. Die is al omgehakt!’ hoort Claudia Andries zeggen.

Andries luistert weer in de hoorn en dan knikt hij, terwijl hij zijn ogen dichtknijpt.

‘Weet hij het, Andries?’ vraagt Claudia.

‘Stil!’ roept Andries. ‘Nee Knoop, dat was niet tegen jou, dat was tegen Claudia. Of ik de groeten wil doen? Nou,

[pagina 50]
[p. 50]

Knoop, dat doe ik wel hoor. Bedankt!’

‘En?’ vraagt Claudia.

‘Oom!’ roept Andries. ‘We moeten even aan het werk. Claudia en ik. Heeft u voor ons allebei een schop? Er is maar één mogelijkheid, zegt Knoop en dat wil ik nou gaan proberen.’

‘Maar één mogelijkheid?’ vraagt vader.

‘Ja, graven!’ antwoordt Andries.

Ze gaan naar de schuur. Daar staan scheppen genoeg. Andries, Claudia en ook Claudia's vader lopen elk met een schep gewapend de tuin in. Andrie loopt zo maar een perk in.

‘Hé, hé!’ roept Claudia's vader een beetje kwaad. ‘Je kunt zo maar niet met je klossen van schoenen in mijn bloemperk gaan lopen. Je vertrapt al mijn zaaigoed.

‘En er wil niets groeien,’ roept Andries heel verwonderd uit.

‘Ja, je hebt gelijk. Nou, ga je gang dan maar, baat het niet het schaadt ook niet!’

‘Komt u ook maar, oom!’ roept Andries. ‘En jij ook, Claudia. En nu graven. Zo diep we kunnen!’

Een tijdje werken ze ingespannen door.

‘Hé, hier zit een steen!’ roept vader uit.

De schep van Andries maakt een knarsend geluid. Ook hij schraapt met het blad over een steen.

‘Het zit hier vol stenen!’ roept vader uit. ‘Nu begrijp ik waarom er niets wil groeien.’

‘Dat zei Knoop ook!’ roept Andries uit. ‘Knoop zei dat het wel eens kon wezen dat er onder de hele tuin een vloer loopt. Het kunnen visvijvers geweest zijn.’

‘Visvijvers?’ vraagt vader verwonderd.

‘Ja, oom,’ antwoordt Andries, alsof het de gewoonste zaak

[pagina 51]
[p. 51]

van de wereld is. ‘Knoop heeft me gevraagd of er geen vijvers in de tuin waren met vis erin. Nou, die zijn er niet, maar u woont eigenlijk wel in een viswinkel!’

Nu is Claudia's vader niet meer te houden. Hij gaat verwoed aan het graven, dapper geholpen door Andries en Claudia. Na een half uur zwoegen hebben ze werkelijk een grijs betonnen vloertje bloot gelegd.

‘Je hebt gelijk,’ zegt vader. ‘Dit is een betonnen vloer. Geen wonder dat er niet wilde groeien.’

‘En al dat onkruid dan, pap?’ vraagt Claudia. ‘Dat groeide toch wel?’

‘Ja,’ antwoordt haar vader, ‘maar daar zaten erg korte wortels aan. Ik verwonderde me er al over.’

‘Wat nu, oom?’ vraagt Andries. ‘Zal ik de hele tuin afgraven?’

Zweetdruppels staan bij hem en Claudia op hun voorhoofd. ‘Nee, dat hoeft niet,’ zegt meneer Lommerijk. ‘Je ziet er nou al als een schoorsteenveger uit. Je moet direct in het bad, want straks komen je vader en moeder. Die mensen zullen niet weten wat ze zien. Nee, ik zal wel een mannetje aannemen die de grond wegspit en dan moet de vloer weggehakt worden. Dat is niet voor kindertjes.’

‘O, dat gaat met breekijzers,’ roept Andries. ‘Ik weet wel hoe dat gaat.’

‘Weten hoe het gaat is heel wat anders dan doen,’ zegt Claudia's vader. ‘Hakwerk is zwaar werk. Maar, Andries. Ik ben je dankbaar dat je voor me naar Knoop gebeld hebt.’

Andries trekt een blij gezicht en strijkt met zijn hand over zijn gezicht, waardoor er allemaal zwarte strepen ontstaan.

‘Mag ik nu blijven, oom?’ vraagt hij gretig.

[pagina 52]
[p. 52]

‘Het zal aan mij niet liggen,’ antwoordt meneer Lommerijk, ‘maar het hangt natuurlijk af van wat je vader en moeder zeggen.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken