Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

6

‘Ik zie eruit als een boerenpummel!’

Andries komt verontwaardigd de kamer binnenstuiven. Claudia, tante Cor en oom Jan zitten daar om de tafel. Martin zit in de box. Ook de box heeft tante Cor bewaard, zoals ze alles van haar zoon Kees bewaard heeft. Van zijn eerste tandje tot zijn laatste schoolschrift toe.

‘Ja, modern zijn die kleren niet bepaald,’ roept oom Jan met schorre stem, ‘maar droog zijn ze wel, dat is het belangrijkste.’

‘Ik droog je kleren straks bij het fornuis,’ belooft tante Cor. ‘Drink eerst maar een lekkere warme kop chocolademelk!’ Zij trekt een stoel bij voor Andries en even later zit hij achter zijn dampende chocolademelk met een cocoskoek op een schoteltje.

‘Ik heb al veel over Andries gehoord,’ zegt tante Cor.

‘Is er geroddeld?’ vraagt Andries.

‘Geroddeld?’ roept tante Cor uit. ‘Dat verbaasd me. Ik heb alleen goeds van je gehoord. Je zit in de tweede klas van de Havo, hè en je wilt het liefst horlogemaker worden.’ Andries spert zijn ogen wijd open van verbazing. Hij kijkt of hij het in Keulen hoort donderen. Hijzelf is niet voor een klein geruchtje vervaard. Hij wil best net doen of hij in de vijfde klas zit, in plaats van in de derde. Dat kan heel goed, want hij is erg groot voor zijn leeftijd. Meneer Van Lening dacht immers eerst dat hij in de zesde klas thuishoorde. Maar wat hoort hij nu? De Havo?

‘Nee, nee, tante,’ haast Claudia zich te zeggen. ‘Dat is een

[pagina 40]
[p. 40]

andere Andries. Een neef van mijn vader. Familie van tante Katrien. Die wil horlogemaker worden. Hij komt uit Wassenaar!’

‘O ben jij uit Wassenaar?’ roepen tante Cor en oom Jan allebei uit. ‘Wie is je moeder dan?’

Andries staart de twee mensen verbluft aan.

‘Mijn moeder is mijn moeder,’ zegt hij langzaam. ‘Iets anders zou ik niet weten...’

‘Een zuster van mijn vader,’ legt Claudia uit. ‘Die is met oom Leen getrouwd en ze hebben een winkel in Wassenaar.’

‘Oom Leen, oom Leen,’ zegt tante Cor peinzend. ‘Ja, ik geloof dat ik wel eens van hem gehoord heb. Is oom Leen je vader, Andries?’

‘Nee,’ antwoordt Andries. ‘Oom Leen is mijn vader niet. Mijn vader is gewoon mijn vader en niet mijn oom, net als mijn moeder mijn moeder is en niet mijn tante. Claudia's vader en moeder zijn mijn oom en tante, begrijpt u wel, mevrouw. Eventueel kun je zeggen dat mijn tante en oom nu tijdelijk mijn moeder en vader zijn, omdat ik daar in huis ben en omdat zij de plaats van mijn vader en moeder innemen. Dat blijft natuurlijk niet zo. Het duurt net zo lang tot mijn moeder niet meer zenuwzieknervositeitsoverspannen is...’

Tante Cor en oom Jan zetten een verschrikt gezicht.

‘Is zijn moeder zoek?’ vragen ze in koor.

‘Maar ze wordt weer beter!’ roept Andries hard.

‘Zijn moeder is ziek. Daarom logeert hij bij ons,’ legt Claudia kalm uit. Tante Cor en oom Jan zijn al wat oud. Zij moet niet te vlug praten, anders begrijpen die mensen het niet. ‘Zijn vader heeft het veel te druk met de winkel. Maar... het is niet de eerste keer dat Andries bij ons logeert.

[pagina 41]
[p. 41]

Hij is heel vaak bij ons.’

‘En Claudia logeert ook wel eens in Wassenaar,’ zegt Andries, terwijl hij een enorme hap van zijn cocoskoek neemt. De rest van zijn woorden gaat over in gemompel, want hij wijdt zich nu liever aan het opeten van de koek die hij bijzonder lekker vindt.

‘We hebben al heel wat avonturen beleefd,’ zegt Claudia. ‘We zijn samen met vakantie geweest naar de Rivièra, o dat was geweldig, tante.’

‘Ja,’ roept Andries, die nu zijn mond leeg heeft, ‘daar heb ik nog kaas en wijn gejat!’

Tante Cor spert haar mond open, alsof zij verwacht dat Andries nog kaas over heeft die hij daar kan instoppen.

Claudia vertelt van hun avonturen aan de Rivièra en ook over de Bergse Plas waar zij een heerlijke cake zouden bakken.

‘O, wat een leuke verhalen!’ roept tante Cor opgetogen uit. ‘Bijna net zulke leuke verhalen als van jou Jan...’

‘Jaja,’ lacht oom Jan schor, ‘maar mijn verhalen heb je al zo veel keer gehoord!’

Eindelijk kan Claudia zich niet langer meer bedwingen.

‘Tante Cor,’ begint ze. ‘U heeft toch gezegd dat ik een schildpad van u zou krijgen als ik een tuin heb. Vanmiddag heb ik een tuin. Ik bedoel vanmiddag wonen we op de Noordsingel. Wanneer krijg ik...’

‘De schildpad!’ vult tante Cor aan.

‘Die schildpad loopt hiernaast op het plat,’ zegt oom Jan. ‘Ik ga hem vangen.’

‘Neem geld mee!’ roept tante Cor.

Claudia en Andries begrijpen niet dat oom Jan geld mee moet nemen, als hij een schildpad gaat vangen, maar tante Cor legt uit dat de schildpad van een buurman is die hem

[pagina 42]
[p. 42]

wil verkopen. De man heeft van een plat, boven een garage een soort daktuin gemaakt en daar loopt de schildpad rond. Tante Cor heeft al een afspraak met hem, dat hij het reptiel aan haar zal verkopen.

Het duurt niet lang of oom Jan komt met een doos onder zijn arm terug.

‘Hij heet Joepie,’ zegt hij, terwijl hij op de inhoud van de doos wijst. ‘De buurman zegt dat je zijn naam niet moet veranderen!’

‘Luistert zo'n omgekeerde asbak dan naar een naam?’ vraagt Andries.

‘Niet flauw zijn, Andries,’ zegt Claudia.

‘Hij luistert echt naar zijn naam,’ zegt oom Jan. ‘De buurman is met mij op het plat geklommen en toen riep hij: “Joepie, Joepie!” en ja hoor, even later kwam Joepie onder de struiken vandaan en liep regelrecht naar hem toe.’

‘O, wat schattig!’ roept Claudia uit.

‘Ja, en hij kwispelde met zijn staart,’ zegt Andries.

Achterdochtig kijkt hij naar het dier dat nu door oom Jan uit de doos wordt getild en op de tafel gezet.

‘Nee, Jan, niet doen!’ roept tante Cor uit. ‘Dat dier doet misschien wel iets op de tafel, dat is niet zo fris. Zet hem terug in de doos!’

‘Lig niet te zeuren,’ zegt oom Jan. ‘Een schildpad is een beschaafd dier, daar zul je weinig last van hebben. Het is een Griekse landschildpad. Hij eet sla, tomaten en andijvie, Claudia. Zo nu en dan een paar meelwormen...’

‘Ja, en vitaminedruppeltjes,’ zegt Andries, ‘en 's zondags drinkt hij cognac, net als mijn vader.’

Oom Jan, tante Cor en Claudia luisteren niet eens naar Andries. Ze hebben het veel te druk met het dier. Claudia tikt op het grote groene schild. Het beest trekt zijn kop in.

[pagina 43]
[p. 43]

‘Joepie, Joepie,’ roept Claudia.

De kop komt wel weer naar buiten en Claudia kietelt de schildpad over zijn kop die het wel prettig schijnt te vinden, of er misschien wel aan gewend is.

‘Wil je dit dier hebben, Claudia?’ vraagt tante Cor.

‘O ja, graag tante!’ zegt Claudia met schitterende ogen.

‘Je hebt hem toch wel betaald, Jan!’ vraagt tante Cor.

‘Wat denk je wel! Natuurlijk!’ antwoordt oom Jan met schorre stem.

‘Dan krijg je hem van mij!’

‘O, dank u wel, tante!’ roept Claudia uit.

Opgetogen omhelst zij tante Cor. Zij is zo blij dat zij de schildpad cadeau heeft gekregen.

Andries lopen de rillingen over de rug. Hij kijkt maar gauw een andere kant uit. Hij hoeft toch zeker niet te bedanken? Die schildpad is toch niet voor hem?

Als of tante Cor zijn gedachten geraden heeft, roept ze uit, terwijl ze op Andries toekomt:

‘En wat wil jij nu eens van me hebben?’

Geen zoen, denkt Andries.

‘Niets, niets, mevrouw,’ zegt Andries beleefd en een beetje bang. ‘Ik heb heus niets nodig. Wij hebben al zoveel in de winkel. Wij kunnen er heus geen rommel bij velen.’

‘Geef hem een paard!’ roept oom Jan.

Hij geeft zijn vrouw een por in de zij en lacht dan met schorre stem. Zijn vrouw kijkt hem dankbaar aan.

‘Meen je dat nou?’ vraagt zij.

‘Waarom niet! Geef hem een paard! In Wassenaar zal daar toch wel ruimte voor zijn? Toon je de weldoenster, dan heb je je zin!’

Andries kijkt, of hij vreest dat die tante en oom van Claudia niet helemaal goed bij hun hoofd zijn. Hij probeert de aan-

[pagina 44]
[p. 44]

dacht van Claudia te trekken. Het wordt tijd dat ze opstappen, voor het weer tot nieuwe zoenpartijen zal komen. Claudia let echter helemaal niet op Andries. Zij heeft het veel te druk met haar schildpad.

Andries springt op.

‘We gaan maar weer eens,’ zegt hij. ‘Het wordt onze tijd!’ Tante Cor drukt Andries echter omlaag.

‘Nou moet jij eens goed naar me luisteren, ventje,’ zegt ze. ‘Als ik jou een paard aanbied, dan is dat ernstig gemeend. Dan hoef je niet te denken dat ik gek ben geworden, want dat is beslist niet het geval!’

Andries is wat uit het veld geslagen. Kan die tante van Claudia gedachten lezen? Dat moet wel!

‘Andries!’ roept oom Jan met schorre stem. ‘Tante Cor is gek op paarden, maar wat begin je met paarden op een bovenhuis? Niets! Bovendien zijn paarden nogal prijzig. En omdat tante Cor zo gek is op paarden, geeft zij het paard van de groenteman altijd brood en aardappelschillen. Die groenteman is al heel erg oud en hij wil geen auto. Het paard is ook al erg oud en nu is het bijna blind. De groenteman heeft er niets meer aan. Hij zal het dier af moeten laten maken. En nu zanikt tante Cor steeds maar aan mijn hoofd of ik het dier wil kopen. Dan wordt het niet afgemaakt, begrijp je. Dan kan het nog blijven leven!’

‘Misschien is het paard iets voor meneer Balfers,’ zegt Andries met een gewichtig gezicht. ‘Die heeft al veel paarden.’

‘En zou die er nog een paard bij kunnen gebruiken?’ vraagt oom Jan.

‘Zeker! antwoordt Andries. ‘Die heeft ruimte genoeg.’

‘Wat doet hij dan met die paarden?’ vraagt oom Jan.

‘Hij heeft een renstal,’ zegt Andries.

[pagina 45]
[p. 45]

Oom Jan kijkt hem strak aan. Dan begint hij te bulderen van het lachen. De kopjes op de tafel rinkelen ervan en de schildpad trekt verschrikt kop, voorpoten, achterpoten en staart in. Op zo'n schorre lach is het dier nog nooit getracteerd. Dat betekent een ramp! Onweer, een overstroming, een aanval van vijandige dieren!

‘Hahaha!’ buldert oom Jan. ‘En denk jij dat die meneer een blind paard wil nemen om er harddraverijen mee te houden?’

‘Ik denk helemaal niet,’ zegt Andries koeltjes. ‘Het was maar een voorstel. Graag of niet!’

‘Het gaat niet door, Cor,’ zegt oom Jan tegen zijn vrouw, nadat hij tot bedaren is gekomen. ‘Je kunt je paard niet kwijt. Of je moet het aan Claudia geven. Die heeft ruimte genoeg in haar tuin...’

Tante Cor werpt een onderzoekende blik op Claudia. Claudia's stralende ogen ontmoeten de hare. Claudia wil wel een paard.

‘Mijn vader wil bloemen kweken in de tuin,’ zegt ze zacht. ‘En een blind paard zou die vertrappen. Ik vind het erg jammer, maar ik denk dat het niet gaat.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken