Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

5

De verhuiswagen staat voor op Bergweg 132 a. Claudia's ouders hebben besloten het huis aan de Noordsingel te huren. Vooral Claudia's vader is opgetogen over de tuin, hoewel die op dit ogenblik niet meer is dan één grote wildernis. In zijn verbeelding ziet hij er echter al de prachtigste bloemen groeien. Vader heeft besloten de eerste etage in te richten als werkafdeling, terwijl op de tweede verdieping de slaapkamers komen. Eén grote voor de ouders, een wat kleinere voor Claudia en de kleinste voor Andries die voorlopig nog wat blijft logeren. Op de zolder is ruime opbergmogelijkheid en speelgelegenheid voor Claudia, Andries en de kleine Martin als hij wat groter is geworden. Voorlopig kan zijn ledikantje op Claudia's kamer komen. Later, als Andries weer naar Wassenaar is, krijgt hij diens kamer.

‘Wat een grote wagen, oom!’ roept Andries, als hij zijn hoofd uit het raam naar buiten steekt.

Claudia en Andries hebben vrij van school gekregen. Ze kunnen dan een beetje helpen met de verhuizing, maar zodra Andries zijn hand uitsteekt om iets te grijpen, snauwt er een verhuizer, gekleed in een grijze stofjas:

‘Afblijven, daar zorgen wij voor. Ga jij maar buitenspelen, dan loop je ons tenminste niet voor de voeten!’

Van de Bergweg af kijken Claudia en Andries nu naar de verhuizing. Er wordt een grote takel aan de rand van de dakgoot gehangen, daar komt een lang touw aan en vervolgens worden de meubelen omlaag gelaten. Beneden staat een verhuizer bij het touw. Zo nu en dan schreeuwt hij iets

[pagina 33]
[p. 33]

naar boven. De meubelen worden in grijze pakdekens gewikkeld, dan kunnen ze niet beschadigen.

Claudia en Andries vervelen zich wel wat. Er valt voor hen toch niets te doen.

‘Mogen we naar Martin gaan kijken bij tante Cor?’ vraagt Claudia.

‘Ik vind het best,’ antwoordt haar moeder. ‘Misschien kunnen jullie bij haar een boterhammetje eten en dan tegen de middag naar de Noordsingel komen. Zo om een uur of twee is de verhuiswagen daar wel.’

Claudia vindt het een prachtig plan, maar Andries is niet zo opgetogen.

‘Wie is tante Cor?’ vraagt hij. ‘Die ken ik niet.’

‘Ja,’ lacht Claudia, ‘dat is een heel ingewikkeld verhaal. Martin logeert vandaag bij haar. Wat heeft zo'n kleine jongen nou aan een verhuizing, daar zou hij maar van gaan huilen. De man van tante Cor is vroeger bij mijn moeders moeder in de kost geweest. Het was een zeeman en soms was hij maar een paar weken per jaar thuis. Daar kent mijn moeder hem dus van. En de vrouw waar hij later mee getrouwd is, noemen wij altijd tante Cor!’

‘En hoe noem je hem?’ vraagt Andries achterdochtig.

‘Oom Jan!’

‘Nou, gooi het maar in mijn pet!’

‘Ik ga graag naar tante Car en oom Jan, Andries. Tante Cor heeft me een schilpad beloofd en je weet dat ik die graag wil hebben voor onze tuin!’

‘O ja, dat nare beest,’ bromt Andries.

‘Nou niet flauw doen, Andries!’ roept Claudia uit. ‘Ik heb je op school toch ook niet verraden? Ik heb toch niet gezegd dat je in de derde klas hoorde?’

‘Nee, dat niet, maar toch zit ik nu in de derde, bij al die

[pagina 34]
[p. 34]

kleine peuters!’

‘Dat is mijn schuld niet,’ zegt Claudia. ‘Je wist niet wat een werkwoord was, je had nog nooit van breuken gehoord...’

‘Ik had wel van breuken gehoord,’ antwoordde Andries, terwijl hij rood van kwaadheid wordt. ‘En dat heb ik gezegd ook. Knoop heeft een breuk gehad en die is eraan geopereerd en mijn vader had een klant met een dubbele breuk! Ik begrijp niet waarom die Bank van Lening daar zo'n drukte over gemaakt heeft. En toen moest ik voor het bord komen en het antwoord uittrekken van allerlei kriebelcijfertjes met streepjes en kruisjes en punten...’

‘En wat zou je dan van mij zeggen!’ roept Claudia uit. ‘Ik heb straf gekregen, omdat ik mijn mond heb gehouden. Meneer Van Lening vond dat ik alles had moeten verraden...’

‘We praten er niet meer over,’ zegt Andries gul. ‘Laten we maar naar die tante van je gaan, misschien krijgen we wel geld om ijs te kopen, daar heb ik zo'n trek in.’

Ze wandelen de Bergweg af, gaan de Noordsingel op, lopen langs het nieuwe huis dat nu niet meer in de steigers staat. In de derde straat aan hun rechterhand wonen tante Cor en oom Jan.

‘Wateringestraat,’ leest Andries.

‘Ja, hier moet het zijn,’ zegt Claudia. ‘Ze wonen op nummer zeventien.’ De kinderen komen voor een groene traliedeur, waar een dik touw uit de brievenbus hangt.

Claudia trekt aan de ouderwetse trekbel.

Het blijft doodstil in het huis.

‘Je trekt niet hard genoeg,’ zegt Andries. ‘Laat mij maar eens bellen.’

Hij klimt op de stoep, zet zich schrap en geeft een enorme

[pagina 35]
[p. 35]

ruk aan de koperen knop. Een oorverdovend gerinkel ontstaat nu in de gang. Op hetzelfde ogenblik schiet Andries achterover, met in zijn hand de belknop en de stang, waaraan een stuk ijzerdraad bungelt. Onzacht komt Andries op de straat terecht. Hij ziet sterretjes.

‘Als dat maar geen hersenschudding wordt,’ mompelt hij. Vlak boven zijn hoofd gaat een raam open. Er verschijnt een emmer, een witte emmer en die emmer wordt omgekeerd. Andries ziet een vreemde wolk op zich afkomen, maar als hij druipnat is, beseft hij pas dat het geen wolk was, maar water. Hij heeft een emmer water over zich heengekregen en die emmer water was boven zijn hoofd omgedraaid. Gelukkig is de emmer boven gebleven, anders zou hij voor de tweede keer sterretjes hebben gezien, en misschien nog wel zonnen en manen op de koop toe.

Andries krabbelt overeind, Claudia staat met een angstig gezicht op enige afstand te kijken.

‘Tante, tante, tante Cor,’ roept ze dan naar boven.

Voor het raam verschijnt een gezicht. Het raam wordt weer geopend. Andries maakt dat hij weg komt. Hij heeft geen lust voor de tweede keer kletsnat gegooid te worden. Het water druipt toch al uit zijn haren en uit zijn broek. Het lijkt wel of hij in zijn broek geplast heeft en hij wordt bleek van schrik. Dan wel krijgt hij het koud en begint te klappertanden.

‘O, ben jij het,’ roept de vrouw uit het raam naar Claudia. ‘En wie is die vervelende knul dan? Hoort die bij jou?’

‘Dat is Andries! Mijn neefje!’

‘Je neefje?’

De vrouw schijnt te schrikken. Zij draait zich om en schijnt iets tegen iemand in de kamer te zeggen. Nu verschijnt

[pagina 36]
[p. 36]

er een man voor het raam. Een man met een zwarte baard.

‘Wilde je op visite komen?’ vraagt de vrouw. ‘En breng je je neefje mee?’

‘Ja, tante!’ roept Claudia naar boven. ‘We wilden eens naar Martin kijken. Is hij niet lastig?’

‘Wat erg, wat erg van dat water!’ roept tante Cor omlaag.

‘Is het water dan zo duur?’ gromt Andries.

Hij is woedend. Ze hoeven niet te denken dat hij bij dat nare mens naar boven gaat. Laat Claudia maar alleen gaan. Hij blijft wel wachten. Niet beneden op de stoep. Stel je voor dat ze weer met water gaan smijten. Nee, hij zal wel aan de overkant gaan wachten.

‘Wat erg!’ roept tante Cor weer. ‘Er wordt hier steeds gebeld door van die nare jongens. Hierachter in de Agniessenstraat wonen van die jongens die steeds spijbelen. Ze gaan haast nooit naar school en halen steeds kattekwaad uit. Vanmorgen is er al vijf keer gebeld en elke keer als ik naar de deur loop, is er niemand.’

Claudia en Andries begrijpen nu waarom er met water gegooid is.

‘Kom maar gauw boven!’ roept tante Cor naar Andries. ‘Dan krijg je warme kleren van me en chocolademelk en een cocoskoek!’

‘En ijs?’ roept Andries brutaal naar boven.

‘Is dat nou niet een beetje te koud voor je, jongen?’

‘Vooruit,’ zegt Claudia.

Zij is naar Andries toegelopen en duwt hem voor zich uit naar de traliedeur.

‘Bah, wat ben jij nat. Nou, bellen hoeft niet meer. Ze weten nu wel dat we er zijn!’

[pagina 37]
[p. 37]

Overal waar Andries loopt ontstaan kleine plasjes.

‘Denk om de trap!’ waarschuwt Claudia.

‘Kan ik het helpen!’ gromt Andries. ‘Het is mijn schuld niet. Dat moeten ze straks maar opdweilen. Het is hun eigen water...’

Boven weet Andries niet hoe hij het heeft. Tante Cor trekt zich niets van zijn natte pak aan. Zij omhelst Andries en zoent hem waar ze hem maar raken kan. Andries wringt zich in alle mogelijke bochten om zich te bevrijden. Van zoenen moet hij toch al niet veel hebben, maar gezoend te worden door een tante die hij niet kent en die bovendien nogal een harige bovenlip heeft, daar houdt hij helemaal niet van.

‘Die lieve jongen!’ roept tante Cor uit. ‘Kijk nou toch eens, Jan. Kijk nou toch eens hoe nat dat schaap is!’

De man met de baard, oom Jan, komt naderbij.

‘Tja, droog is hij niet,’ zegt hij, nadat hij Andries goed bekeken heeft, ‘maar als een schaap ziet hij er niet uit. Doe zijn kleren maar uit en geef hem maar een stelletje van Kees.’

‘Gelukkig heb ik de kleren van Kees altijd bewaard,’ roept tante Cor druk naar Claudia. ‘Je ziet hoe ze nog eens van pas kunnen komen. Kleed je maar uit, kereltje.’

Andries blijft stokstijf staan. Dat hij gezoend werd, is dan tot daartoe, maar hij gaat zich beslist niet uitkleden.

‘Nee,’ zegt hij. ‘Ik trek de kleren wel over deze kleren aan.’

‘Je bent gek!’ roept tante Cor uit. ‘Hij is toch niet gek, Claudia? Als hij de droge kleren over de natte aantrekt, worden de droge kleren ook weer nat!’

‘Heeft u niet een kamertje waar Andries zich even kan verkleden?’ vraagt Claudia slim.

‘Natuurlijk hebben we zo'n kamertje,’ zegt oom Jan met

[pagina 38]
[p. 38]

schorre stem. ‘Kom maar mee.’

Hij grijpt Andries in zijn kraag, neemt in zijn hand de kleren die tante Cor hem toeschuift en duwt Andries een kamertje in, de kleren gooit hij achter hem aan.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken