Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Petra op kostschool (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Petra op kostschool
Afbeelding van Petra op kostschoolToon afbeelding van titelpagina van Petra op kostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

Scans (55.61 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Petra op kostschool

(1973)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]

1

‘Peter, Peter, help!’ gilt Petra.

‘Vervelend, verwend nest!’ gromt een jongen met rood krulhaar, terwijl hij zijn hand uithaalt om het meisje daarmee een slag in haar gezicht te geven.

‘Peter, help!’ gilt Petra opnieuw.

Zij is nu wel erg in het nauw gedreven.

Achter haar zijn garagedeuren, links van haar is een muur, rechts van haar zijn tuinen en voor haar staat de woedende knul.

‘Je stak je tong naar me uit!’ schreeuwt de knul.

Dan moet zijn vlakke hand met een enorme pets op Petra's gezicht terecht komen.

Petra is verschrikkelijk bang.

Zij wil de slag in haar gezicht afweren, maar zij durft niet.

Die knul ziet er zo sterk uit.

En kwam Peter, haar pleegbroer nu maar! Maar Peter is in geen velden of wegen te bekennen.

Uit wanhoop bukt Petra zich snel.

De knul met het rode krulhaar slaat met zijn vakke hand op de metalen garagedeur.

Hij slaakt een afgrijselijke kreet.

Zijn gezicht met kleine sproetjes wordt vuurrood. Het is een ander rood dan het krulhaar.

Dan houdt de knul zijn bezeerde hand voor zijn mond en blaast erop.

‘Ik stak mijn tong niet naar je uit,’ zegt Petra snel.

Zij hoopt de jongen nu wat vriendelijker te stemmen. Hij

[pagina 6]
[p. 6]

heeft nu pijn en is misschien bereid naar haar te luisteren.

‘Ik liep gewoon voorbij,’ vervolgt Petra. ‘En ik had droge lippen. Daarom likte ik langs mijn lippen. Dat is alles. Ik had je niet eens gezien. Ik ken je niet eens. En toen kwam je me achterna. Je schreeuwde dat je me wou vermoorden. Nou, dat klonk niet leuk. Ik hoop dat je je niet al te erg pijn hebt gedaan!’

‘Akelig mormel!’ schreeuwt de knul. ‘Niet al te erg pijn! Maar toch wel een beetje pijn, hè? Dat wens je me toe! Nu zal ik je eens wat anders laten voelen, mispunt!’

De vuist van de jongen schiet uit. Het is zijn bedoeling om Petra precies op haar neus te raken.

Hij verheugt zich al over de bloedneus die hij Petra dan slaat.

Bliksemsnel bukt Petra zich weer. Nu veel sneller dan daarnet.

De knul beukt met zijn vuist op de metalen garagedeur.

Daarna maakt hij een woeste indianendans van pijn.

Petra heeft nu de gelegenheid weg te lopen.

Als zij echter enkele meters ver is, ziet zij mevrouw Eend uit haar tuin komen aanstuiven.

Mevrouw Eend grijpt de knul in zijn nek en schudt hem ruw heen en weer.

‘Altijd tegen mijn garage!’ roept zij met krijsende stem.

‘Altijd tegen mijn garage ballen. En dan de bal op het dak van mijn garage. En dan klim je erop. Het hele dak loop je stuk. De garage lekt al. En nu probeer je de garagedeuren te vernielen. Je staat erop te bonken. Ik hoorde het wel!’

‘Dat deed die meid daar!’ grient de knul.

Hij heeft nu niet alleen een pijnlijke hand, maar ook een pijnlijke nek.

‘Die meid stookt me op. Zij zegt dat ik het doen moest!’

[pagina 7]
[p. 7]

De greep van mevrouw Eend verslapt wat. Toch is de greep nog niet zo slap dat de jongen zich kan losrukken.

‘Och kom,’ zegt mevrouw Eend smalend. ‘Daar geloof ik niets van. Dat meisje ken ik wel. Het is Petra Berkelman!’

‘Ja, maar zij heeft een broer,’ zegt de knul. ‘En daar ben ik bang van. Zij hitst haar broer tegen me op. Hij dreigt al mijn haar af te snijden!’

‘Haar afsnijden?’ vraagt mevrouw Eend verschrikt.

Mevrouw Eend denkt aan de kleine jongetjes die zij zelf heeft. Arie van vier, Robbie van vijf en Henkie van zes. Stel je voor dat die Peter Berkelman zijn dreigementen uitvoert en ook het haar van haar kinderen afsnijdt.

‘Hij heeft een scheermes!’ roept de knul.

‘Hoe heet je!’ gilt mevrouw Eend.

Zij schudt de jongen met het rode haar zacht door elkaar.

‘Hoe heet je, zeg op!’

‘Ik heet Hans Geus,’ zegt de jongen.

‘En waar woon je?’

‘In de Schorpioenstraat!’

‘Mee!’ roept mevrouw Eend.

‘Waarheen?’ vraagt Hans Geus verschrikt.

‘Naar meneer Berkelman,’ zegt mevrouw Eend.

Petra weet wat er nu gaat gebeuren. Als een pijl uit een boog schiet zij weg naar huis.

Haar moeder staat net in de deuropening.

De post bezorgt een pakje.

‘Moeder,’ hijgt Petra. ‘Mevrouw Eend is onderweg hierheen. Zij wil vader spreken, maar ik heb niets gedaan en Peter ook niet!’

‘Als je niets gedaan hebt, hoef je, niet bang te zijn,’ zegt Petra's moeder kalm.

‘Die kinderen, hè!’ zegt de postbode. ‘Altijd ruzie. Ik heb

[pagina 8]
[p. 8]

er zelf...’

Dan ziet de postbode mevrouw Eend aan komen rennen. Zij sleurt de jongen met het vuurrode haar met zich mee.

‘Ik ga maar gauw weer verder,’ zegt de postbode.

‘Man!’ roept mevrouw Berkelman. ‘Kom eens gauw. Daar is...’

‘Ik kom niet!’ roept meneer Berkelman terug met een wel erg schorre stem: ‘Ik heb de griep. Ik kom niet aan de deur!’

‘Het is lekker weer,’ zegt mevrouw Berkelman. ‘Je zult niet kou vatten!’

Mevrouw Eend staat nu vlak voor de deur van het huis van de familie Berkelman.

Petra's vader is luitenant-kolonel in het Nederlandse leger, maar hij heeft nu ziekteverlof vanwege zijn griep.

‘Waar is hij!’ schreeuwt mevrouw Eend.

‘Wie, mevrouw?’ vraagt mevrouw Berkelman vriendelijk. ‘Dat aangenomen zoontje van u!’ roept mevrouw Eend op een giltoon. ‘Waarom is die knul niet in Turkije gebleven? Wat moeten wij in ons land met al dat Turkse gebroed...’ Nu verschijnt meneer Berkelman toch in de gang.

‘Wat hoor ik daar?’ vraagt hij. ‘Geeft u op Turken af? Weet u dan niet dat de hele Nederlandse economie profiteert van onze gastarbeiders. Het werk dat de Nederlanders niet willen doen, wordt door gastarbeiders gedaan. Ook Turken!’

‘Ja, en hoe komt dat?’ gilt mevrouw Eend. ‘Omdat de Nederlanders altijd maar in de ziektewet lopen! Reve heeft het pas gezegd! Nederlandse arbeiders zijn mensen die of in de werkelozenwet of in de ziektewet lopen!’

Meneer Berkelman verbleekt.

Die mevrouw Eend staat hem te beledigen. Hij is ziek. De

[pagina 9]
[p. 9]

dokter heeft gezegd dat hij ziek is. En die mevrouw Eend doet net of hij zich maar ziek houdt.

‘Wat wilt u eigenlijk?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Mijn recht!’ schreeuwt mevrouw Eend.

‘Wat bedoelt u daarmee?’ vraagt mevrouw Berkelman verwonderd.

‘Dat zoontje, dat zogenaamde zoontje van u vernielt mijn garage. Hij balt ertegen, hij loopt op het dak, hij bonkt tegen de garagedeuren, hij is...’

Dan zwijgt mevrouw Eend.

Zij wordt bleek.

‘Ik word niet goed,’ zegt zij.

‘Komt u even binnen,’ raadt mevrouw Berkelman aan. ‘Ik heb net de thee klaar. U krijgt een kopje.’

‘Als dat zou kunnen,’ zegt mevrouw Eend.

Zij wankelt en laat de jongen met het rode haar los.

Die jongen rent weg, maar wordt enkele meters verder opgevangen door Peter die heel vlug zijn vuist in de maag van de jongen plant.

‘O, au, o!’ gilt de jongen.

Hij slaat dubbel en laat zich dan op de straat vallen waar hij gaat liggen kronkelen.

‘Aansteller!’ schreeuwt Peter. ‘Kleine kinderen kun je pesten, hè? Ik zag je gisteren wel. Je sloeg twee kinderen van nog geen vijf met hun hoofd tegen elkaar. Je bent een stiekemerd...’

Mevrouw Eend strijkt met haar hand over haar voorhoofd. ‘Waar kwam ik eigenlijk voor?’ vraagt zij dan.

‘Gaat u maar lekker zitten,’ zegt mevrouw Berkelman.

Zij maakt een hoofdbeweging naar haar man. Haar man moet maar niets zeggen. Dat lijkt haar het beste.

Petra en Peter gaan naast elkaar op de bank zitten. Zij staren

[pagina 10]
[p. 10]

naar mevrouw Eend. Mevrouw Eend ziet er vreemd uit. Haar ogen kijken dreigend.



illustratie

Mevrouw Berkelman komt binnen met de thee.

Iedereen krijgt thee met een koekje.

Mevrouw Eend slobbert haar thee naar binnen, alsof zij in jaren geen thee heeft geproefd.

‘Nog een kopje?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Ja, zuster!’ antwoordt mevrouw Eend.

Meneer Berkelman trekt zijn wenkbrauwen op en staart naar zijn vrouw. Hoorde hij het goed? Zei die mevrouw Eend: Ja, zuster?

Ook Petra en Peter hebben het gehoord.

Zij schieten in de lach.

‘Wel ja!’ roept mevrouw Eend plotseling. ‘Nog lachen ook! Is het geen schande?’

‘Wat is er een schande, mevrouw Eend?’ vraagt mevrouw Berkelman. ‘Vertelt u het ons nu eens rustig. Misschien kunnen wij u helpen.’

‘Jaja, ik moet geholpen worden,’ zegt mevrouw Eend snel. ‘We zijn er immers om elkaar te helpen!’ roept mevrouw Berkelman vrolijk naar mevrouw Eend.

Zij kijkt echter bezorgd naar haar man.

‘Wat is er toch met die mevrouw Eend aan de hand?’ schijnt zij aan haar man te vragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken