Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Petra op kostschool (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Petra op kostschool
Afbeelding van Petra op kostschoolToon afbeelding van titelpagina van Petra op kostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

Scans (55.61 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Petra op kostschool

(1973)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

2

‘Peter is een verschrikkelijke jongen!’ steekt mevrouw Eend van wal.

Haar bleekheid is geweken. Zij ziet er nu zelfs wat verhit uit.

‘Hij heeft mijn zoontjes helemaal kaal geknipt!’

‘Uw zoontjes?’ vraagt mevrouw Berkelman. ‘Hoe heten die jongetjes? Ken ik ze soms?’

‘Hoe ze heten, daar wil ik vanaf wezen,’ zegt mevrouw Eend, ‘maar het zijn mijn zoontjes, dat weet ik zeker!’ ‘Arie, Robbie en Henkie,’ zegt Petra.

‘Ken jij ze?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Ik heb wel eens schooltje met hen gespeeld toen Peter ziek was,’ zegt Petra.

‘En dat is nog lang niet alles!’ roept mevrouw Eend. ‘Daarnet zag ik dat Peter dat arme meisje stond af te rossen bij de garages.’

‘Welk meisje?’ vraagt mevrouw Berkelman verwonderd. ‘Dat kind daar!’

Mevrouw Eend steekt een priemende vinger uit en wijst op Petra.

‘Maar dat is Petra!’ roept mevrouw Berkelman uit.

‘Juist,’ zegt mevrouw Eend. ‘En hij vernielt mijn garage. Het lekt al. Hij klimt op het dak en dan staat hij op het dak te bonken. Ook heeft hij een scheermes. Daarmee scheert hij kleine kinderen kaal. Vooral kleine kinderen. En dan 's nachts. Dan de nachten!’

Mevrouw Eend begint te snikken.

[pagina 12]
[p. 12]

Weer kijkt mevrouw Berkelman haar man aan.

Die haalt zijn schouders op en maakt dan een draaiende beweging met zijn wijsvinger langs zijn voorhoofd.

Petra en Peter schieten weer in de lach.

Mevrouw Berkelman kijkt echter bestraffend. Zij vindt het niet aardig dat Petra en Peter die mevrouw Eend uit zitten te lachen.

‘En 's nachts!’ roept mevrouw Eend plotseling.

‘'s Nachts?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Wat is er 's nachts?’ vraagt meneer Berkelman schor.

‘Dan staat hij in mijn tuin met zijn zoemertje om me uit mijn slaap te houden.’

‘Wie staat in uw tuin?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Die Turk!’ roept mevrouw Eend.

‘Welke Turk?’ vraagt luitenant-Kolonel Berkelman schor. ‘Ken ik hem soms?’

‘Hij!’ roept mevrouw Eend.

Zij wijst op Peter.

‘Ik?’ vraagt Peter ongelovig.

‘Jij, Peter?’ lacht Petra. ‘Jij 'snachts? Jij slaapt 's nachts altijd!’

‘En dan met het zoemertje,’ roept mevrouw Eend. ‘Ik hoor het wel, hoor. Ik hoor het de hele nacht. Ik ben heus niet gek. Ik hoor het aldoor. Ik heb wel eens in een inrichting gezeten, maar gek ben ik heus niet. O nee. Beslist niet. Maar dat zoemertje, dat is gemeen.’

‘Wat voor een zomertje?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Gewoon, zo'n ding dat zoemt!’

Mevrouw Eend maakt een vaag gebaar in de lucht.

‘Bedoelt zij een draad me een knoop eraan?’ vraagt meneer Berkelman. ‘En speel jij daar nog mee, Peter? Ben je daar niet wat te groot voor? En 's nachts? Kom jij 's nachts je bed

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

[pagina 14]
[p. 14]

uit?’

‘Elke nacht, meneer!’ roept mevrouw Eend. ‘Ik doe geen oog dicht! Maar ik trek me er niets van aan hoor. Ik slaap elke nacht als een roos! Maar dat zoemen, dat is een vervelend gehoor. Ik kan er geen oog van dicht doen. Kunt u zich dat voorstellen?’

‘Jaja, dat kan ik me heel goed voorstellen,’ zegt mevrouw Berkelman. Zij maakt een gebaar naar meneer Berkelman. Mevrouw Berkelman beschrijft ook een rondje met haar wijsvinger in de ruimte. Meneer Berkelman begrijpt direct wat hij doen moet.

Hij staat op, grijpt het telefoonboek, zoekt de naam Eend op en draait een nummer, nadat hij de hoorn van de haak heeft genomen.

Direct heeft hij contact.

‘Met meneer Eend?’ vraagt hij.

Even is het stil.

‘Wat zegt u? Zit u in ongerustheid over uw vrouw? Nou, die ongerustheid kan ik dan wegnemen. Zij zit bij ons.’

Het blijft weer even stil.

Meneer Berkelman kijkt peinzend.

‘Jaja, wel wat over haar toeren. Wat zegt u? Moet zij vandaag opgenomen worden? Staat de ziekenwagen bij u voor de deur?’

Meneer Berkelman staart naar mevrouw Eend.

Mevrow Eend heeft een losse draad in haar vest gevonden. Zij trekt eraan. De draad wordt langer en langer. Mevrouw Eend is haar wollen vest aan het slopen.

‘Stuurt u de wagen dan hier maar langs,’ zegt meneer Berkelman. ‘Dat lijkt me wel het beste.’

Meneer Berkelman legt de hoorn op de haak en kijkt Petra en Peter veelbetekenend aan.

[pagina 15]
[p. 15]

‘Is er iemand ziek?’ vraagt mevrouw Eend zich af. ‘Onbestaanbaar! Al weer iemand ziek? Ik ben nooit ziek! Ik breek nooit wat. Ik bedoel geen benen. Ik bedoel kopjes! Maar die zomertjes. Dit zijn gemeen. En ze kruipen overal in. Je zou vallen moeten zetten. Maar ja, gaat u nu eens met een heel huis vol vallen zitten!’

‘Hebt u muizen?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Muizen? O nee! Zoemertjes!’

‘Bedoelt u soms een knijpkat?’ vraagt Petra. ‘Je knijpt erin en dan gaat er een lichtje branden. Het is een soort dynamo.’ ‘Dat arme kind,’ zegt Mevrouw Eend meewarig. ‘Ze zat helemaal onder het bloed. Is het niet verschrikkelijk.’

‘Ja, het is erg!’ geeft mevrouw Berkelman mevrouw Eend gelijk.

En dan stopt er een witte ziekenwagen voor de deur.

Twee verplegers in witte jassen snellen eruit.

Peter rent naar de deur en trekt die vlug open.

‘Ze is hier!’ roept hij. ‘Helemaal kierewiet. Zij ziet overal zoemertjes!’

De verplegers lopen snel de kamer in.

‘Hallo, mevrouwtje!’ zegt de grootste vrolijk.

Hij pakt mevrouw Eend bij haar arm en schuift de mouw van het wollen vest omhoog.

‘Neenee!’ roept mevrouw Eend. ‘Ik ga me niet uitkleden waar iedereen bij is!’

De andere verpleger veegt snel met een watje over de arm van mevrouw Eend. Dan drukt hij er een injectienaald in.

‘O, o!’ roept mevrouw Eend.

‘Dat doet helemaal geen pijn,’ zegt de tweede verpleger.

‘Moordenaars!’ roept mevrouw Eend.

‘Gaat u maar rustig mee,’ zegt de eerste verpleger.

‘O, ik word zo slaperig!’ roept mevrouw Eend uit.

[pagina 16]
[p. 16]

De verplegers nemen de arme vrouw tussen zich in. Zo brengen ze haar naar de ziekenauto.

De deuren klappen dicht.

De ziekenauto zet zich in beweging.

Petra en Peter staan voor het raam en kijken de ziekenauto na.

Dan wordt hun aandacht getrokken door een man met aan zijn linkerhand een klein jongetje en aan zijn rechterhand een groter jongetje. Dat grotere jongetje heeft weer een hand gegeven aan een nog groter jongetje. De kinderen schelen telkens een hoofd.

Petra en Peter schieten in de lach.

‘Wat een gekke dingen beleven we vandaag,’ zegt Petra.

‘Joh!’ roept Peter uit. ‘Hij komt hierheen!’

‘Wie?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Een man!’ antwoordt Petra.

Dan wordt er gebeld.

Petra rent de gang op en doet de deur open.

‘Is ze hier nog?’ vraagt de man.

‘Wie?’

‘Mijn vrouw!’

‘O, u bent...’ begint Petra.

‘Ja, Eend, Eend, Eend,’ zegt de man drie keer.

‘Eend, Eend, Eend,’ drenzen de jongetjes.

‘O, meneer Eend!’ roept mevrouw Berkelman, de gang in komend, ‘uw vrouw is net gehaald. Wat verschrikkelijk!’

De man loopt de gang in, langs mevrouw Berkelman heen. Hij trekt zijn zoontjes mee.

‘Ik ben te laat,’ zegt hij tegen meneer Berkelman.

Die maakt een hulpeloos gebaar met zijn hand.

‘Ze wordt wel beter,’ zegt die troostend.

‘En ik dan?’ vraagt de man.

[pagina 17]
[p. 17]

‘U bent toch niet ziek, meneer?’ vraagt Petra.

‘Ik gelukkig niet,’ antwoordt meneer Eend. ‘Maar... morgen moet ik naar Amerika. Voor mijn werk. Ik moet! En gisteren kreeg ik het bericht van de dokter dat ze weer weg moet. Zij gaat een kuur volgen.’

‘En dan wordt zij beter,’ zegt meneer Berkelman.

‘O ja, dat geloof ik wel,’ mompelt meneer Eend. ‘Maar morgen moet ik naar Amerika en waar blijf ik met mijn kinderen?’

Hij wijst naar de jongetjes die zoet naast elkaar op de bank zitten.

‘Heeft u geen familie?’ vraagt mevrouw Berkelman.

‘Nee, mevrouw,’ antwoordt meneer Eend.

Hij kijkt somber.

‘Heeft u geen buren die...’ begint mevrouw Berkelman.

Het gezicht van meneer Eend begint te stralen.

‘O, wat vind ik dat aardig van u!’ roept hij uit. ‘U wilt voor mijn kinderen zorgen, terwijl ik in Amerika ben? Wat fijn! Ik zal u er goed voor betalen.’

‘Hoe lang blijft u in Amerika?’ vraagt mevrouw Berkelman wat verbouwereerd.

‘Maar zes maanden!’ zegt meneer Eend stralend.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken