Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bric à brac (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bric à brac
Afbeelding van Bric à bracToon afbeelding van titelpagina van Bric à brac

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (5.88 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bric à brac

(1957)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Staat en kunst

De overheid stelt er wat nadrukkelijk (omdat het goed staat) prijs op de kunsten, en in het bijzonder de schone, in de hand te werken. Over het algemeen vindt dit streven instemming. Slechts enkele ouderwetse zonderlingen als ik, klampen zich nog vruchteloos vast aan de overtuiging dat het aanbeveling verdient de staat geheel en al buiten de hogere aangelegenheden des geestes te houden.

Wanneer ik mij tracht in te denken in de brave bedoelingen van hen die deze inmenging toejuichen, en dus even het beginsel aanvaard, kom ik al dadelijk voor de moeilijkheid te staan, dat het van overwegend belang is op welke wijze deze regeringszorg zich verwezenlijkt. Met sommige vormen van rijkssteun kan ik, als het nu bepaald moet, desnoods wel vrede hebben. Terwijl ik andere, in weerwil van de beste wil van de wereld, slechts verfoeien kan. Nu wil mijn ongeluk dat op dit ogenblik al wat ik toelaatbaar acht, weinig of in het geheel niet beoefend wordt, terwijl er een grote levendigheid heerst op de terreinen welke ik weiger te betreden. Ik zou om te beginnen een duidelijk onderscheid willen maken tussen het steun verlenen aan de kunst en het verstrekken van toelagen aan kunstenaars. Wat het laatste betreft lijkt mij dat maar één reeks gevallen daarvoor in aanmerking komt. Het ligt op de weg van de regering om kunstenaars van erkende en ongewone verdiensten die zulks zeer bepaald nodig hebben, door een erepensioen een benarde oude dag te besparen. Maar dan moet dit niet geschieden met de beruchte ambtenaarspietluttigheid. Men scheept geen kunstenaars van waarde en faam af met een beledigende fooi. In zulk een geval moet men hem (of haar) een jaarlijkse uitkering toekennen gelijk aan het wettelijk vastgesteld pensioen van een secretaris-generaal.

Het verwennen van mensen in de kracht van hun leven met prijzen, beurzen en opdrachten lijkt mij een inbreuk op de menselijke waardigheid van de betrokkenen. Dezehandelwijze werkt bovendien ongunstig op hun maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel. Wie uit vrije wil zich

[pagina 39]
[p. 39]

voorneemt van zijn pen te leven, behoort te weten wat hij begint en de gevolgen van zijn besluit te dragen. En wanneer het hem onmogelijk blijkt, heeft hij te doen wat voor hem, overal ter wereld, vele honderdtallen verdienstelijke schrijvers deden: het kiezen van een tweede beroep. Het kan de roeping, noch het doel van de overheid zijn jonge mensen te stijven in een averechtse opvatting van hun levenstaak. Een waarachtige en sterke innerlijke drang wordt nooit onderdrukt door een dagtaak om den brode.

De ouderwetse dwazen, zie boven, blijven een eerlijk ambacht van welke aard ook, verkiezen boven het ophouden van de hand. De Max Havelaar werd onder de slechtst denkbare omstandigheden geschreven zonder toelage, hulp of handgeld.

En nu wat het steunen van de letterkunde betreft. Ik betwijfel of die gediend is met het verstrekken van soms zeer zonderlinge opdrachten aan soms zeer zonderlinge personen. Ik zie daar eerlijk gezegd geen heil in. Zeker niet voor die litteratuur.

Wat echter nuttig kan zijn is het mogelijk maken van uitgaven die zonder een krachtige ondersteuning nooit het licht zouden zien.

Een volledige P.N. van Eyck kan in een tijd als deze, afkerig van alles wat geestelijke inspanning eist, weinig geneigd tot poëzie en letterkundige beschouwing, alléén tot stand komen indien de regering de verlieszekerheid overneemt. Daarmede is een bedrag gemoeid dat in het niet verzinkt bij de onkosten, welke het rossen en rijden over gans de wereldbol van hoge ambtenaren met zich medebrengt. Waar de staat inziet dat symphonieorkesten en toneelgezelschappen nooit een betalende zaak kunnen zijn en toch belangrijk voor onze geestelijke gezondheid en ons aanzien, zodat er in belangrijke mate bijgesprongen wordt, kan hij niet weigeren een uitgave mogelijk te maken welke zeker geen geringer belang vertegenwoordigt. In elk geval wordt het Nederlandse volk beter gediend met een Van Eyck, dan met een zomerreisje van de jonkman X of een opgedragen snufnovelle van de jonkman Y. Het wonderlijke is dat dezelfde staat, die met gulle hand het man-

[pagina 40]
[p. 40]

na uitdeelt aan de meest onwaarschijnlijke aankomelingen, plotseling belet geeft als er sprake is van een overleden meester, die nu reeds tot onze klassieken behoort.

En niet minder nuttig is het herdrukken in de gangbare spelling, een weloverwogen tekstverzorging en een hedendaagse uitvoering, van de moeilijk toegankelijke werken uit het verleden. Deze boekjes zouden goedkoop moeten zijn. Ik ben er niet zo heel zeker van dat er voor ‘Waarheid en Dromen’, een keuze uit Kneppelhout, de beste romans van Bosboom Toussaint, Oltmans, Schimmel geen belangstelling zou bestaan. Zijn Mark Prager Lindo, Lodewijk Mulder, Haverschmidt onherroepelijk onleesbaar geworden? Zou het niet mogelijk zijn dat geschriften een tijdlang verguisd, weer opnieuw aanvaardbaar werden? Nog niet zo heel lang geleden werd, om een vergelijking met de schilderkunst toe te passen, de Nederlandse romantiek door de zogenaamde toonaangevers allesbehalve fraai, ja zelf onbeduidend en zonder bekoring geoordeeld. Wat toen voor een appel en een ei werd aangeboden, behoort nu tot de meest gevraagde artikelen. Niet alleen vinden Schelfhout en Schotel, maar ook de Kaarslicht-Van Schendel, Knip en bovenal de onvergelijkelijke Nuyen, terecht, tal van bewonderaars onder hen die over een persoonlijke smaak en een geoefend onderscheidingsvermogen beschikken. Wat door onze vaders en onszelf in onze jeugd als ‘verouderd’ in het wilde weg en onrechtmatig verworpen werd, trekt de belangstelling van onze zonen en onszelf, door het leven wijzer en voorzichtiger in het oordeel geworden.

Kneppelhout vervelend? Ik kwam door het nemen van steekproeven tot een tegenovergestelde slotsom. Als de Camera nog kunstgenot kan schenken, zie ik niet in dat Studententypen daartoe onbekwaam zou zijn. Ik herlas Hasebroek met het allergrootste genoegen, om nog te zwijgen van Meester Maarten Vroeg, dat niets van zijn werkingsmacht (althans op mij) verloor. Rondkijkend in de tweede helft van de negentiende eeuw rest de vraag waarom is ‘Aboe Bakar’ nimmer herdrukt. Deze roman maakte nog niet zo heel lang geleden, een sterke indruk op mij.

Geen oordeel, geen plaatsbepaling is onherroepelijk. De

[pagina 41]
[p. 41]

letterkunde is een weerspiegeling van het leven. Het leven is onafgebroken wijziging. De letterkunde dus ook!

Dat de Tachtigers met een opgezweepte heftigheid hun voorgangers verwierpen, behoeft voor een veel later geslacht geen reden te zijn hun misschien begrijpelijke onrechtvaardigheden klakkeloos over te nemen.

Wat ik zo gaarne zou zien, wat naar het mij voorkomt nuttig en rechtvaardig zou zijn is: een reeks (naar Spectrum's voortreffelijk voorbeeld) bevattende uitsluitend heruitgaven (voor lezers van nú op alle mogelijke wijzen aantrekkelijk gemaakt) van de schatten onzer letterkunde, welke in openbare boekerijen verborgen, voor de gewone lezer moeilijk bereikbaar zijn. Romans, korte verhalen, essays, reisbeschrijvingen en gedichten van de vroegste tijden tot (om een grens te stellen) bijvoorbeeld negentienhonderd.

Ik ben zo driest te volharden in mijn overtuiging dat overheidsgelden aldus besteed, oneindig meer nut zouden opleveren ten bate van de Nederlandse beschaving en het Nederlands lezersvolk, voor zover het tot deze aangelegenheden voorbestemd is, dan de reisbeurzen, toelagen, prijzen, geschenken en opdrachten aan penvoerders die maar al te dikwijls hun sporen nog verdienen moeten en die in elk geval de moed en de geestkracht behoren te bezitten, zo de pen niet in hun nooddruft kan voorzien, de handen uit de mouwen te steken en aan een eerzaam beroep de bescheiden welstand te ontlenen, welke de letterkunde hun onthoudt. Zijn die de staatsruif met hooi vullen en zij die er uit leven, vergeten één wezenlijke grondregel door de ervaring der eeuwen geleerd: dat een belangrijke en boeiende beschaving, een sterke, blijvende kunst nooit door broeikasmethoden ontstaan is. Kunst van betekenis eist nu eenmaal, ten einde zijn volle ontwikkeling te bereiken, tegenwerking en ontbering, angst en leed. Dekker - ik herhaal dit met opzet - had geen aanmoediging en geen steunbedrag nodig om, in afschuwelijke omstandigheden, een meesterwerk te scheppen. Een Mallarmé was leraar, een Valéry secretaris van een persbureau voor hij professor werd, een Fargue handelde in aardewerk. Heeft deze bedrijvigheid hun letterkundige gaven geschaad? Nie-

[pagina 42]
[p. 42]

mand weet dit, doch ik geloof dat veeleer het tegendeel waar zal zijn. En als Dekker voorzien was van rijke prebenden zou dan dat meesterwerk onzer letterkunde ontstaan en zo geworden zijn? Zou het die uit duizend te herkennen toon bezeten hebben van onvergelijkelijke hoopin-wanhoop, die nijpende onafwendbaarheid, deze nadruk, dit overwicht?

Staatspensioen voor meesters op leeftijd en de voorbeeldige heruitgave, in de typografische vorm die deze tijd eist, van de belangrijkste werken uit ons nabije of verre verleden... En daarmede basta! Op alle andere wijzen brouwt de staat, waar het de kunst betreft, slechts kwaad en zijn toelagen scheppen een gecamoufleerde dienstbaarheid, waar niemand dan alleen een groepje tijdelijke machthebbers mede gebaat kan zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken