Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bric à brac (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bric à brac
Afbeelding van Bric à bracToon afbeelding van titelpagina van Bric à brac

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (5.88 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bric à brac

(1957)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

‘Le moi haïssable’

Dezer dagen ontving ik het avondbezoek van een bekende, die ik in menig opzicht weet te waarderen. Na de gebruikelijke begroeting ging hij over tot een onderwerp, dat hem blijkbaar ter harte ging: zichzelf. Hij verhaalde het verloop van een liefdesgeschiedenis, welke weinig afweek van wat mij op dat gebied uit andere bronnen reeds bekend was. Alleen viel het mij op dat hij dieper inging op biologische bijzonderheden dan gebruikelijk is in de gezelschappen, waarin ik gewoonlijk verkeer. Toen hij deze aangelegenheid grondig behandeld had, sneed hij een ander onderwerp aan waar hij ook in thuis bleek: de uitnemende bekwaamheden van zijn zoontje, toegelicht met treffende voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. In zijn mededelingen kwamen zijn opvoedkundige gaven gunstig uit. Met de breedvoerige en diepgaande behandeling van deze twee stoffen ging een goed deel van de avond, voor hém, alleraangenaamst voorbij. Doch hij zorgde ervoor tijd over te houden ten einde mij op zijn derde kapittel te kunnen vergasten, zijnde zijn werkzaamheden, de lof welke deze ten deel vielen en de bezwaren welke niet

[pagina 43]
[p. 43]

zelden verbonden zijn aan de omgang met uitgevers. Hij had met de zijne juist een duidelijk verschil van mening gehad en gaf mij, in verband daarmede, een helder overzicht van de stappen welke hij in de naaste toekomst dacht te nemen.

En daarmede was het bij elven geworden, een reden om, na beleefd groeten, de aftocht te blazen. Ik liet niet na hem onoprecht doch van harte te bedanken voor zijn bezoek en de alleraangenaamste wijze waarop hij mijn ledige uren gevuld had.

Ik heb veel van zulke bekenden.

Ik ontmoet overal personen, die door de eisen des tijds tot specialisatie gedwongen, zich met hart en ziel op zichzelf geworpen hebben. Zij hechten, als gebruikelijk en terecht, een groot, zéér groot belang aan het onderwerp van hun bijzondere studie. En nemen dus met een ontroerende argeloosheid aan dat het een ieder eerst treffen en daarna boeien moet. Zo gaan zij dag in dag uit, met de verheerlijkte ijver van de ware apostel, van huis tot huis om zichzelf te verkondigen.

Het is nooit aangenaam door buitenissigheid op te vallen. Daarom begin ik het steeds meer te betreuren dat mijn opvoeders mij in mijn jeugd hartgrondig en hardnekkig hebben ingeprent dat ‘le moi haïssable’ is en dat men nooit over zichzelf mag spreken tenzij op uitdrukkelijk verzoek, niet van de eerste de beste, doch uitsluitend van een boezemvriend. Het gesprek gelijk dat weleer als een kunst werd beoefend, was uiteraard immer algemeen, en nooit persoonlijk of vakkundig. Shoptalk, op zijn Nederlands winkelbluf, is een aanfluiting van de meest aanvankelijke goede smaak; terwijl de zelfoverschatting van de tallozen, die maar één doel kennen: zich in het middelpunt van de aandacht te plaatsen, van een zo laag allooi is, dat de taal er geen aanduiding voor kent.

Deze lieden, die van zichzelf een vertoning maken, wekken steeds opnieuw en in de hoogste mate, mijn verbazing. Hoe moet het er van binnen uitzien in een heer of dame die rotsvast gelooft dat zijn of haar zieleknopen, zijn of haar geslacht en nageslacht, zijn of haar meesterwerken zo onafwijsbaar zijn dat zij een ieders volle

[pagina 44]
[p. 44]

aandacht niet alleen verdienen, doch ook inderdaad trekken.

Ik heb wat de meesterwerken betreft waargenomen dat zij die iets werkelijk groots, van blijvend belang voortbrengen, op welk gebied ook, daar vrijwel nooit of althans zo weinig mogelijk over spreken. Terwijl de scheppingen van hen, die hemelhoog daarvan (en in verband daarmede van zichzelf) opgeven bij nader beschouwing meestal middelmatig of minder dan dat zijn.

Arthur van Schendel heeft mij in jarenlange vertrouwelijke omgang hoogst zelden en dan alleen op mijn heftig aandringen, over zijn arbeid gesproken en over de bedoelingen welke hij daarin trachtte te verwezenlijken. En nooit, nooit over de betekenis ervan of van de indruk welke het op anderen maakte. Ik heb met Menno ter Braak bij hem thuis, bij mij, of samen in het Zuiden ontelbare gesprekken gevoerd, ernstige en vrolijke, maar nimmer dan bij hoge noodzaak, bracht hij zichzelf in het geding. Met Emile Verhaeren, of Thomas Mann, met Franz Hellens of Karel van de Woestijne sprak ik nimmer of slechts zeer terloops over hun werk, hun bedrijf, de bijval welke hun ten deel viel.

Het waarachtige kunstwerk wordt in de verborgenheid geboren en hij die het voortbrengt omringt het uit eerbied met een wijde ondoordringbare stilte. Hij ontleent aan zijn gaven, die hem in de schoot geworpen werden, geen ijdele glorie, omdat niets zo zeer in strijd is met de menselijke waardigheid dan iedere vorm (ook de meest verborgen) van zelfingenomenheid.

Een schrijver die onmiddellijk over zijn boeken begint en wiens geestdrift daarover geen grenzen in tijd en ruimte kent, is in geen enkel opzicht belangwekkender of vergefelijker dan een commissionair in effecten die van het opstaan tot slapen gaan over zijn nering bazelt, dan een pleiter die geen ánder onderwerp van gesprek kent en erkent dan zijn rechtsgeleerde betogen in het verleden, heden en toekomst.

Van mijn natuurlijke onmacht mij in gezelschap uit eigen aandrift over enig iets van mijzelf uit te laten, heb ik een beginsel gemaakt. En wanneer anderen mij, in hoe vleien-

[pagina 45]
[p. 45]

de termen ook, aan mijn schriftelijke uitlatingen herinneren, neem ik hen dat kwalijk, ook al ben ik van hun goede bedoeling overtuigd.

Ik ben verzot op een goed gesprek, op voorwaarde dat de aanwezigen, over en weer, elkaar er strikt en welbewust buiten laten. Zij die met zichzelf te koop lopen, gooien zich te grabbel. En dat doet men alleen wanneer men het gevoel van eigenwaarde niet kent. Men strooit peperneuten, doch nooit paarlen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken