Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bric à brac (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bric à brac
Afbeelding van Bric à bracToon afbeelding van titelpagina van Bric à brac

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (5.88 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bric à brac

(1957)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Reizen nù

Van mijn jonge jaren af verzuimde ik geen gelegenheid om mij te verplaatsen. Ik werd daartoe genoopt in hoofdzaak door onvrede met mijn omgeving, maar ook door nieuwsgierigheid. Twee ondeugden welke ik, om de schijn te redden, tot deugden uitriep. Er was een tijd waarin ik het station als tehuis en tempel beschouwde. Ik vermeld dit niet om mezelf te verheffen, doch om zo mogelijk enig vertrouwen te wekken. Wanneer ik spreek over de mens buiten de grenzen van het drassig plekje grond waar eens mijn wiegje stond, spreek ik, vernuftig of dwaas, in elk geval uit ervaring.

De Fransen uit de dagen voor de Algemene Amerikanisatie, hadden de naam meer dan enig west-europees volk hokvast te zijn; niettemin waren zij het die in een gangbaar gezegde verkondigden, dat het reizen vormend werkte op de jeugd. Het mocht wat! Een geringe minderheid van nature beschaafd kan, wanneer het zo uitkomt, ook zonder heen en weer trekken, zijn hoogste vorm bereiken; terwijl de meerderheid, onvoorbestemd, ongevormd blijft ook al dendert en tuft hij dag en nacht. Al wat de ingewijden reeds wisten vóór hun vertrek wordt slechts bevestigd door de reis, aangenaam, soms nuttig; doch niet noodzakelijk. De anderen nemen onwetend afscheid van hun lieflijk geboortedorp en keren er onwetend, alleen maar wat berooider en eigenwijzer terug.

Tochten welke men voorheen bij uitzondering ondernam, behoren nu tot het levensprogramma van de menigten. Hierdoor ontstond een nieuw merkwaardig verschijnsel: het snobisme van de afstand. Wanneer men van een onderneming niets mee terug kan brengen dan enkele schuwlelijke ‘souvenirs’ en de afkeer van uitheemse gerechten, moet men, of men wil of niet, ten einde de kosten te rechtvaardigen, een nieuwe voldoening scheppen. Teruggekeerd ontleent men dus overwicht aan het aantal afgelegde mijlen. Een echtpaar dat het tot Vianden brengt, is niet in tel bij zijn buren, die dwars door Titonia (zeer in zwang) Constantinopel bereikten. De fjorden zijn niet mis, doch zij worden door de geysers geklopt. Een goede vrien-

[pagina 50]
[p. 50]

din, die het niet nodig heeft zich in de ogen van haar wijk te verheffen, werd door haar werkvrouw over haar zomerplannen ondervraagd. ‘Ik heb iets in Epe gehuurd’, antwoordde zij naar waarheid! ‘Nou dan doene wij het beter, me man en ik gane dit jaar es naar Tirol!’... Waarom niet? Alleen brengt iemand die weet hoe men leeft, méér mede van de Veluwe, dan één-van-de-velen uit het voor hen zo verre Oostenrijk.

Ik ken verscheidene mensen die het land van hun geboorte nimmer verlieten en die, in ieder denkbaar opzicht, beschaafder, ontwikkelder, begrijpender in inschikkelijker zijn, dan anderen die levenslang van de ene trein naar de andere renden. En als men mij voorhoudt, dat het verkeer de onderlinge verstandhouding der volkeren verbetert, vraag ik toestemming met klem en een gepaste, dat is te zeggen bescheiden en beheerste, verontwaardiging te protesteren. Er is in de geschiedenis van de mensheid nimmer zo wild gereisd, zo doortastend en verbeten voorgelicht en uitgewisseld en nooit, neen nooit, wisten de volkeren zo bitter, zo beschamend weinig van elkander. Het staat voor mij vast dat talloze Amerikanen hun best doen eerlijk en gematigd te oordelen zoveel mogelijk op grond van betrouwbare gegevens. En toch hoor ik nu en dan uit de mond van diezelfde rechtschapen lieden beschouwingen over verre landen en wat daar voorvalt, welke mij kippevel geven. Men denke niet dat de Amerikanen het alleenrecht bezitten op zulke vergissingen, te goeder trouw begaan, doch daarom niet minder verwerpelijk noch minder gevaarlijk. Omgekeerd: mensen, landgenoten, die ik zou beledigen als ik aan hun ernst twijfelde, spraken mij over de Verenigde Staten op een wijze, welke mij geheel uit het veld sloeg. Niettemin besteedt (of moet het zijn: verspilt) de regering te Washington ontelbare miljoenen (dollars!) per jaar, in de hoop de wereld een beeld van Amerika te geven dat enigermate met de werkelijkheid overeenstemt. Om een ander voorbeeld te geven: nooit werd Zuid-Afrika, op een uithoek gelegen, door zóveel vreemdelingen bezocht, nooit ook werd over dat landzoveel halve waarheid zoveel hele leugen verspreid. En let wel: niet met boos opzet, zonder kwade trouw, alléén uit een

[pagina 51]
[p. 51]

diepgaande onbekendheid met de werkelijkheid, met feiten en getallen.

Het reizen biedt ongetwijfeld enig vermaak aan hen die er toe in staat en dus geestelijk toe gerechtigd zijn. Doch het is niet onontbeerlijk voor hun ontwikkeling. Het blijkt op de kennis van landen en volken weinig of geen wezenlijke, duurzame invloed te hebben. Het is een noodlottige mode met kunst en vliegwerk geschapen door belanghebbenden, reisbureaux en reisverenigingen, welke burger, boer en buitenman bedotten door hun genoegens voor te spiegelen, welke zij met de beste wil van de wereld niet kunnen smaken.

Het toerisme, dat een lief land als Italië geld inbrengt, doch vrijwel onbewoonbaar maakt, vergt blijkbaar voor een groot getal van zijn aanhangers een over boord gooien van alles wat ook maar in de verte op manieren gelijkt. De Italianen, van beiderlei kunne, waren zolang ik ze ken, er op gesteld sierlijk, in elk geval betamelijk gekleed te gaan. Ook als het wat warmpjes is, flaneren in hun steden de meisjes en vrouwen in een fleurig, kraakzindelijk, katoenen japonnetje, de mannen in een zomerpak, dat zo luchtig mogelijk is. Ik was er nog onlangs getuige van hoe te midden van zulk een heldere, welverzorgde rechtschapen Italiaanse bevolking een der monsterwagens ontladen werd, tjokvol Noorderlingen, die zich ‘uit’ gevoelden. Hoe de vrouwspersonen toegetakeld waren, tart iedere beschrijving. Zulk een werk valt buiten mijn bevoegdheid en wordt in elk geval bemoeilijkt, zo niet onmogelijk, door mijn zedig neergeslagen blikken. Maar de mannen! Zij werden naar het mij voorkomt bij het vertrek voorzien van een uniform. Dit bestaat uit ten eerste een onderbroek die aan hoogmoedswaan lijdt en zich aandient als sjort. Bij iedere sjort behoort een sjurt, waarvan verwacht wordt dat het zo weinig mogelijk van het bovenlijf bedekt en behalve gespierde armen een kroezige, donkere rijkdom van begroeiing prijsgeeft. Deze wereldreizigers (globetrotters noemt men hen in het Nederlands van nu) trekken, als zij zondagsmiddags bij hun buren gezellig een kopje thee gaan drinken, hun beste spullen aan. Terecht. De meest aanvankelijke beleefdheid schrijft dat voor en

[pagina 52]
[p. 52]

het is een bewijs, dat men hem bij wie men aanlegt eerbiedigt. Dat zij bij het Italiaanse volk te gast zijn komt niet bij deze mannen van de wereld (Nederlands: Lebemänner) op. Dat beleefdheid en eerbied een betamelijke uitrusting eisen, valt buiten hun voorstellingswereld. Wat zij tegenover hun dorpsgenoten plicht achten, geldt niet voor ‘filthy foreigners’. En bovendien, de Rinaldo Rinaldini's trekken genoeg van de potjes! De toeristen zijn klanten welke zich tot geen wellevendheid, hoe gering ook, verplicht achten tegenover wie zij bevoordelen. Zij beseffen twee dingen blijkbaar (en helaas) niet: dat het voorrecht van Italië's heerlijkheden te mogen genieten met al het goud van de wereld niet te betalen is. En dat een man met een hart hoffelijk is ook juist tegen de meestbemodderde bedelaars. Zij hebben ook nooit gehoord van een levensstijl, welke voorschrijft dat er overeenstemming behoort te bestaan tussen het innerlijk en het uiterlijk. Wat gepast en een noodzaak is in het bos of veld, te weten de sjort, is een aanfluiting op de Piazza del Duomo.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken