Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2. Legkaart (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2. LegkaartToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (44.62 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

9

Dit sluit dan vanzelf in dat de poëzie onvergelijkelijk is en alleen als poëzie begrepen kan worden.

De moeilijkheid om met niet-ingewijden over poëzie te handelen spruit immer voort uit hun onwil of hun onvermogen om zich neer te leggen bij het feit dat poëzie in wezen onbegrijpelijk is en dus bij de overwinning der onredelijkheid. Zij willen begrijpen, zij willen gevoelen, zij willen gesticht worden, zij eisen lering of ontroering en de dichter kan hun die niet geven, of hij schenkt hun die, zonder het te weten of te willen, terwijl zijn eigenlijke bedoeling onbegrepen en ongewaardeerd blijft. Het is verre van mij die niet-ingewijden een verwijt van hun houding te maken. Zij kunnen met de beste wil ter wereld geen andere aannemen. Poëzie is een zo ongerijmd en onvatbaar verschijnsel en onttrekt zich zo stelselmatig aan alle menselijke en wereldse maatstaven, dat zij van een man met gezond verstand en een natuurlijk gevoel voor de werkelijkheden dezer wereld geen begrip, instemming of overgave verwachten kan en mag. Vandaar dan ook dat in vrijwel alle scholen ter wereld met een ijver een betere zaak waardig over poëzie gesproken

[pagina 86]
[p. 86]

wordt op de enige wijze waarop men niet over poëzie behoort te spreken. De geschiedenis van de letterkunde werd aldus, in negen van de tien gevallen, de geschiedenis van een verschijnsel, dat zowel de leraren als de leerlingen volkomen vreemd blijft en voor de meeste hunner zelfs niet eens bestáát.

Kort voor de inval kwam mij toevalligerwijze een Nederlandse examenopgave onder de ogen. Men mag niet denken hier met een ongunstige uitzondering te doen te hebben. Integendeel: examenvragen, welke enig inzicht in de letterkunde verraden zijn zeldzaamheden, welke men niet hoog genoeg waarderen kan.

Ik geef nu het stuk in al zijn argeloosheid weer:

Lees onderstaand sonnet van Hélène Swarth aandachtig en beantwoord daarna de gestelde vragen.

Knoppenwoud
 
1.  'k Bleef, héél den dag, in 't blonde knoppenwoud,
 
2.  Om 't lentewonder, hoopvol te verbeiden,
 
3.  – O heilig uur na 't lange voorbereiden!
 
4.  O de eerste boom die blaadren openvouwt!
 
5.  Maar hoe de gouden zonnestralen vleiden,
 
6.  Geen knop sprong open aan 't belovend hout,
 
7.  Gesloten hand, die bang gevangen houdt
 
8.  De gave Gods, verleend tot mild verblijden.
 
 
 
9.  Teleurgesteld, vol droeve ontwijdingsschroom,
 
10.  Van 't onbeloonde beiden moe en loom,
 
11.  Zocht ik mijn kluis, omneveld al door avend,
 
 
 
12.  Toen, half in sluimer, hoorde ik, als in droom,
 
13.  De lenteregen nedersuizen, lavend,
 
14.  En openkussen 't loof van elken boom.

1.

(a)Wat wordt bedoeld met: ‘'t blonde knoppenwoud’? (regel 1)
(b)Wat is ‘'t lentewonder’? (regel 2)
(c)Wat wordt bedoeld met ‘heilig uur’ en ‘'t lange voorbereiden’? (regel 3)
[pagina 87]
[p. 87]

2.

(a)Waarom spreekt de dichteres van het ‘vleien’ der gouden zonnestralen? (regel 5)
(b)Wat is ‘belovend hout’? (regel 6)
(c)Waarbij behoort ‘gesloten hand’? (regel 7)
(d)Wat wordt bedoeld met ‘de gave Gods’? (regel 8)

3. Verklaar ‘droeve ontwijdingsschroom’ (regel 9)

4. De inhoud van de regels 12, 13 en 14 schenkt een blijde voldoening (Aan wie?, vraag van J. G.).... Maak dat duidelijk.

 

Tegenover dit grootse gedenkteken van menselijke domheid staande, past een eerbiedig zwijgen. Ik weet waarlijk niet wát te zeggen. Om te beginnen worden wij gedrukt door de vraag, waarom de duistere men die examenvragen uitdenkt en opstelt, nu juist déze rijmproeve gekozen heeft. De Nederlandse letterkunde was te allen tijde rijk aan edel en innig lierdicht. Na tachtig werd de keuze uit het goede zeer gemakkelijk en zelfs wie zich tot het levenswerk van Hélène Swarth bepaalt, kan zonder lang zoeken, een beter staal dan juist dit ontdekken. Vervolgens worden wij ontmoedigd door de dwaze willekeur van de vragen. Waarom wilde de verborgen geleerde niet weten wat nu eigenlijk bedoeld wordt met ‘het hoopvol verbeiden’, toch waarlijk niet minder belangrijk dan ‘het lange voorbereiden’? Waarom ging zijn nieuwsgierigheid in het bijzonder uit naar de ‘droeve ontwijdingsschroom’? Ik zou liever wensen te vernemen, welke diepe zin besloten is in: ‘Van 't onbeloonde beiden moe en loom’. En ligt er in dat ‘openkussen’ niet een voetangeltje verscholen?

Alle spot terzijde. Een kandidaat kan al deze vragen bevredigend beantwoorden, zodat hem een fraai cijfer te beurt valt, zonder iets, het kleinste ietsiepietsie, het geringste stofje van het aangeboden gedicht te begrijpen, te ondergaan, te vermoeden. Wanneer hij er in slaagt een omschrijving te geven, welke met het oog op de gestelde vragen voldoende geacht moet

[pagina 88]
[p. 88]

worden, bewijst dit, door de eigenwijze zinneloosheid der opgave niets anders dan dat hij van dichtkunst in het algemeen niets begrijpt. Begrijpt hij wel iets van dichtkunst, dan ben ik er zeker van dat zijn beantwoording afgewezen zou worden. Moest ik, in de plaats van het slachtoffer, duidelijk en onomwonden mijn mening over deze vragen en de stellers er van uitspreken, dan zou ik van het verdere examen uitgesloten worden en een nul op mijn lijst ontvangen.

Het ergste is, dat men, door poëzie een dusdanige behandeling te doen ondergaan, iedere mogelijkheid tot overgave en zelfs maar tot belangstelling bij voorbaat uitsluit. Zij die men dwingt zich op deze wijze voor te bereiden, worden daardoor tot hardnekkige tegenstanders van de muzen. De afstand tussen de lezers en de dichtkunst wordt aldus door het onderwijs stelselmatig verbreed, want het hier gegeven voorbeeld is, helaas, geen uitzondering.

Iemand werpt mij tegen: het is den vragensteller niet om blijken van poëtisch inzicht, doch om de woordenkennis van de gegadigden te doen. Ik antwoord daarop: het is ongepast daarvoor een gedicht te misbruiken. Men kan veel beter een stukje samenflansen, waarin met het oog op het onderzoek alle moeilijkheden kunstmatig samengebracht zijn.

Neen, neen: wanneer er zoveel lieden afkerig zijn van hun dichters of, ondanks hun goede wil, vreemd staan tegenover de dichtkunst, dan is dat voor het overgrote deel de schuld van een bekrompen en geestloos onderwijs dat zijn hoogtepunt bereikt in een examenopgave als die waarover ik u hier, met afschuw spreek.

Ik ga uit van de stelling, dat poëzie ontoegankelijk is voor de rede. Hieruit volgt dat alle poëzie onbegrijpelijk en onverklaarbaar is, in redelijke zin. En ik voeg er aan toe, dat juist in die onbegrijpelijkheid een wezenlijk deel van haar wezen en de kracht van haar werking schuilt. Gesteld dat er een poëzie denkbaar zou zijn zonder het element wonder, zo zou die daardoor alle bekoring missen. Wanneer een boze fee, om mij te

[pagina 89]
[p. 89]

straffen voor mijn gebrek aan eerbied voor de werkelijkheid, mij, mét het vermogen, ook de verplichting oplegde, ieder gedicht tot in zijn verborgenste bedoeling en bestemming te doorgronden, ik zou geen bundel meer ter hand nemen. Ik geloof niet dat ik in dat opzicht veel van mijn medemensen verschil. Wie ter wereld wordt geboeid door opgeloste vraagstukken, wie blijft zich ophouden bij bereikte doelen, wie weet, wanneer hij op weg gaat, nauwkeurig al wat hem wacht? En, om nog een voorbeeld uit het dagelijks leven te nemen, wie gelooft dat liefde en vriendschap zouden kunnen ontstaan of voortleven, zo wij in staat waren enig mens volkomen te doorzien en te kennen?

Deze verslingerdheid aan het onopgeloste en onoplosbare, sluit echter het gebruik van de rede, ook waar het poëzie betreft, niet gehéél uit. Men moet er zich alleen immer bewust van blijven, dat er grenzen getrokken werden, welke de rede nooit overschrijden kan. Ieder gedicht die naam waardig, omsluit dus eeuwig gescheiden, twee gebieden, dat van het kenbare en van het onkenbare, en gelijkt dus hierin zijn maker, den mens, die ook immer dezelfde onoplosbare tegenstelling in zich besloten houdt. Wie zich laat verleiden om het kenbare in een gedicht te omschrijven, mag daar pas toe overgaan, als hij het feit van de onkenbaarheid en de betekenis van het onkenbare onherroepelijk heeft vastgesteld. Als men zich om te beginnen met zijn uitleggingen en verklaringen tot het kenbare beperkt, moet men er zich voorts rekenschap van geven, dat het onkenbare zich niet slechts achter, doch ook in het kenbare openbaart, zodat het kenbare een tweetal werkingen uitoefent, een dubbelleven voert: het bestaat om der wille van zichzelf én om der wille van het onkenbare. Dus ook in het alleronmiddellijkst gedicht leeft tezelfdertijd waarheid en wat men leugen zou kunnen noemen: het is èn het verbeeldt. Men ontkomt over poëzie sprekende, nooit aan het geheim. En de wijze van omschrijving en aanduiding, gelijk die bij het onderwijs in Nederland (en waarschijnlijk wel

[pagina 90]
[p. 90]

overal) in gebruik is, deugt niet al ware het alleen, omdat daarbij geen rekening met dat onontkoombare geheim gehouden wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken