Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nachtschade (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nachtschade
Afbeelding van NachtschadeToon afbeelding van titelpagina van Nachtschade

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (8.34 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Editeur

G.W. Huygens



Genre

proza

Subgenre

aforismen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nachtschade

(1958)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

7.
Over literatuur

Letterkunde is altijd roddelen, openhartig of in bedekte termen. Over onszelf: lierdicht; over anderen: epiek.

 

Zij die alleen van hedendaagse letterkunde houden, houden niet van letterkunde. Zij die hedendaagse a priori afwijzen ook niet.

 

Wie verbijsterende, onverwachte, nieuwe waarheden wil openbaren, kieze daarvoor een klassieke vorm. Wie banaliteiten en domheden wil slijten, geve haar het kleed van nieuwlichterige buitenissigheden.

 

De neorealisten, die van ieder erotisch wissewasje een wereldgebeurtenis en tien bladzijden druks maken, doe mij immer denken aan het oude vrouwtje dat na zestig jaren een jeugdzonde biechtte: omdat zij er zo graag nog eens over praatte.

 

De letterkunde van de dag (waar ik noodgedwongen kennis van neem) overtuigt mij steeds dringender van de zegeningen die met het analfabetisme gepaard gaan.

 

Men gebruikt in een werk van letterkunde altijd enige woorden te veel, nooit te weinig.

 

De beste wijze om te leven is altijd de meest omslachtige, om te schrijven de allereenvoudigste.

 

Hij is de beste schrijver die in twaalf woorden volledig kan zeggen, waar zijn buurman er dertien voor nodig heeft en onvolledig blijft.

 

De schrijfkunst bestaat voor de schrijver hierin dat hij van Jan-en-allemans woorden zijn woorden maakt.

 

Ook de beste vertaling lijkt vlakker dan de oorspronkelijke

[pagina 72]
[p. 72]

tekst, omdat het reliëf verloren gaat als men aan de woorden hun geheim en dus hun schaduw ontneemt.

 

Wanneer ik een slecht redenaar aanhoor, rest mij de hoop, dat hij zich schriftelijk beter kan uitdrukken; hoor ik iemand, die mij àl te welsprekend is, dan weet ik zeker dat hij niet schrijven kan.

 

Er zijn mensen die leven en daarna schrijven, dat zijn de beunhazen. Er zijn mensen die alleen leven àls zij schrijven, dat zijn de schrijvers.

 

Een bladzijde proza is goed, wanneer men, deze tegen het licht houdende, er het watermerk van de schrijver duidelijk door ziet schijnen.

 

Het maakt mij doodzenuwachtig, wanneer op straat iemand op mijn hielen loopt. Ook in de literatuur.

 

Het was onvermijdelijk dat een burgerlijk stel als Adam en Eva vroeger of later uit het paradijs verwijderd moest worden. Doch daarmede is het paradijs niet verdwenen. Het werd van tijd en plaats bevrijd en is overal en altijd daar waar een schrijver zich met liefde en overgave aan het schrijven wijdt.

 

Het is aangenaam de letterkunde lief te hebben en te beoefenen als een geheime zonde; iets waar men zo onmenselijk aan verslaafd is dat het onkies en onkuis is erover te praten.

 

Is U een schrijver? Neen, heus niet. Ik ben een kleine rentenier, die weleens uit tijdverdrijf of als bijverdienste iets aan de dagbladpers toevertrouwt.

 

Waarom ik geen lid ben van enig genootschap of letterkundige vereniging? Omdat naar mijn opvatting letterkunde alleen verenigbaar is met eenzaamheid.

 

Een roman is niet burgerlijk omdat de personen burgerlijk zijn, maar omdat de schrijver burgerlijk is.

[pagina 73]
[p. 73]

Slechte romanciers beschrijven toestanden en landschappen, goede roepen deze op.

 

Ik ken geen vervelende onderwerpen, alleen vervelende schrijvers. En die in groten getale.

 

Schrijven is zelfbevestiging, lezen zelfverloochening.

 

De schrijver kan een vriend voor de lezer zijn. De lezer blijft altijd een gevaarlijke vijand voor de schrijver.

 

Om succes te hebben moet men de lezers geven wat zij verwachten. Een kunstenaar geeft altijd wat men niet kan verwachten, omdat men niet vermoedt dat het bestaan kan.

 

De lezer heeft, als klant, altijd gelijk. Maar de schrijver, die geen koopman is, moet het hem nooit geven.

 

Lezen verrijkt de rijken, verarmt de armen.

 

Men kan een slechte rijder zijn rijbewijs, helaas een averechtse lezer zijn leesbewijs niet ontnemen.

 

Wanneer men er per ongeluk even aan denkt voor wíe men schrijft, legt men onmiddellijk ontmoedigd de pen neder.

 

Als honderd lieden zich een bundel gedichten aanschaffen, zouden, als zij tot eerlijkheid tegenover zichzelf in staat waren, vijf en negentig daarvan zich bekocht verklaren.

 

Moordenaars die te laf zijn om te moorden, lezen moordverhalen, mannen die te kort schieten zoeken een vergoeding in pornografie.

 

Naarmate meer mensen leren lezen en schrijven, neemt het aantal van hen die goed lezen en schrijven af.

 

Lezen moet zijn de prikkeling tot beeldvorming. Men moet niet van het beeld, de afbeelding, uitgaan; maar tot het beeld, het verbeelde, komen.

[pagina 74]
[p. 74]

Leren lezen behoort te zijn: leren zíen. Ik bedoel het ware zien, het zien van wat niet stoffelijk aanwezig is.

 

De fraaiste toneelvoorstelling blijft oneindig ver achter, en dat in ieder opzicht, bij mijn verbeelding gedurende het lezen der teksten. Tussen droom en verwezenlijking gaat het wezenlijke verloren. Speelstukken zijn stukken die niets te verliezen hebben.

 

Een boek dat ons bij eerste lezing al zijn geheimen prijsgeeft, is als een koffiehuiskameraad die ons na het eerste glas al zijn hartsgeheimen toevertrouwt.

 

Een boekerij zonder orde is nooit meer dan een stortplaats van oud papier.

 

Zij die een nuttig gebruik van hun bibliotheek maken, zijn met het boek getrouwd. De ware minnaars gebruiken het alleen voor hun plezier.

 

Zij die boeken verbranden waren blijkbaar te allen tijde te dom om in te zien, dat er geen hogere hulde aan het boek denkbaar is.

 

Het leven is groter dan het boek, zegt men mij. Ik geloof het graag. Maar het overschot is afval.

 

Een goed boek moet ons niets geven, doch iets afnemen: een van onze zekerheden.

 

Een goed boek is glashard, een slecht poreus als een spons.

 

Zodra ik een uitgever in geestdrift zie ontsteken, weet ik dat hij een slecht boek in voorbereiding heeft.

 

Het kwaad dat de uitgever sticht, sticht hij niet door iets goeds te weigeren, maar door iets slechts aan te nemen.

 

De vriendschap van de uitgever voor zijn schrijver is die van de welige klimop voor de eik waar hij op tiert.

[pagina 75]
[p. 75]

De uitgever kan op twee wijzen kwaad doen: door af te wij zen en door aan te nemen. Gewoonlijk beoefent hij ze gelijktijdig.

 

De uitgever is de enige koopman die rijker wordt naarmate hij minder verstand heeft van de goederen welke hij verhandelt.

 

Men kan geen twee meesters dienen en zeker nooit een uitgever en de Muze.

 

De schrijvers zouden gaarne de medewerkers van hun uitgevers zijn, doch deze wensen slechts medeplichtigen.

 

Kunsthandel en uitgeverij zijn en blijven godslasterlijke bedrijven. De sjacheraars zijn, nadat ze uit de Tempel verdreven werden, door zij- en achterdeurtjes toch weer binnen gedrongen.

 

De drukker is het die de navelstreng doorsnijdt tussen de schrijver en zijn werk.

 

De drukkunst is het enige doeltreffende middel om eerbied voor een tekst tot uiting te brengen. Wie slecht en slordig drukt beledigt de geest door minachting.

 

Het is de taak van de criticus de kunst te beschermen tegen de kunstenaars.

 

Alleen wie met een zonnige natuur en een kinderlijke onbevangenheid gezegend is, kan een goed criticus worden.

 

Alle kritiek is goddank nutteloos. De schrijvers zijn te eigenwijs, de lezers te dom om er hun voordeel mede te doen.

 

De oprechte criticus doodt altijd uit noodweer.

 

Iedere kritiek treft evenzeer de criticus als de gekritiseerde.

 

Wie niet tot kritiek in staat is, moet zich met achterklap tevreden stellen.

[pagina 76]
[p. 76]

Hij die het goed meent met de letterkunde èn met het lezersvolk spant zich niet in om hen bij elkaar te brengen, doch om hen uit elkaar te houden. De liefde meet men aan de weerstand die zij in staat is te overwinnen.

 

Het schrijven van een autobiografie is de laatste, wanhopige en toch altijd weer vergeefse poging om zichzelf te leren kennen.

 

Schrijven is de enige bezigheid die moeilijker wordt, naarmate men meer ervaring verwerft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken