Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pestenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (15.66 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

verzameld werk
polemiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

9

Wanneer jongelieden mij bezoeken, hetgeen ik immer op prijs stel, te meer waar ik wat afgezonderd leef, zal ik nooit nalaten hen te ondervragen over de boeken, welke in hun kring opgeld doen, de schrijvers, waar hun vrienden met genegenheid en waardering van gewagen. Het is, in het algemeen gesproken en voor ons

[pagina 66]
[p. 66]

schrijvers in het bijzonder, van oneindig groter belang de verlangens der jeugd te vermoeden, dan die van de grijsaards voor zoverre die nog tot enige vorm van verlangen in staat zijn.

Jacob-Israël de Haan placht te zeggen. ‘De jeugd heeft altijd gelijk’, als ik zoëven al aanhaalde, en zoals het gewoonlijk met eenvoudige waarheden gaat, ook deze werd verkeerd uitgelegd. De dichter wilde daar niet mee beweren dat jonge mensen zich nimmer zouden kunnen vergissen. Integendeel. Maar ook in hun vergissingen hebben zij gelijk. Hetgeen betekent, dat het blote feit van jong te zijn, alle verschillen tussen gelijk en ongelijk opheft en alle bewijsgronden voor en tegen overstemt.

Wat hebben links en rechts, rijk en arm, mooi en lelijk voor waarde, tegenover de schallende zekerheid aan het begin te staan en over de nog ongerepte staat van zijn mogelijkheden te beschikken.

De jeugd boeit mij, niet alleen omdat de mijne reeds lang achter me ligt, maar voornamelijk omdat die mislukt is door een al te innige samenwerking van mijn fouten met de omstandigheden. Dat heeft mij veel verdriet bezorgd, maar nu zie ik er de goede kant van in. Hij, die zonder al te groot leedwezen aan zijn aanvang kan terugdenken, blijft gespaard voor de afgunst van de man op de knaap die hij geweest is en kan zich, doordat hij niet sterk aan zijn verleden gebonden blijft, een stille toekomst voorbereiden. Allen, die een bedorven jeugd gehad hebben, worden schadeloos gesteld door de kans opgewekte en zindelijke ouden-van-dagen te worden.

Met de verbazing en lichte vrees, welke het welbehagen aangenaam kruiden, sla ik het bedrijf van mijn zonen gade. Zo aandachtig, dat ik er mijn vaderlijke plichten gaarne door vergeet. Ik grijp ongaarne in dit proces in: een nachtvorst en een briesje kunnen in een tuin, die pas in bloei staat, onherstelbare schade aanrichten.

Wij zijn geen slachtoffers van die beeldspraak, hoor ik mij smalend tegenwerpen: deze romantische natuur-

[pagina 67]
[p. 67]

aanbidding, gelukkig alweer aardig uit de tijd, dient slechts om eigen lafheid en gebrek aan evenwicht te verbergen. Hoezeer van nature geneigd de fouten bij me zelf te zoeken, kom ik hier in opstand: nog nooit heb ik enig wezenlijke en duurzame opbrengst gezien van de dwang en de kunstmatig aangekweekte eerbied welke de grondslagen van het overwicht vormen. Om tot deze erkenning te komen behoeft men waarlijk geen verlate leerling van Jean-Jacques te zijn: alles wat naar ingeving zweemt komt mij verdacht voor en de driften dienen alleen maar om aan dwingelandij een schijn van grondslag te verlenen. De waarde van de mens wordt gemeten naar zijn redelijkheid, dus naar de mate, waarin hij zijn natuur beheerst, dus overwonnen heeft.

Natuurmensen zijn onmensen. Hetgeen nog geenszins inhoudt, dat redelijke lieden niet natuurlijk zouden zijn. Besnoeide, geleide, geschikte natuur is toch altijd nog natuur. En ik geloof nu, dat een ieder uit zijn leven de redenen voor zijn zelfbeperking moet putten. Men moet zich zelf vormen. De enige wijsheid, welke volkomen door ons wezen opgenomen wordt, is de wijsheid, door ons zelf ontdekt. En hoe moeilijker de voorbereiding, des te groter is de vreugde over die ontdekking. Wanneer men de jeugd zo volmaakt opvoedt, dat hem iedere misstap bespaard blijft, ontneemt men hem meteen de kans op een overwinning.

Ik had dus bezoek van een student, het was in 1936, en ik ondervroeg hem, naar mijn gewoonte, over zijn voorkeuren en die van zijn vrienden. Hij begon met de klacht, welke wij horen uit de mond van iedere begaafde jongen: de studentenmaatschappij wint het van onze samenleving nog in aanmatiging, bekrompenheid, genotzucht; in keiharde, oliedomme zekerheden, in gebrek aan belangstelling en eerbied voor geestelijke aangelegenheden. In de kringen der geringen volstaat men met drank en denderen, terwijl de besten opgaan in hun zeer beperkte studie. Er zijn er onder de dragers-der-toekomst maar heel weinig die

[pagina 68]
[p. 68]

zich bekommeren om de belangeloze verfraaiing van hun geest, de harmonische opbouw van hun persoonlijkheid, de liefderijke omgang met mensen en het zorgzame opkweken van de twijfel. En deze weinigen zijn dan nog voorbestemd verslagen te worden.

Wat leest ‘men’ voor zover men leest in je omgeving? - vroeg ik.

Slauerhoff, Slauerhoff en nog eens Slauerhoff, dàt is de man die ons direct aanspreekt en ons het meest te openbaren heeft. Marsman bewonderen we, maar hij is niet zo diep in ons eigen leven gedrongen als Slau; Ter Braak, Du Perron; en vroeger Helman, maar die verliest terrein.

En Vestdijk?

We zien heel goed hoe bovenmenselijk knap hij is en worden niet zelden door hem geboeid; maar van hem houden, zoals we van Slauerhoff houden, met een broederlijk gevoel: dàt niet. Er is ten slotte geen gemoedsruil tussen Vestdijk en ons. De verstandelijke waardering is zeer groot, maar daar blijft het dan ook bij.

- En de mannen van ‘middelbare leeftijd?’

- Bloem.

- Maar Holst dan? vroeg ik verbaasd en nu toch wel in mijn diepste gevoelens geschokt.

- Ja, die wordt over 't algemeen wel ‘verheven’ en ‘mooi’ gevonden, maar hij blijft buiten onze gevoelskring of misschien is 't beter te zeggen, dat wij zijn directe werkingssfeer geen ogenblik betreden. Met hart en ziel Holst lezen, naar hem luisteren als naar de stem van ons verborgen wezen, neen, dat is ons niet mogelijk.

- En als we dan nog verder in de tijd teruggaan? vroeg ik, niet zonder het antwoord te vrezen.

- Leopold, desnoods. Boutens is ons te klassiek....

- En daarvóór?

- De mannen van tachtig kunnen wij werkelijk niet meer genieten, niet meer lézen zelfs.

- Bezwaren?

- De bombast! Zij gebruiken voortdurend te veel en

[pagina 69]
[p. 69]

veel te mooie woorden. Ik heb al van mijn schooljaren nooit kunnen geloven aan hun oprechtheid, dus aan de waarheid en de noodzakelijkheid van wat ze verkondigen.

Door deze laatste uitspraak van mijn jeugdige bezoeker, die zeer bescheiden en zacht sprak, maar geen twijfel aan zijn bedoelingen liet, werd ik uit het veld geslagen.

Kloos, Verwey, Gorter, Thijm wèggevaagd! Kloos voor mij nog immer een der hoogtepunten van het Nederlands lierdicht; Verwey een meester, wiens rijkdom en betekenis nog nooit in hun ganse omvang gemeten zijn; Gorter, die mij in vervoering brengt, telkens wanneer ik zijn eerste verzen weer ter hand neem; Thijm....

Ja, met Thijm komen we aan het zwakke punt. Ik heb, aangelokt door de herdruk in de Salamander-reeks, gepoogd ‘Uit het Leven van Frank Rozelaar’, dat in mijn herinnering een mooi, geschakeerd boek was, te herlezen. Ik moet bekennen, dat mij het bezwaarlijk lukte: het is, naar kleur en snit te oordelen, wel zeer uit de mode en de aanstellerij, waar mijn gast zulk een overwegend bezwaar tegen opperde, is hier onmiskenbaar en overdadig aanwezig. De term ‘woordkunst’ heeft niet zonder geldige redenen, een ongunstige bijklank gekregen. Words, words! Autant en emporte le vent!

Misschien zit na een jaar of vijf-en-twintig de student van nu, als welwillende vijftiger, tegenover een student van dàn die hem duidelijk tracht te maken hoe Slauerhoff, Ter Braak, Du Perron totaal verouderde schrijvers zijn, die in geen enkel opzicht meer beantwoorden aan de zielsverlangens van hen, die pas tot het leven en de letterkunde ontwaakt zijn. Om nog te zwijgen van de tallozen als ondergetekende, die dan al vele jaren vergeten en vergeven zullen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken