Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pestenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (15.66 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

verzameld werk
polemiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

13

Het proces tegen een weekblad, De Zwarte Kat genaamd, dat, als men de magistratuur geloven mag, een verderfelijke invloed op de jongelingschap uitoefent, heeft ons een vermakelijk tussenspel doen genieten.

Beklaagde's advocaat, die blijkbaar een grote broer nodig had, heeft niets beters weten te vinden dan om de oude heer Borel van Het Vaderland er bij te halen. Die, het zijn mijn woorden niet, gelukkig!, beschouwd moet worden als de ware kenner op het gebied der vuilbekkerij en vuilschrijverij. Allerliefst, niet waar? Mij doet het onweerstaanbaar denken aan de boer uit

[pagina 77]
[p. 77]

Périgord, die er met een zwijn aan de lijn op uit trekt om truffels te zoeken. Waarom, weet ik natuurlijk niet. Een advocaat uit Zuidholland heeft niets van een boer uit Périgord en de truffel is veel te smakelijk om met het weekblad De Zwarte Kat vergeleken te worden. Maar men heeft nu eenmaal soms van die vreemde, onverklaarbare verbindingen van gedachten en beelden.

Overigens verkiest de oude heer Borel van Het Vaderland, De Zwarte Kat, boven De Zondaar van Alie Smeding en Jij en ik van Mevrouw Edith Werkendam. Alleen op het gebied, waarop de oude heer Borel specialist is. De letterkundige waarde van al deze geschriften blijft buiten bespreking.

Het werkje van Mevrouw Werkendam heb ik niet gelezen en zal ik niet lezen. Maar De Zondaar ken ik. Het is een stom-vervelende, gerekte zedekundige verhandeling; een roman (als roman mislukt) met een zedelijke strekking, welke er duimen dik opligt. Om die strekking duidelijk te doen uitkomen, geeft de schrijfster enige voorbeelden van wat er gebeurt voor verschrikkelijks wanneer men afwijkt van het rechte pad der deugd. En het spreekt vanzelf dat deze voorbeelden onstichtelijk zijn, onstichtelijk moeten zijn, om het bedoelde effect te kunnen bereiken.

Wie De Zondaar pornografie noemt is, ter keuze: óf zeer dom, óf te kwader trouw, óf een grijsaard met de geestesgesteldheid van een schooljongen die vieze woorden in zijn woordenboek opslaat. Hij heeft nooit een ‘echt’ pornografisch werkje ter hand genomen!

Er zijn mensen die bezwaar hebben tegen een krachtig en rond uitgesproken mening. En het is inderdaad niet netjes om nauwkeurig te zeggen wat men denkt. Ik voor mij heb echter nog méér bezwaar tegen lasteraars, die het doen voorkomen dat het een schrijfster om vuilschrijven te doen is, terwijl dat niet waar is, terwijl ieder eerlijk en verstandig mens weten kan, wanneer hij onbevangen leest, dat de bedoelingen van die schrijfster, integendeel, pijnlijk zedelijk zijn.

[pagina 78]
[p. 78]

Het is niet mijn wens om De Zondaar als kunstwerk te verdedigen. Het is onverdedigbaar. Het enige wat ik beweer is, dat het boek met pornografie, goddank voor de pornografie!, niets, maar dan ook helemaal niets, te maken heeft. Wie zo volkomen onmachtig is om uit een geschrift op te maken, wàt de schrijver gewild heeft, lijkt mij niet de aangewezen man om als kriticus zedelijke en aesthetische leiding te geven. En leiding geven is, naar het mij toeschijnt, nu juist de lieve kunst der vaderlandse kriticussen.

En wie een ernstig schrijver noemt in een verband, als door de oude heer Borel hier geschied is, mag misschien in het woord ‘oud’ een verzachtende omstandigheid vinden, maar mag verder in geen geval enige aanspraak meer doen gelden op de aanduiding ‘heer’.

Mr. J. Donner heeft, naar de wensen van Borel, een circulaire opgesteld, waarin hij voorschriften geeft voor de strijd tegen de pornografie. Tevens is bij ministeriële beschikking van 19 November een commissie van deskundigen op dit gebied ingesteld, welke tot taak krijgt om de overheden van raad te dienen. Wanneer ik dit nuchtere bericht lees, dan dringen zich plotseling tal van vragen aan mij op, en begin ik ook te vrezen dat dit alles een bron van eindeloos misverstand gaat worden.

Wat is pornografie?

Waar houdt de kunst op en begint de pornografie? Daar zit de kneep! Het door Mr. Donner aangevoerde vraagstuk staat in onmiddellijk en nauw verband met vele andere wezenlijke vraagstukken der kunst. Het zou dus logisch, rechtvaardig en nuttig geweest zijn indien in de commissie-van-advies enige kunstenaars benoemd waren. Maar dit heeft men angstvallig vermeden, omdat men natuurlijk in de omgeving waarin Mr. J. Donner werkt, doodsbenauwd is voor de terzakekundigheid en de vrije geest der kunstenaars. Veel liever liet men de beoordeling van deze met de kunst verbonden verschijnselen over aan rechtsgeleerden en schoolmeesters van verschillende graden.

[pagina 79]
[p. 79]

Hola.... er is een ‘letterkundige’ in de commissie. Dat is waar ook! Een der sieraden onzer letterkunde, een onzer edelste grootmeesters: de heer D. Wouters uit Zeist. Schilders kwamen vooral niet in aanmerking, omdat die allemaal, zonder uitzondering, weleens een ontklede dame nagetekend hebben, en dus niet onpartijdig meer kunnen zijn. Wèg met de schilders, de vuilbaarden! De heer D. Wouters, prozaïst uit Zeist, met zijn medeleden, moet dus uitmaken wat pornografie en wat kunst is. Ik ken de heer D. Wouters uit Zeist niet, maar ik vrees, dat hij nooit de ‘pornografische’ literatuur grondig bestudeerd heeft. Ik ‘vrees’ is eigenlijk het goede woord niet. Ik zou moeten zeggen ik ‘hoop’ ik hoop het voor hemzelf en de zijnen. En zijn openbare persoonlijkheid geeft ook geen waarborgen voor zijn inzichten in kunst. Ik heb zo'n vermoeden dat de hele commissie en bloc niet weet wat pornografie is, noch ooit echte doorgewinterde pornografie gelezen heeft en dat de commissie, met uitzondering van prof. Hudig, geen flauwe notie van kunst bezit.

Ik zou de heren wel eens willen onderwijzen.

Erotische houtsneden der Japanse grootmeesters, etsen van Rops, litho's van Vertès.... kunst óf....?

Erotische sonnetten van Malherbe, manteltexten van Verlaine, van Pierre Louys.... kunst óf....?

Is Si le grain ne meurt (Gide) of Le Dieu des Corps (Romains), hoge letterkunde of prikkelleesstof?

En de volkshandboekjes van Dr. Van de Velde, hoe staat het daarmede?

En dan al die naaktheden van al die moderne schilders, die er geen doekjes om winden of voor hangen.... Hier raken wij al dadelijk aan het netelige vraagstuk der beharing. En ik zou willen vragen: hoe staat de commissie tegenover de natuurlijke stoffering van de mens? Zo kunnen wij wel doorgaan met vragen. Het zou een belachelijke geschiedenis zijn, indien het per slot van rekening niet weer een verkapte aanval op de vrije uiting was.

Dat men zwijnderij verbiedt kan met enige goede wil

[pagina 80]
[p. 80]

verdedigd worden. De echte, goede, gewaarborgde pornografie, van Wenen en Boedapest, is zo kostbaar dat zij niet in handen van het grote publiek en niet in handen van de commissie komt, en maar heel, héél zelden, bij toeval, in handen van de politie. Dit genre treft men hier niet. Tegen vieze briefkaarten, boekjes, blaadjes en ander fraais is men altijd met beperkte uitslag tekeer gegaan. Daar zijn tot nu toe geen commissies bij nodig geweest en zijn ook in den vervolge geen commissies bij nodig.

Wij hebben hier duidelijk en onmiskenbaar te doen met een aanslag op de kunst, altijd een doorn in het oog van Mr. J. Donner's partijgenoten. Hoe dit alles ook zij: in ieder geval is de samenstelling der commissie onjuist. De bekwaamheden en bevoegdheden der commissieleden, die niemand in twijfel zal durven trekken, liggen elders dan op de aan elkaar grenzende gebieden van kunst en pornografie.

Kunstenaars behoren te beoordelen of werken wel of niet tot de kunst behoren. Zij zijn de enigen die het kunnen. Zij zijn de enigen die er direct belang bij hebben om juiste, rechtschapen onderscheiding te maken; om te verdedigen en te verwerpen.

Mr. J. Donner, die de kunst uitleverde aan een stel ambtenaren en de literator D. Wouters uit Zeist, die de mogelijkheid schiep dat door een onbevoegde commissie een dwingend oordeel over kunstwerken kan worden uitgesproken, heeft een daad gedaan, welke zo duidelijk mogelijk tegen het geestelijk leven in Nederland en tegen onze vrijheden gericht is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken