Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pestenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

Scans (15.66 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

verzameld werk
polemiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Zwanen pesten

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

14

Naar aanleiding van mijn opmerkingen over de pornografische commissie van Mr. J. Donner, publiceert de heer Hub. Cuypers Jr. in De Groene van 27 December 1930 enige opmerkingen, welke, op zich zelf belangrijk als uiting van een merkwaardige geestesgesteldheid, niets te maken hebben met mijn artikeltje. Dit schrijvende aanvaardde ik, om de zaak niet nodeloos inge-

[pagina 81]
[p. 81]

wikkeld te maken, in beginsel èn de pornografiebestrijding èn de commissie, en sprak ik alleen de mening uit dat in die commissie de kunstenaars als onmiddellijke ‘belanghebbenden’ vertegenwoordigd hadden moeten zijn.

De heer Cuypers voert mij op een gans ander terrein en dwingt mij te verklaren, dat ik, inderdaad, gans afgescheiden van deze practische vraagstukken, niets, niets, helemaal niets voel voor pornografie-bestrijding en dat, inderdaad het stelsel van ietwat kinderlijke vooroordelen, door hem ‘moraal’ betiteld en onder die naam verheerlijkt, mij een van de schrikkelijkste plagen der mensheid toeschijnt.

Ik vraag mij af: welk redelijk bezwaar bestaat er tegen de pornografie? Zelf al is die ontdaan van iedere zweem van kunstwaarde. Wat voor redelijk bezwaar bestaat er tegen, dat volwassen mensen, zo zij daarin behagen scheppen, plaatjes kijken, waarop erotische feestelijkheden op een aantrekkelijke en boeiende wijze zijn voorgesteld; dat zij boeken lezen waarin tot in belangwekkende bijzonderheden de genoegens welke de natuur ons schenkt worden beschreven en gevierd? Ik ken tal van voortreffelijke mensen, bekwaam, eerlijk, oprecht, die dol zijn op zulke ‘zinneprikkelende’ plaatwerken. Het woord zinneprikkelend, heeft een ongunstige betekenis gekregen in deze platte huichelaars-samenleving. Alsof we rokend, borrelend, rijsttafelend, badend, onze zinnen niet zouden prikkelen! Waarom zegt men niet ronduit: ‘ik wens mijn zinnen te laten prikkelen, daar zijn ze voor; ze geven ons soms last en zorg genoeg, laten wij er ook, zo nu en dan, eens plezier van hebben’.

Waarom laten de vrije, gezonde, zinnelijke mensen zich toch altijd in een hoekje drukken door de zedemeesters? Wanneer mijn buurman, om de een of andere geheimzinnige, hem alleen geopenbaarde reden, afstand wil doen van een aantal vermakelijkheden der aarde, dan is dat zijn zaak en niemand zal hem deswegen mogen minachten of misprijzen. Maar wanneer de asce-

[pagina 82]
[p. 82]

tische buurman zich ver boven mij verheven gaat wanen en begint te menen dat zijn buitenissigheden wet voor mij behoren te worden, dan zeg ik: ‘hola, mijn waarde, laten wij de afstanden bewaren!’ Wanneer iemand bezwaar tegen opwekkende leesstof, tegen levenslustige prentverbeeldingen heeft, dan moet hij zijn ogen daarvoor sluiten en daarmee basta. Maar, helaas, is het daarmede nooit gedaan; hij begint onmiddellijk te verkondigen dat zijn oogsluiting verheven is, dat de niet-oogsluiters schandelijke vuilbaarden zijn en dat het oogsluiten bij de wet voorgeschreven moet worden.

De fout ligt tenslotte bij de vuilbaarden. Wanneer die niet zo geniepig en baatzuchtig in hun hoekje genoten, bang voor de blikken der gesnedenen, wanneer die zeiden met verheffing van stem: ‘ja zeker, wij zijn vuilbaarden, wij houden van een zinrijke voorstelling, van een smakelijk verhaal, wij voelen voor een verregaande grap, en wij zijn daar niet meer, maar ook niet minder om’; - wanneer de duizenden en duizenden liefhebbers van peper, mosterd en kerry hun voorliefden ronduit, zonder schaamte bekenden, dan zou men ten minste zien, dat de zedemeesters niet alléén op de wereld recht van spreken hebben.

Men komt natuurlijk dadelijk met de jeugd op de proppen. Maar wij zetten toch ook de geneverfles niet op de kinderkamer. Men heeft te zorgen dat de kinderen evenmin de sleutel van de boekenkast als de sleutel van de wijnkelder in hun tedere knuistjes krijgen.

En voor het overige behoort er, tegen de zenuwachtige bedrijvigheid van Donners, Cuypers e.a., iets gedaan te worden, ter bescherming van de Liefhebbers. Een ‘Vereniging ter Verspreiding der Pornografie in en buiten het Huwelijk’, zou goede diensten kunnen bewijzen. Maar wat wij, in elk geval, nodig hebben, mannen en vrouwen, die zich niet beduusd laten maken door de ‘Niet-Liefhebbers’ en hun handlangers in de pers en met overtuiging durven roepen: ‘leve de pornografie mèt en zonder kunst!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken