Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
Afbeelding van Het Nederlandse lied in de Gouden EeuwToon afbeelding van titelpagina van Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

Scans (22.45 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw

(1991)–Louis Peter Grijp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bijzondere combinaties van ontleningen

Het hiërarchische ontleningsmodel laat slechts drie combinaties toe van de verschillende ontleningsniveaus: M, MF en MFL. Er zijn echter ook andere combinaties mogelijk, met name ML en FL.

De combinatie ML houdt in dat een lied wel muzikaal en literair aan een model ontleent, maar niet formeel. Als illustratie dient een lied van Karel van Mander uit Den nieuwen lusthof (1607):

Na de wijse: Vluchtighe Nimph.
 
Minne God dom eerghierigh’ wicht
 
Dwinght ghy met u vyerigh’ schicht
 
Phoebi sinnen’ tot het minnen?
 
Hoe sal u den crancken’ mensch
 
Dienen dan niet na danck’ end'wensch.
 
 
 
t'Lijckt wel of brant geen brandt’ en blust
 
Als t'oogh nut moet vanden lust
 
Dienaer wesen’ want of desen
 
Godt niet dan een slaef en’ waer
 
Saghmen hem Daphne draven’ naerGa naar eind67.
[pagina 63]
[p. 63]

Cupido heeft met zijn vurige schicht Apollo in vuur en vlam gezet voor Daphne. Dan volgt Apollo's achtervolging van zijn geliefde, die ontsnapt door in een olijfboom te veranderen (strofe 7):

 
Tempe du schoon landouw' en’ dal
 
Langhe men onthouwen’ sal
 
Hoe dat Daphne’ als haar grafste
 
U int vluchten bald’ verkoos
 
Doe sy lijf end' ghestalt’ verloos.

Van Mander noemt in zijn wijsaanduiding een bekend lied van Hooft:

 
Vluchtige nimph waer heen soo snel?
 
Galathea wacht u wel,
 
Dat u vlechten, niet en hechten,
 
Met haer opgesnoerde goudt
 
Onder de tacken van dit hout.

Galathea's situatie bij Hooft is dezelfde als die van Daphne bij Van Mander: beiden worden achtervolgd door een opdringerige minnaar. Er is daardoor sprake van literaire ontlening. Formeel is er echter een verschil: Van Mander gebruikt stelselmatig dubbelrijmen (eergierig’ wicht, vierig’ schicht enz.). De dichter, die een voorliefde had voor kunstige rijmschema's, heeft dus niet Hoofts strofevorm letterlijk overgenomen. Op zichzelf is het aanbrengen van een dubbelrijm een subtiele variatie maar de consequentie waarmee Van Mander het doet, is opvallend genoeg om van een ‘andere strofevorm’ te kunnen spreken. Dan is er dus sprake van irreguliere contrafactuur, ofwel - gezien vanuit de totale ontleningsrelatie - een geval van ‘geen formele ontlening’. Muzikaal is er natuurlijk wel sprake van ontlening, zodat we Van Manders lied inderdaad als een voorbeeld van de ontleningscombinatie ML kunnen beschouwen.

Contrafacten met een andere bijzondere combinatie, FL, hebben de eigenaardigheid dat er geen muzikale ontlening plaatsheeft. Dat lijkt strijdig met de definitie van het contrafact. Laten we echter eens kijken naar een lied van de Duitse dichter Robert Roberthin, gepubliceerd in de Arien van de componist Heinrich Albert (1640):

Rede einer verstorbenen Jungfrau aus dem Grabe.
 
Wie lieg ich hie! wie muss ich starren,
 
Ohn Leben, ohn Verstand, ohn Sinn!
 
Ach dass doch, die der Welt nachnarren,
 
Jetzt lernten, was ich nunmehr bin!
 
Die, so nur hie in eiteln Lüsten
 
Ihr wüstes Leben mehr verwüstenGa naar eind68.

Het is blijkens het onderschrift ‘Aus dem Holländischen’ een bewerking van een Nederlands lied. De originele tekst vindt men onder meer in het Haerlems oudt liedtboeck (ca 1640):

[pagina 64]
[p. 64]
Een Klaegh-Liedeken
Stemme: Hoe is den Mensch helaes verbolgen
 
Hoe legh ick hier in dees ellende,
 
Van mijn vijf sinnen gants berooft,
 
Komt siet my aen ghy aerdtsche bende
 
Die van de Wereldt wordt verdooft,
 
Ghy die altijdt in ydel saecken
 
Soeckt uwen gheest soo te vermaeckenGa naar eind69.

De melodie hiervan is bekendGa naar eind70, maar verschilt van die bij Albert (vb. 8a en 8b). De Duitse componist heeft blijkbaar nieuwe muziek bij Roberthins vertaling geschreven. Ten opzichte van het Nederlandse lied, een gewoon contrafact op een bestaande melodie, is bij het ontstaan van het Duitse lied de omgekeerde weg bewandeld: eerst werden de woorden geschreven, toen de noten. Dit heeft geleid tot een melodie die het affect van de woorden sterk benadrukt. Volgens algemeen Duits gebruik heeft Albert een continuostem toegevoegd.



illustratie
Voorbeeld 8a: ‘Een Klaegh-Liedeken’ (anoniem, uit het Haerlems oudt liedtboeck). Wijsaanduiding: Hoe is den Mensch helaes verbolgen. Melodie naar Pers, Urania 1648, p. 141


 
Hoe legh ick hier in dees el - len - de, Van mijn vijf
 
sin - nen gants be - rooft,
 
Komt siet my aen ghy aerdt - sche ben - de Die van de
 
We - reldt wordt ver - dooft,
 
Ghy die al - tijdt in y - del
 
sae - cken Soecktu - wen gheest soo te ver - mae - cken.

Tussen Alberts zetting en het Nederlandse lied bestaan een formele en een literaire ontleningsrelatie maar geen muzikale (FL). Hetzelfde geldt voor een aantal andere uit het Nederlands vertaalde liederen die in Duitsland van nieuwe muziek voorzien zijnGa naar eind71. Goed beschouwd is hier geen sprake van een muzikaal contrafact, dat wil zeggen van een liedtekst op een bestaande melodie, maar van een literair contrafact van een liedtekst, welk contrafact weer op muziek is gezet. Het is overigens denkbaar dat Roberthin de melodie van het Nederlandse lied wel heeft gekend en daar ook naar heeft gewerkt, maar dat zijn bewerking desondanks door Albert opnieuw op muziek gezet is.

eind67
Den nieuwen lusthof 1607, p. 83.
eind68
Heinrich Albert, Arien 2-7, uitgave Bernouilli 1958 deel 1, p. 50.
eind69
Haerlems oudt liedtboeck ca. 1640, p. 108.
eind70
Uit Pers' Urania 1648, p. 141.
eind71
Meer voorbeelden in Grijp 1991.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken