Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw
Afbeelding van Het Nederlandse lied in de Gouden EeuwToon afbeelding van titelpagina van Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

Scans (22.45 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw

(1991)–Louis Peter Grijp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Doorlopende ontlening

Vergeleken met initiële ontlening, beperkt tot de eerste regels of uitgebreid tot de eerste strofe, komt doorlopende ontlening in het Renaissancelied maar weinig voor. Wellicht juist daardoor hebben twee van dergelijke ontleningen door Revius een zekere bekendheid gekregen. Beide liederen, geciteerd op pp. 69 en 70, hebben als model een lied van Hooft: ‘Windeken’ en ‘Vluchtige nimph’. Als voorbeeld van een doorlopende ontlening zal ik een minder bekend lied volledig aanhalen: Jodocus van Lodensteins ‘Jesus getrouwe liefde voor de wereldt verkoren’ (1659). Het is ook al gebaseerd op Hooft, ditmaal op ‘Het vinnich stralen van de Son’, dat we eerder in Revius' middaggebed alleen initieel nagevolgd hebben gezien.

[pagina 86]
[p. 86]

Hooft Lodenstein
Het vinnich stralen van de Son Het vinnig stralen van de Son,
Ontschuil ick in 't bosschage; Ontschuyl ick in dees' lommer:
Indien dit bosje clappen con, Oh! of dit bosje klappen con,
Wat melden 't al vryage! Wat melden 't al een commer?
 
Vryage? neen. vryage? jae, 't Becommert hert hier treuren gaat
Vryage sonder menen; Als 't sig, helas! bedrogen
Van hondert harders (ist niet schae?) De wereld daar het hert opstaat,
Vindtm'er getrouw niet eenen. En sijn beloft vindt logen.
 
Een wullepsch knaepjen altijt stuirt Alleen mijn Herder altijt stuyrt,
Nae nieuwe lust sijn sinnen, Na d'oude liefd sijn sinnen:
Niet langer als het weygeren duirt, Of 't weygren lang hertneckig duyrd',
Niet langer duirt het minnen. Stantvastig duyrt sijn minnen.
 
Mijn hartje treckt mij wel soo seer, Dies treckt mijn hertje u so seer,
Soo seer, dorst ick het wagen, So seer, en ick sal 't wagen:
Maer neen, ick waeg' het nemmermeer, Want die my haren min bien meer
Haer minnen sijn maer vlaegen. Haar minnen sijn maar vlagen.
 
Maer vlaegen, die t'hans overgaen, Maar vlagen die thans overgaan,
En op een ander vallen; En met een schicht vervallen.
Nochtans ick sie mijn vryer aen Ick sie alleen mijn Herder aan
Voor trouste van haer allen. Stantvastig onder allen.
 
Maer oft 't u miste domme maeght, Maar of 't u miste blinde maagt,
Ghij siet hem niet van binnen. Al vast verliest g'uw lusten.
Dan 't schijnt wel die geen rust en waeght, 'T is seker die geen lust gewaagt,
Can qualijck lust gewinnen. En vind nog heyl nog rusten.
 
Oft ick hem oock lichtvaerdich von, Dus mijm'rend treck ick na mijn Son
En 't bleef in dit bosschage, En wagt hem in dees' lommer.
Indien dit bosje clappen con, Oh! of dit bosje clappen con
Wat meldet al boelage!Ga naar eind113 Wat meldent al een commer!Ga naar eind114

Een vergeestelijking dus, waarin de aardse liefde wordt getransformeerd naar de liefde van en voor God. Lodenstein lijkt woordelijk zo min mogelijk aan Hoofts lied te hebben willen veranderen. In de eerste strofe is eigenlijk alleen ‘vrijage’ vervangen door ‘kommer’. Weliswaar verschilt de tweede strofe van het model, maar dit is noodzakelijk om het lied een dusdanige draai te geven dat verder doorlopend kan worden geparodieerd. Want dat is wat er hier gebeurt: middeleeuwse contrafactuur (‘Durchparodie’) in Renaissancekostuum. Of

[pagina 87]
[p. 87]

Lodenstein zelf zich op oude geestelijke liederen heeft georiënteerd valt moeilijk te zeggen, maar hij heeft ongetwijfeld aan Revius gedacht. Laatstgenoemde schreef immers precies zulke geestelijke parodieën op Hoofts tweelingliederen ‘Windeken’ en ‘Vluchtige nimph’, maar kwam bij ‘Het vierich stralen vande son’ niet verder dan een initiële ontlening. Toch vormt ook dat met ‘Windeken’ een paar: de succesvolle openingsnummers van Granida. Zo althans zal Lodensteins redenering ongeveer zijn geweest.

Eén aspect heb ik bij Lodensteins navolging nog niet genoemd: het aantal strofen, en daarmee het aantal versregels, is gelijk aan dat bij Hooft. Dit lijkt een triviale constatering, een uitvloeisel van het gevolgde procédé, maar het betreft hier tevens een soort waarmerk voor getrouwheid in de navolging, vooral bij vertalingen. Bij de psalmberijmingen bijvoorbeeld speelt de gelijkheid van het aantal strofen een grote rol. Datheen zelf volgde Marot en De Bèze in dit opzicht tot op de halve strofe nauwkeurig (vgl. p. 211). Ook latere psalmberijmers hielden de oorspronkelijke strofenaantallen aan. Dit had tevens een praktische reden: zo kon men namelijk ongestoord de berijming van zijn eigen voorkeur zingen, dwars door de Datheen-galmende gemeente heen!Ga naar eind115

Een groep contrafacten die verwant is met de doorlopende imitaties van Revius en Lodenstein vindt men in de Madrigalia (1635) van Stalpart van der Wiele. Het betreft hier vertalingen naar meerstemmige originelen. Vele hiervan hebben weliswaar slechts één strofe, zodat het criterium van het gelijke aantal strofen enigszins triviaal is, maar de intentie komt overeen: de wereldlijke onderwerpen worden vergeestelijkt middels een techniek die soms sterk in de richting gaat van doorlopende ontlening. Een voorbeeld uit het eerste madrigaalboek van Luca Marenzio:

 
Dolorosi martir, fieri tormenti,
 
Duri ceppi, empi lacci, aspre catene,
 
Ov'io la notte, i giorni, hore en momenti,
 
Misero piango il mio perduto bene,
 
Triste voci, querele, urli e lamenti,
 
Lagrime spesse e sempiterne pene
 
Son' il mio cibo e la quiete cara
 
Della mia vita oltr' ogni assentio amara.

Stalpart betrekt deze zwaar aangezette klacht over ‘verloren goed’ op de hel:

 
O Vader Abraham, 'k en kan niet duren
 
In d'onlijd'lijcke hette van d'helsche gloeden.
 
Des ick by nachten, daghen, stonden end' uren
 
Eeuwelijck schrey, 't verlies van d'hooghste goeden.
 
Ay my! geknars der tanden, huylen en jancken,
 
Zwavel, vyer, tangen, platen, pleyen, bancken,
 
Zijn hier de minste porcy onser erven,
 
Maer 't swaerst van allen het aenschijn Gods te dervenGa naar eind116.

De zin van Stalparts methode is voor een groot deel gelegen in het karakter van zijn voorbeelden: meerstemmige madrigalen waarin de relatie van woord en toon essentieel is. Door dicht bij de oorspronkelijke tekst te blijven kan er iets van de madrigalismen in het contrafact behouden blijven. De aangehaalde passage ‘Triste voci, querele, urli e lamenti’ bijvoor-

[pagina 88]
[p. 88]

beeld wordt door Marenzio uitgebeeld in affectvolle muziek, die ook zinvol is bij Stalparts tekst ‘Ay my! geknars der tanden, huylen en jancken’. Men vergelijke soortgelijke tekstuitbeeldingen in de contrafactuur van Cats en Krul (p. 39) uit vrijwel dezelfde tijd (1634).

eind113
Granida (1605), vs. 1.
eind114
Buijnsters 1971, p. 89.
eind115
Luth 1986 deel 1, p. 116.
eind116
Guldejaers feestdagen, p. 1275; uitgave Van der Heijden 1960, p. 121, met de volgende vertaling van het oorspronkelijke Italiaanse madrigaal:
 
Pijnlijke martelingen, wrede kwellingen,
 
Harde boeien, meedogenloze strikken, ruwe ketens,
 
Waarin ik gedurende de nacht, de dagen, de uren en de ogenblikken
 
Ongelukkig mijn verloren goed beween,
 
Droeve woorden, geweeklaag, kreten en klachten,
 
Talrijke tranen en eeuwige smarten,
 
Dit alles is nu mijn spijs en de dierbare rust
 
Van mijn leven, boven elke bitterheid bitter.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken