Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe hoort het eigenlijk? (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe hoort het eigenlijk?
Afbeelding van Hoe hoort het eigenlijk?Toon afbeelding van titelpagina van Hoe hoort het eigenlijk?

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe hoort het eigenlijk?

(1939)–Amy Groskamp-Ten Have–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Doop.

De doopplechtigheid vindt al naar gelang van den godsdienst, die door de ouders van de doopeling beleden wordt, plaats op verschillende tijdstippen na de geboorte.

Kinderen van Hervormde ouders worden vier tot acht maanden na de geboorte gedoopt en veelal door de jonge moeder zelf ten doop gehouden; van Gereformeerde ouders twee of drie weken na de geboorte.

Een vaste regel hiervoor bestaat niet. Is een kind zwak of de moeder slechts zeer langzaam herstellende of zijn er andere bezwaren, dan is er niets tegen den doop te doen plaats hebben op een later tijdstip.

Niet alzoo bij de Katholieken, waar de pasgeborene binnen vierentwintig uur gedoopt wordt.

Bij de Israëlieten heeft onder normale omstandigheden de Besnijdenis plaats op den achtsten dag van de geboorte af.

Na terugkomst uit de kerk heeft er desgewenscht een doopmaal plaats, dat - indien de doop des morgens plaats vindt - uit een uitgebreide lunch zal bestaan en indien de doop des middags plaats vindt uit een uitgebreide thee, waar ook kandeel wordt geschonken en verder alles toegaat zooals bij een gewone theepartij.

Heeft om een of andere reden de doop plaats ten huize van de doopeling dan zal hiervoor een kamer in gereedheid worden gebracht: Men zet stoelen in het rond in een dubbelen of enkelen kring, plaatse vazen met witte en rose bloemen en groene planten ter versiering op tafels, kasten en schoorsteen, terwijl de doopvont - waarvoor een zilveren schaal of bak dienst doet - op een niet te laag tafeltje wordt geplaatst in het vrijgehouden middengedeelte van de kamer.

Het tafeltje wordt met een kanten kleed gedekt waarop men desgewenscht ook eenige bloemen neerlegt. Men zorge er voor tusschen de stoelen twee loopgangen vrij te houden voor degene, die het kind af-en-aandraagt.

Men zorge er voor, dat degene, die de doop verricht een kamer ter zijner beschikking vindt om zoo noodig daagsche kleeding tegen het ambtsgewaad te kunnen verwisselen.

[pagina 94]
[p. 94]

Vindt de doop aan huis plaats dan nemen de gasten eerst hun plaats in; vervolgens treedt de dominé binnen en neemt plaats naast het doopvont, waarna de doopeling binnengebracht wordt. Als peetvader en -moeder worden familieleden of intieme vrienden aangezocht.

Wordt men uitgenoodigd peetvader of -moeder te zijn dan dient men dit te beschouwen als een eer, waarvoor men met goed fatsoen niet kan bedanken.

Daarom wordt veelal tevoren gepolst of het iemand aangenaam zou zijn indien een jeugdige wereldburger zijn (of haar) naam zal dragen.

Op een peetvader of -moeder kan men geen enkel wettig recht doen gelden.

Ook bij de Protestanten wordt er echter altijd min of meer op gerekend, dat de peetvader of -moeder het peetekind in moeilijkheden zal bijstaan en op zijn minst af en toe extra zal bedenken. Bij de R.K. nemen peetvader en -moeder veel meer de plaats van geestelijke ouders in, evenals bij de Israëlieten.

De Besnijdenis vond tot voor tamelijk kort geleden bij voorkeur plaats in de Synagoge. Thans is dit echter niet meer gebruikelijk. Men geeft er de voorkeur aan de zuigeling niet bloot te stellen aan het vervoer en de atmospheer in de volle Synagoge.

Van welken godsdienst de doopeling ook zij, de moeder zal de zuigeling steeds in een fraaie lange draagjurk met lange mouwtjes kleeden, een doopjurk, die van het fijnste dunne batist met handborduursel en dunne Valencienne kant gegarneerd gekozen wordt en gedragen over een even lange onderjurk.

De jurk wordt met breede wit satijnen linten versierd.

Bij koud weder hoort hierbij een driekwart lange gewatteerde, pelerine mantel met mutsje welke laatste kleedingstukken tijdens de doopplechtigheid worden uitgetrokken.

In Katholieke streken ziet men de pasgeboren doopelingetjes onder een fraai geborduurd kleed naar de kerk gereden of gedragen worden.

De Besnijdenisjurk der Israëlitische zuigelingen bestaat vaak uit een prachtig geborduurde satijnen of zijden jurk, met franje afgezet en middenvoor van hals tot zoom geheel open. De geschenken, die peetvader of -moeder of anderen den doopeling geven bestaan uit: een zilveren kroes, een paplepel, een lepel en vork garnituur, een zilveren papkommetje met lepel, een rammelaar

[pagina 95]
[p. 95]

e.d. Natuurlijk kan men ook andere zaken schenken maar meestal wordt bij deze gelegenheid iets blijvends gegeven met ingegraveerden datum.

Doopsel en vormsel in de R.K. Kerk.

Volgens de kerkelijke wet mag de plechtige toediening van het doopsel niet anders geschieden dan met water, dat daarvoor gezegend is. Gebruik van niet gezegend water maakt echter de handeling niet ongeldig.

De oorspronkelijke schoone beteekenis van den doop, die aanvankelijk uit een algeheele onderdompeling bestond, was een begraven van den ouden mensch gevolgd door een geestelijke herrijzenis.

Een geheele of zelfs maar gedeeltelijke onderdompeling wordt door de kerk niet als een vereischte beschouwd tot de geldige toediening van het doopsel.

Daar de beteekenis van het doopsel in wezen die van een geestelijke reiniging en vernieuwing is, neemt de kerk aan, dat elke afwassching, besprenkeling of begieting voldoende symbolisch dit begrip weergeeft.

Volgens de gewoonte wordt het doopsel toegediend door begieting.

Dezelfde persoon, die de begieting verricht, spreekt de doopformule uit.

Peter en meter zijn zij, die bij den doop namens het kind het doopsel vragen, de doop beloften afleggen en het kind ten doop houden.

Zij nemen hierbij de verplichting op zich, dat hun petekind in den katholieken godsdienst wordt opgevoed en zich aan de voorschriften en gebruiken zal houden.

Zij, die als peter of meter willen optreden moeten: de bedoeling hebben het peterschap met de verplichting te aanvaarden; zij moeten katholiek zijn en geen vader, noch moeder, noch echtgenoot van den doopeling zijn.

Zij moeten zijn aangewezen door daartoe bevoegde personen en zij moeten bij het doopen persoonlijk (of door een gemachtigde) de(n) doopeling vasthouden of aanraken of hem uit de doopvont opheffen of uit de handen van den bedienaar overnemen.

Zij, die de H.H. wijdingen ontvingen mogen geen peter of meter zijn, noch novicen of geprofesten. Op deze verbodsbepalingen zijn

[pagina 96]
[p. 96]

echter uitzonderingen. De ordinaris en de overste kunnen in bijzondere gevallen verlof geven, dat hiervan wordt afgeweken.

Het geven van den naam van een patroonsheilige aan een doopeling is niet door de kerkelijke wet als eisch gesteld. Het wordt echter wel gewenscht en aangeraden door de kerk.

Het vormsel wordt door de katholieken beschouwd als voltooiïng van het doopsel, en wordt daarom het tweede sacrament genoemd.

Na het bedienen van het doopsel zalft de priester de(n) gedoopte met chrisma (zalf-olie; één van de drie H. oliën, die door den bisschop op witte Donderdag gewijd worden) op het hoofd en wel in den vorm van een kruis.

De volgende ceremonie is de handoplegging door den priester en gebed.

Bij deze symbolische handoplegging worden de doopelingen niet door den priester aangeraakt.

Vervolgens heeft de zalving van het voorhoofd met chrisma plaats en ten slotte ontvangt de doopeling een lichte kaakslag, waarbij de priester de woorden spreekt: Vrede zij met U.

Oorspronkelijk was deze kaakslag een vredeskus. Later, vooral bij kleine kinderen, veranderd in een streeling over den wang en nog weer later omgevormd in de lichte kaakslag, die vertolkt wordt als de ridderslag van de Christen.

Volgens de tegenwoordige kerkelijke wetgeving mag het vormsel niet worden toegediend vóór het zevende jaar of daaromtrent, behalve in doodsgevaar van het kind of als de bedienaar om gewichtige redenen het noodig acht.

Bij het toedienen van het vormsel is de aanwezigheid van één peter of van één meter vereischt. Een peter voor een jongen, een meter voor een meisje.

Hij of zij moet, terwijl het sacrament bediend wordt, persoonlijk (of door een gemachtigde) den vormeling aanraken. Volgens de gewoonte leggen de peter of de meter de rechterhand op den rechterschouder van den vormeling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken