Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 308]
[p. 308]

[17]
Otium

Het is een gemeenplaats dat de bloei van de retorica in de tijd van Cicero bij voorbeeld samenhangt met de onzekere, door vaak gewelddadige partijstrijd gekenmerkte tijd van de republikeinse vrijheid. Als het om onzekere zaken gaat, om vitale waarden die ingeroepen moeten worden om het partijbelang te steunen of het eigenbelang te maskeren, dan voelt de retoricus zich uitgedaagd. Maar men moet zich niet laten verblinden door het spektakel van de geniale, klassieke, redenaars.

In de gezapige keizertijd bloeiden de retorenscholen als nooit tevoren, en retoren konden ongekende carrière maken, vooral als ze als huisleraar van keizers waren begonnen.

Er treedt wel een verschuiving op in de waardering van de drie retorische genres. Het deliberatieve genre verliest aan belang, omdat het voor de rust beter is de belangrijke beslissingen aan de keizer en zijn omgeving over te laten, de juridische pleidooien worden van hun interessante ideologische facetten ontdaan omdat een strijd over waarden ook al niet in het belang van de rust is - de samenleving is conservatief geworden - en ze worden dus meer vaktechnisch-juridisch. Het gevolg is dat het demonstratieve genre aan belangrijkheid wint: elegante gelegenheidstoespraken, als welkomsten afscheidswoorden en huldigingen. Daarnaast neemt wat wij nu literatuur noemen, en wel speciaal de poëzie, in aanzien toe. In [11] had ik de literatuur tot het epideiktische genre gerekend, en daarbij een onderscheid gemaakt tussen epideiktische en ostentatieve redevoeringen. De epideiktische genres werden daar, samen met de juridische en deliberatieve genres, tot de praktische redevoeringen gerekend; de welkomst-, afscheids- en huldigingstoespraken horen, als alle gelegenheidstoespraken, tot de praktische redevoeringen. Maar daar tegenover stonden, in die indeling, de zuiver ostentatieve werken, die geen praktisch, maar louter een esthetisch nut afwerpen.

Ik wil deze tegenstelling nu enigszins verschuiven door een tweedeling te maken tussen de redevoeringen die tot de praktijk van de redenaar behoren, en die teksten die bij voorkeur geproduceerd worden in de vrije tijd, het otium. We kunnen het beste uitgaan van de negatieve omschrijving negotium, Grieks: ascholia. Elke specialisatie in welk beroep dan ook is onnet, en een Cicero die juridische of politieke pleidooien houdt, zou niet graag een beroepsadvocaat of

[pagina 309]
[p. 309]

beroepspoliticus genoemd willen worden. De Romein uit de oude republiek kon zich naast de zorg van zijn landgoed maar één inhoud van negotium voorstellen, en dat was de dignitas van de staatszaak waaronder naast de krijgsdienst het pleiten stond met het algemeen belang, res publica, voor ogen. Negotium was politieke bezigheid, elke andere bezigheid heette otium, en was slechts gerechtvaardigd als zij tot ontspanning en verzameling van krachten diende. Otium cum dignitate klonk oorspronkelijk paradoxaal.Ga naar eind1 Voor de Grieken lag de positieve waardering van de scholè eenvoudiger. Het geluk is te vinden in de scholè, zegt Aristoteles bondig.Ga naar eind2 In het vijfde-eeuwse Athene wordt het daarom eenvoudiger een heel scala van situaties te vinden, die maken dat men genoeg heeft van het maatschappelijk leven, van Ion uit Euripides' tragedie, die schrikt als hij hoort dat hij zijn baantje van tempeldienaar moet opgeven om naar de grote stad te gaan, tot Pisthetairos en Euelpides, twee Atheense burgers, die, gedegoûteerd door de polypragmosyne, de bemoeizucht die de grootste ondeugd is van de democratie, op zoek gaan naar een ongestoord leven, en dat denken te vinden in het Wolkenkoekoeksheim van de Vogels, in Aristophanes' komedie. Bij wie komt die gedachte niet op! Het verlangen begint wanneer je ontdekt dat je ironisch wordt tegenover je collega's en achter hun rug om gaat roddelen. Uiteraard is vakantie een verfrissend compromis.

Dat de gedachte zo vaak opkomt wordt veroorzaakt door het feit dat de menselijke samenleving door onrechtvaardigheid en afhankelijkheidsrelaties wordt gekenmerkt. In meer religieus gerichte culturen wordt men monnik.

Voor de Romein was het moeilijker zich te rechtvaardigen als men de negotia de rug toekeerde om zich aan zijn otium te wijden. Het is opvallend hoe veel argumenten Sallustius nodig heeft in zijn voorwoorden voor zijn geschiedwerken. Hij ontkent niet dat politiek de enige waardige bezigheid is, hij wijst erop dat hij ambten heeft bekleed, maar hij is in zijn politieke leven op zulke verdorvenheid van zeden gestoten en zulke karakterloosheid dat hij ervan begon te walgen. Zijn otium is geen luiheid, socordia atque desidia, hij wil nuttig bezig blijven, en wijdt zich daarom aan het schrijven van geschiedenis, even nuttig als het bedrijven ervan.Ga naar eind3

In de keizertijd is voor Seneca een terugtrekken uit staatszaken alleen gerechtvaardigd als de staat hopeloos corrupt is; dan pas mag men zich volledig wijden aan de res publica maior van de filosofie.Ga naar eind4 Hier hebben we de Romeinse houding, in haar meest extreme vorm,

[pagina 310]
[p. 310]

bij de republikein Sallustius, en bij de stoïcijn uit de keizertijd Seneca. Dit was de echt Romeinse opvatting die ook door Cicero werd aangehangen toen hij tijdelijk politiek buiten spel stond, en zijn gedwongen otium wijdde aan de filosofie, hopend op de tijd van terugkeer in de politiek.

Het otium dient gevuld te worden, niet met luiheid en nietsdoen, maar met studia humanitatis; een otium zonder literatuur is de dood en begrafenis van een mens bij zijn leven, zei Seneca. De studia humanitatis maken de mens pas werkelijk humaanGa naar eind5 en dit ideaal staat natuurlijk in tegenstelling tot het nietsdoen, slechts gevoed door brood en spelen, van het gewone volk. Het verlangen naar een otium gewijd aan literatuur en zelfstudie komt bij voorbeeld in de renaissance weer op bij humanisten als Montaigne. Ook hier kunnen de redenen zich over een scala uitstrekken, van eenvoudig verlangen naar rust tot uitgesproken afkeer van het onoprechte hofleven.

Het lezen van literatuur is bij uitstek vrijetijdsbesteding, maar daar hoorde - tot de achttiende eeuw - ook het schrijven van literatuur veelal toe. Een beroepsschrijver - broodschrijver - is al even vulgair als een beroepsredenaar, hij heeft tot taak de daden van zijn opdrachtgever te vereeuwigen en hij kan zijn waardigheid alleen redden door ironisch te verkondigen dat Achilles zonder Homerus onberoemd zou zijn gebleven. Ariosto doet dat meesterlijk.Ga naar eind6 Alleen in sommige perioden, zoals na de napoleontische oorlogen als het krijgsmansbedrijf niet zo veel lauweren of de gunst der vrouwen meer kan opleveren zullen aanzienlijken - als Vigny - besluiten zich dan maar geheel aan het schrijven van literatuur te gaan wijden, die immers de zelfde beloningen in het vooruitzicht stelt. Maar de aristocraat die zich tot schrijven zet, wordt ongewild herinnerd aan de stokslagen waar zijn voorouders hun hofschrijvers op plachten te trakteren.Ga naar eind7

eind1
E. Bernert, ‘Otium’, Würzb.Jahrb.F.Altertumswiss. 4, 1949/50, blz. 89 e.v.: ‘Von allen Beschäftigungen (negotia) is nur eine des Römers würdig: die politische Tätigkeit; jede andere Tätigkeit is daher otium und hat nur insoweit Berechtigung, als sie zur Entspannung und Sammlung neuer Kräfte dient oder durch aussergewöhnliche Verhältnisse erzwungen ist; aber auch dann darf das otium nicht zur desidia werden, sondern muss einen Eigenwert haben, der in der Förderung der Gemeinschaft liegt.’ Uitgebreid: J.M. André, L'Otium, dans la Vie morale et intellectuelle romaine, Brive 1966, voor Cicero, blz. 79 e.v.
eind2
Aristoteles, Ethica Nicomachea, x, 7, 1177b 4, e.v.; in het algemeen: F. Solmsen, Kleine Schriften, ii, Hildesheim 1968, ‘Leisure and Play in Aristoteles' Ideal State’ (1964), blz. 1 e.v.
eind3
E. Bernert, ‘Otium’, blz. 94 e.v.; J.M. André, L'Otium, blz. 338 e.v.
eind4
Seneca, De Otio.
eind5
Aulus Gellius, Noctes Atticae xiii, 14, Loeb ed. ii, 456: ‘“humanitatem” appellavetunt id propemodum quod Graeci “paideian” vocant, nos “eruditionem institutionemque in bonas artes” dicimus. Quas qui sinceriter percupiunt adpetentque, hi sunt vel maxime humanissimi...’
eind6
Zie de wat neerbuigende verdediging door Cicero van de dichter Archias, in de nuttige uitgave van H. en K. Vretska, Marcus Tullius Cicero pro Archia Poeta, Darmstadt 1979, waarin ook de invloed en verwante thema's worden behandeld. Met Duitse vertaling, dus werkelijk een uitstekende inleiding in de lectuur van een groot redenaar. Voor de eeuwige roem van de kunstenaar, M.R. Lida de Malkliel, L'Idée de la Gloire dans la tradition occidentale, Paris 1968, over de dichter - vooral Horatius - die beroemdheid verleent. Het aardigst vind ik Ariosto, Orlando Furioso xxxv, 22 e.v., naar aanleiding van de allegorie van de Tijd op de maan (waar alles terechtkomt wat mensen kwijtraken):
 
‘Oh bene accorti principi e discreti,
 
che seguite di Cesare [= Augustus] l'esempio
 
e gli scrittor vi fate amici, donde
 
non avete a temer di Lete l'onde!’
eind7
V. Fournel, Du Role des Coups de Baton dans les relations sociales et en particulier dans l'histoire littéraire, Paris 1858.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken