Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 473]
[p. 473]

[19]
Het Orphisch aition

Ik zal eerst de samenvatting geven van een tekst van de Griekse kerkvader Clemens van Alexandrië, en wel omdat hij twee regels citeert die er betrouwbaar oud uitzien. Hij noemt Persephone consequent Pherephatta, de Attische versie van de naam. Het ziet er dus naar uit dat hij op zijn minst gedeelten van de Telete van Onomacritus onder ogen heeft gehad (Fr. 34 en 35 k):

‘De mysteriën van Dionysus zijn zuiver onmenselijk. Hij was nog een kind en de Koureten dansten om hem heen in gewapende beweging. Toen doken de Titanen heimelijk op en ze verleidden hem met kinderspeelgoed, en die Titanen zijn het die hem in stukken hebben gescheurd, hoewel hij nog een onnozel kind was. Orpheus uit Thrakië, de dichter van de Teletai noemt
 
de tol en de rhombos en poppen met beweegbare ledematen en gouden appels van de helder zingende Hesperiden.
 
Het is niet onnut om u de nutteloze symbolen van deze heilige reiniging ter kennismaking aan te bieden: bikkel, bal, tol, appels, spiegel, vlok wol. Athene die het hart van Dionysus had weggenomen kreeg de naam Pallas van ‘pallein’, kloppen. De Titanen die hem verscheurd hadden zetten een lebes [ketel] op een drievoet, ze gooiden de ledematen van Dionysus erin en ze kookten ze eerst, daarna staken ze ze op speten en hielden ze boven het vuur. Later verscheen Zeus, misschien als hij een god was omdat hij aan de walm van het geroosterde vlees deel kreeg, want uw goden zijn het erover eens dat ze dat als ereportie krijgen. Hij mishandelde de Titanen met zijn bliksem en hij vertrouwt de ledematen van Dionysus toe aan zijn zoon Apollo om te begraven. Deze was niet ongehoorzaam aan Zeus, en hij brengt het verscheurde lijk naar de Parnassus en begraaft het.’
Clemens somt andere symbolen op dan hij in de dichtregels noemt; de rhombos, een ruitvormig stuk metaal dat aan een touw rondgedraaid een brommend geluid maakt, ontbreekt. Vandaar dat ik denk dat hij een oude tekst citeert, en dan wel van Onomacritus zelf. ‘Van de helder zingende Hesperiden’ is een citaat uit Hesiodus, op die manier verleende Onomacritus zijn poëzie de illusie van oudheid; het was natuurlijk de bedoeling dat de lezer dacht dat het andersom was.

[pagina 474]
[p. 474]

Het verhaal is niet volledig. Uit andere bron, bij voorbeeld Firmicus Maternus (Fr. 214), ontleen ik dat Zeus op reis was gegaan en het kindje Dionysus op zijn troon had gezet. Hera had als jaloerse echtgenote de Titanen aangezet. Ik geef nog de volgende aanvullingen: Zeus was niet alleen aangelokt door de offergeur, maar, aangezien het een offer betrof, uitgenodigd om als god aan de offermaaltijd deel te nemen. Toen hij merkte dat zijn zoon was geslacht trapte hij vol afschuw de offertafel om, en het gevolg van de bliksem was een onweersbui: de zondvloed, die tegelijk een ramp en een reiniging is.

Ik vraag me nu af of de Titanen Dionysus wel met hun handen hebben verscheurd, of dat ze dat hebben gedaan door wild met een mes te hakken, zoals dat ritueel in Delphi met het Neoptolemeïsche offer gebeurde, dat op die manier dan een imitatie zou zijn van het offer van Dionysus, of zoals dat wellicht historisch was gebeurd met de aanhangers van Kylon. Mijn bron Firmicus Maternus spreekt van membra concisa, in stukken gesneden ledematen. De zaak is van belang omdat ik in mijn boek te lichtvaardig de sparagmos, het levend verscheuren, van Pentheus heb gezien als imitatie van de sparagmos van Dionysus. Ik kan me daarvoor verdedigen, want juist ik heb in het licht gesteld dat het kenmerkend is voor de sparagmos van Pentheus dat hij wel een rituele herhaling van de offerdood van Dionysus is, maar zich als straf van de oorspronkelijke misdaad onderscheidt. Daarenboven wordt de term sparagmos echt voor de offerdood van Dionysus gebruikt, en de rituele sparagmos wordt nadrukkelijk als imitatie van het lijden van Dionysus opgevat. Ik citeer een passage met een iets andere terminologie. Een scholiast noteert op de geciteerde passage van Clemens (Dind. i, blz. 433): ‘Zij die deelnamen aan de mysteriën voor Dionysus aten rauw vlees, zich wijdend ten teken van de sparagmos die Dionysus ondervond door de Maenaden.’ Maenaden overigens, niet Titanen!

De Franse structuralist M. DetienneGa naar eind1, die in het spoor van Lévi-Strauss veel oog heeft voor de tegenstelling gekookt-rauw heeft mij echter de ogen geopend voor een structureel onderscheid, dat het verschil tussen het lijden van Dionysus als offer/misdaad, en het lijden van diegenen die zich in de mysteriën reinigden van de erfzonde door een offer/straf, kan verduidelijken. De sparagmos van Dionysus wordt immers niet gevolgd door een omophagie, een rauw opeten. De Titanen bedrijven een spijsoffer, zij het in perverse volgorde. Een van de problemen die aan Aristoteles worden toegeschreven

[pagina 475]
[p. 475]

luidt: ‘Hoe komt het dat het geen gebruik is om eerst te koken en dan te roosteren; soms vanwege dat wat wordt gezegd in de Telete?’

De volgorde van het offer is verkeerd, de Titanen koken eerst, dan pas roosteren ze de splanchna aan de speten. De omgekeerde volgorde heeft te maken met het klassieke spijsoffer. Daar wordt immers pas na de offerhandeling gekookt; iedereen kan er nu van eten, het vlees is ontzield, gedesacraliseerd. De perverse volgorde van het offer van de Titanen maakt het misdadig karakter van hun handeling duidelijk; ze koken al, voordat ze de splanchna geroosterd hebben. Ik denk dat ze alleen maar van het vlees hebben kunnen proeven, want het verhaal gaat verder: Rhea heeft de stukken weer aan elkaar gezet, en Apollo heeft het lijk begraven, volgens Onomacritus op de Parnassus, waar Atheense Bacchanten samen met hun Delphische zusters in de vijfde eeuw inderdaad hun orgia vierden. Later, laat in de vierde eeuw, vond Dionysus zijn graf in de nieuwe Apollotempel in Delphi.

Dit is het eerste deel. Er is een vervolg, en daarvoor volg ik Firmicus Maternus, een christen die keizer Constantijn aanspoort het heidendom radicaal uit te roeien (Fr. 214 k, blz. 235):

‘Om de woede van de razende tiran te verzachten stellen de Kretenzers een religieus feest in op de dag van de begrafenis, en ze verrichten in een trieterische consecratie een jaarlijks offer, waarin ze alles in de volgorde verrichten wat de jongen in zijn sterven of leed of deed. Zij verscheuren een levende stier met hun tanden, de wrede maaltijden opwekkend in jaarlijkse herdenkeningen, en in de schuilhoeken van de bossen met onwelluidende kreten gillend wenden ze de waanzin van een razende geest voor, opdat men zou geloven dat deze misdaad niet met bedrog maar in waanzin was gedaan. De mand waarin de zuster het hart heimelijk had verborgen wordt vooruitgedragen, onder muziek van fluiten en het gerammel van cymbalen, waardoor, zoals ze voorwenden, de jongen bedrogen was. Zo is ter ere van een tiran door een slaafs gepeupel tot een god gemaakt wie geen graf kon krijgen.’
De terminologie is Euhemeristisch, dat wil zeggen dat Firmicus net doet alsof al die godenverhalen eigenlijk geschiedenissen zijn over wrede koningen. Daar is wel doorheen te zien. Maar men moet oppassen met de polemische toon. Clemens en Firmicus weten heel goed wat ze doen, hun afschuw is op zichzelf christelijk, maar hoort toch ook al tot het Orphisch aition, want daarin worden zowel misdaad als reiniging afschuwelijk voorgesteld. Als Clemens dus zegt

[pagina 476]
[p. 476]

dat de Dionysische mysteria teleon apanthropa zijn, dan gebruikt hij een wending die hem natuurlijk goed uitkomt in zijn polemiek, hij maakt een aardig dubbelzinnig grapje met het woord teleos, volmaakt. Maar het woord wordt in rituele zin gebruikt voor het feilloze offerdier, en is natuurlijk verwant met telete, dat wij vertalen al naar het ons uitkomt met mysterie, inwijding, maar dat toch betekent: door middel van mysterie of wijding wordt een staat van reinheid bereikt; telete is een reinigingsceremonie. Vandaar dat ik in mijn vertaling voor het woord ‘puur’ heb gekozen, ze zijn puur, rein, onmenselijk. De onmenselijkheid van aition en ritueel hoort erbij, ze zijn een noodzakelijke stap naar beneden als voorwaarde voor de reiniging. In de christelijke terminologie een felix culpa, een Fortunate Fall. Hier is de band nog hechter, en juist daardoor een mysterie: de zondeval is als straf deel van de reiniging, vandaar in het ritueel de herhaling van de oorspronkelijke misdaad. Dit is een homeopathische catharsis, men reinigt zich door zijn waanzinnige Titaanse aard zo sterk mogelijk te beleven.

Door zich bij voorbeeld bij het aanschouwen van de tragedie met Pentheus te identificeren, en toch onder leiding van het koor af te leren nu angst en medelijden te hebben. Angst en medelijden afleren, dat is de oorspronkelijke betekenis van de catharsis, en niet: beter integreren of sublimeren. Weg met de angst, maar ook met het medelijden? Geen medelijden met Pentheus? De catharsis leert jonge mannen oorlogsmoed. De soldaat kent geen vrees voor, maar ook geen medelijden met, de vijand. Maar de paradox duikt weer op. Pentheus en Prometheus waren cultuurheroën, Pentheus en Oedipus worden op het moment van hun Hamartia, hun fout door gebrek aan inzicht en van de Peripeteia, de omslag naar het tegendeel, zo verstandig en meelijwekkend mogelijk voorgesteld. De Perzen was een patriottisch drama, maar moet de toeschouwer wel afleren om medelijden te hebben met de wanhopig verslagen vijand, Xerxes? Je moet wel stoïcijn zijn om naar een tragedie te gaan om te testen of je je werkelijk niet laat ontroeren. De tragedie is een val voor de emoties.

eind1
M. Detienne, Dionysos mis à mort, Paris 1977, blz. 163 e.v.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken